Panorama

Blad 
 van 2380
Records 631 tot 635 van 11897
Nummer
1914, nr.14, 1 april 1914
Blad
02
Tekst
Stoom Meubel- en Beeldenfabriek J. Baptist Valleggia Amsterdam MAGAZIJNEN: SINGEL 428, 430, 432. OPGERICHT 1851, SLAAPKAMER* AMEUBLEMENTEN. PAARDENHAAR- EN KAPOK-MATRASSEN. GEGARNEERDE WIEGEN. :: WOLLEN EN DONZEN DEKENS. :: DIVANS. CATALOGUS OP AANVRAAG Royal Worcester & Bon Ton Corsets. De NIEUWE MODELLEN volgen de natuurlijke lijnen van het lichaam en geven een GRACIEUS, EENVOUDIG FIGUUR zonder weerga. GEGARANDEERD VOOR PASVORM, KWALITEIT EN AFWERKING. De NIEUWE MODELLEN in alle prijzen, vanaf Ï3.25 tot Ï25. . VERKRIJGBAAR IN DE VOLGENDE PLAATSEN: A’dam, Magaz. „De Byenkorf”, Damrak, Tel. 6068 en 2639. — Royal Corset Store, Kalverstr. 194.Tel 9969. — A la Taille Elegante, Utrechtschestr ."8 T.3921. AaKen, J. Leerink. Amersfoort, Laurens J. Luycx. Aikmaar,B.W. G. Lienesch. Almelo, J. C. Heemann. Apeldoorn, Magazijn de Nouveauté’s. Arnhem, A. Bastiaanse. Assen, A. van der Laan. Beverwijk, Wed. J. M. Schippers-Majoor. Bergen-op>Zoom, Derwig v. Genk. Bolsward, B. J. Zantman. Boskoop, Gebr. v. d Geur. Breda, «1. A. Joosen. Burg-Texel, M. Kuip. Bussum, „Au Bon Marehé*’, K. W. Tobias. Culemborg, „De Kleine Kapel”. Coevordan, Bulthuis— Smenian. Delft, H. Revermann. Deventer, H &L. Elfrink. Doetlnchem, G. Kutten — Hilferink. Dordrecht, C. Hiensch. Ede, A. Kloosterboer. Eindhoven, Gez. Peeters. Eflkhulzen, B. Ph. Frese. Enschedé, A. J. Weller. Boes, N.v. voorh. F Q. C. den Hollander. Gorlnchem, J. A. Polak. Gouda, H. C. Werning. Groningen, Corset Royal, Heerestraat 104. Den Haag, A. Bastiaanse, Piet Heinstr. 92. Haarlem, F. Wisbrun & Liffmann. Harderwijk,H. Dirksen Mzn. Harlingen, N. Kruisweg. Heerlen, V. Spaetgens—- Verheggen. Heerenveen, J. H. Leefsma. Den Helder, H. Spruit. Helmond, J. A Hattink. Hengelo (0.), H. H.Bonke. ’s-Hertogenbosch, Taverne & De Meere. Hilversum, A. Vlaanderen. — K. Thyssen Co. Hoorn, S. I. De Vries. Kampen, Magaz. „De Vlijt”, Joh. Halter, Koog a. d. Zaan,Jb.Carbaat Leeuwarden, A. Joosten & Co. Lelden, Beuzemaker & Co. Lisse, E. Tissing. Lochem, A. van der Heide, firma M. Gorter. Maastricht. C. Janssen, Markt. Meppei, „De Kleine Kapel”, Sch. Goldsteen. Middelburg, H. Meyer. Nijmegen, Firma Wed. Haspels, Burchtstraat 16-18. Telefoon 163. Oosterhout, Jan Oomen. Oudenbosch, W. Willemse. Oudshoorn, Fa. Niekerk & v. d. Boom. Roermond, P. Henssen Smitshuijzen. Rosendaat, Mais. Schal Srs. CAW’s VULPENHOUDER IS DE BESTE. Verkrijgbaar bij iederen Boekhandelaar, alle Perry-magazijnen en de Importeurs Blikman & Sartorius, Rokin 17, Amsterdam. C. JAMIN GROOTSTE SORTEERING PAASCHARTIKELEN in onze 90 Filialen voorhanden [menthe I VERTE | I En VEliTE ^PARTOUT^ COINTREAU J Rotterdam, H. Sprayt v. Rietschoten, Hoogstr. 268. Schagen, J. H. Schene. Schiedam, J. G. Jacobs. Sittard, H. S. Jaspers— Coenen. Sneek, Gebr. van Bergen. Steenwijk, Mathijs v Goor. Terborg. D Gantvoort J.G.zn Terneuzen, H. M. Voerman—De Pauw. Tiel, Gebr. Levy. Tilburg, R. Gerritse-Smits. Utrecht, A. Bastiaanse. Venio. Gez. v. d. Grinten. Veendam, I loorn bosch & Co. Vlaardingen, Blum & Van Hattum, Vllssingen, Au Bon Marché. Fa. A. de Marcas. Waalwijk, F. L. Rath. — G. Verkade. Wagenlngen, F. W.Wessels. Weesp, Wed. F. Wierper. Weert, Frans van de Laar. Wilöervank, D. M.de Leve. Winschoten, T. de Vrieze. Woerden, D. Engel. Wormerveer, Wed. w. Bakker. Umulden, M. G. van Praag Zaandam, Magazyn „d<- Modegids”. Zaltbommel, J. B. a. Zoet» mulder. Zandvoort, Ant. Bakels. Zeist, A. Wijaands, Mag. De Kroon. Ziertkzee, j. H. Heimbach. Zutphen, Christ. Gruvters. Zwolle, J. J. v. Oostveen. ^ADJUSTO, het ideaal Corset voor forsche en corpulente dames, model 609, als afbeelding. Juist uitgekomen. Van achteren met elastiek-geeren. Van voren met verstelbare trekbanden, waardoor de omvang der heupen van 3 tot 12 cM. verminderd wordt. Onmisbaar voor grootere figuren. In prima grijs en wit contil, gegarneerd met solide broderie, f 1O.—. In prima écru-leder-satin, voor het eerst uitgebracht, f 12.30. WEIGERT IEDERE NAMAAK. De nieuwe Prachtcatalogus is thans verschenen. Franco op aanvraag aan de Firma 1LHISRAËLS, 64 Keizersgracht, AMSTERDAM. EERSTE AMSTERDAMSCHE POETSDOEKENFABRIEK, Weesperzijde (Omval) Telef. Zuid 4366. Amsterdam. Wij leveren Poetsdoeken ter vervanging van Poetskatoen, welke wij na het gebruik aan onze fabriek weder reinigen. Vraagt offerte. Puim 60% besparing. VOOR ALLE AFWIJKINGEN van den NORMALEN HAARGROEI WENDE MEN ZICH TOT DEN HOFKAPPER JUSTMAN JACOB. ’S~GRAVENHAGE. BROCHURE GRATIS CONSULT f 1- ROTOGRAVURE IS HET IDEAAL-PROCÉDÉ VOOR ELK DRUKWERK AMSTERDAM W.P. ROTTERDAM MAAS AmsterdamW.P. vertr. 8.57 v.m., 1.48 en 4.00 n.m. 3 Verbindingen dagelijks in ruim 3/i uur NIET op Zonen Feestdagen. Rotterdam M. vertr. 8.50 v.m., 12.00 en 4.00 n.m. KUNSTTANDEN EERSTE QUAUTEIT M€T K) JAAR GARANTIE A.FL.150 PER TAND VASTE PRIJZEN EFRSTE «LASAEFK ALLEEN CEINTUURBAAN N’ Ö5 AM5TLRDAM JOH.P. WIJNMAN LIJDERS AAN SUIKERZIEKTE. Gaarne wordt op aanvraag franco toegezonden de brochure, uitgegeven door de Mij. Orviëtanose, gevestigd Nicolaïstraat 23, Den Haag, waarin uittreksels uit brieven, o. a. ook van Jhr. Mr. A. F. DE SAVORN1N LOHMAN. Orviëtanose, het middel tegen SUIKERZIEKTE, bewijst het eenige middel te zijn, dat deugdelijk is. KUNSTHANDEL ESHER SURREY HELMSTRAAT 2 - . SCHEVENINGEN TENTOONSTELLING VAN DE NIEUWSTE WERKEN VAN SUZE BISSCHOP-ROBERTSON DAGELIJKS VAN 10—5 ZONDAGS VAN 2—4 DE PROTECTOR Dir. G. HILHORST A.Zn. ZUIDBLAAK 70a - ROTTERDAM Gedurende MaartTENTOONSTELLING van Schilderijen door ANT0N DIRCKX Gezichten van Rome, Venetië, Napels, de Italiaansche Meren, San Rem o, Nervi, Rapallp, Capri. Amalfi, Astrani, Genua, Bellagio, e. m. a. DAGELIJKS VAN 10-5 - ZONDAGS VAN 2—4 TOEGANG VRIJ
PDF
Nummer
1914, nr.14, 1 april 1914
Blad
03
Tekst
1 APRIL 1914 N°- 40 1E JAARGANG GEÏLLUSTREERD :: WEEKBLAD :: UITGAVE VAN A. W. SIJTHOFF’S UITGEVERSMAATSCHAPPIJ REDACTIE EN ADMINISTRATIE: DOEZASTRAAT 1 :: TELEFOONNUMMER 1 :: LEIDEN PRIJS BIJ NUMMERVERKOOP 10 CENT VOOR BELGIË 20 CENTIEMEN IN DE VRIJHEIDSSTAD DOOR JOH. H. BEEN (foto's Vreedenburgh). IT de Middeleeuwen dagteekent het versje van het paardeke met zijn vlassen staardeke, dat naar den Briel reed om visch. Nog herinneren de breede kaaien en het groote, voor een kleine gemeente veel te groote havenstelsel, aan dien tijd van grooten bloei en steeds toenemende welvaart voor de hoofdstad van de landen van Voorne. Toen ontmoetten in den zomer Een zeer zeldzame en eigenaardige plaat van Lumey, Graaf van der Marck, hem op dat gedeelte dier eilanvoorstellende bij de inneming van den Briel op i April 1572. den de schipper uit Zweden en Noorwegen de kooplieden van de kusten van Bretagne en Portugal, en de Engelschen ruilden er hunne waren in tegen de gulden voortbrengselen, die de Duitsche bewoners uit de Rijnstreken van de oevers dezer met wijngaardranken omkranste rivier medebrachten. Allerlei talen werden er gehoord, en, alsof bij zulk een spraakverschil immer een torenbouw moet behooren, zoo verrees in dat tijdperk aan den wijden Maasmond de prachtige kathedraal, welke, evenals de toren van Babel, onvoltooid zou blijven, en door een verstrooiing der veel-talige tijdgenoten gevolgd zou worden. Door verschillende omstandigheden — als daar zijn: watervloeden, groote branden, verzanding in de verschillende waterwegen, een verplaatsing in den trek der haringscholen, die niet meer langs de kust van IN HET MUSEUM. Het bekende opschrift geflankeerd door geuzenvlaggen. Daarachter trom en vaandels enz. van de Geuzen. Schonen maar langs Schotland ging, oorlogen en schipbreuken — verdween de welvaart en daalde den Briel zoodanig van zijn groote hoogte, dat zelfs de regeering van koning Philippus van Spanje ten opzichte van de belasting een uitzondering maakte voor de zwaar geteisterde landen van Voorne. Er werden namens hem een paar Commissarissen tot onderzoek van den toestand afgezonden, en hun verslag, dat nog in wezen is, geeft den indruk, dat. den Briel op dat tijdstip een verloren post was. En wat het strategisch belang van de vesting betrof, deze werd door een uitnemend militair als de Hertog van Alva zoo gering geacht, dat hij een paar jaar later, en wel in den winter van 1571 op 1572 er het garnizoen uit terugtrok, omdat hij dat in Utrecht, ter inning van den Tienden Penning, beter gebruiken kon. De hulp voor de Nederlanders kon uit het Oosten komen, waar de Prins te Dillenburg zonder geld en zonder leger zijn tijd maar moest afwachten, of uit het Zuiden, uit Frankrijk, waar de godsdienstoorlogen telkens van aanzicht wisselden. Maar uit het Westen, waar de branding van de Noordzee toch het lied bruiste van vrijheid en kracht, waar, op die zee, nog geen driehonderd piraten het Alva alleen wat lastig konden maken, op de manier zooals de muggen dat kunnen doen op een zomeravond . . ., uit het Westen verwachtte de toch anders zoo schrandere Hertog geen hulp voor het onder zijn straf bestuur wegkrimpende volk der Nederlanden. Toen, plotseling, is het geringe en weggeworpene uitgekozen om een heerlijk teeken van ongedachte uitredding te worden. ,, t Is niets.” zei Alva, toen hij, te Brussel bezig met het ophangen der om den Tienden Penning „werkstakende” winkeliers, de tijding vernam van het innemen van den Briel door de Watergeuzen. Dit „niets” van Alva . . . was het feit, dat op den onvoltooiden Brielschen toren een vlag was geplant, tot op dit oogenblik zwervende langs de zeeën. Het overblijfsel van het in 1572 verwoeste Brigittaklooster: een gothisch poortje in zeer vervallen toestand. EEN ZEER INTERESSANTE VITRINE IN HET MUSEUM. Hierin bevinden zich o.a. een „zwaard van den gerechte”, een geuzenroer, èn een geuzenpistool, voerwerpen van het admiraalschip van Tromp enz.
PDF
Nummer
1914, nr.14, 1 april 1914
Blad
04
Tekst
I IN HET MUSEUM. „Kavelbak” van het St. Christoffelsgilde e. a., geuzenroer, jacoba-kannetjes, enz. Monumentale pomp uit de 16ê eeuw. Vlak hierbij woonde de timmerman Rochus Meeuwiszoon, die 5 April 1572 het sluisje openhakte, zoodat de Spanjaarden voor het binnenstroomende water moesten vluchten. Graftombe in de St.-Catharinakerk van .den zeeheld Filjps van Almonde, luitenant-admiraal van Holland en West-Friesland. 1711. Het stadhuis, waarin de géuzenkapiteins bijeenkwamen. Gerestaureerd in 1792. In den gevel staat het devies der vrijheidsstad: „Libertatis Primitiae” - (Eerstelingen der Vrijheid). maar nu voor het eerst hel symbool geworden van een volk, dat niet wil, en daarom niet kan ten ondergaan. De vlag van ons vaderland, die gewapperd heeft boven de Ijsbergen van Nova-Zembla zoowel als tusschen de palmen der Oostersche en Westersche tropenwereld; de vlag, die Maerten Harpentszoon Tromp neergevleid heeft over het lijk van Piet Hein, en door hem en Michiel de Ruyter meesteresse geworden is van de zee, werd, als het zinnebeeld van ons volk voor het eerst, toen tegenover een wereldmacht, stout en uitdagend, geplant op den Sinte-Catharinatoren van den Brief Daarom gaat, sedert den eersten April 1572, niet meer bij uitsluiting het paardeke van het Middeleeuwsche liedje naar den Briel om visch ; maar ieder kloek hart, dat blijft gelooven in de waarachtigheid van ons volksbestaan, voelt zich op eiken eersten April getrokken tot de Vrijheidsstad, waarop nog een ander volksrijmpje gedicht is. Het oude, maar zoolang ons volk bestaan zal nooit verouderende, het wel aangevallene maar steeds en desondanks toch altijd triomfeerende: Op den eersten April Verloor Alva zijn bril. EEN PAS ONTDEKT SCHILDERSTUK UIT DE 17E EEUW, SCHOOL RUISDAAL, VAN DEN SCHILDER DIONISIUS VERBURGH Dit schilderstuk is onlangs verkocht in het Venduhuis in de Nobelstraat te 's-Gravenhage. Doordat het zeer vuil was, is het voor weinig geld verkocht, doch nadat de kooper het had laten schoonmaken door den heer de Wilde, bleek het een prachtstuk te zijn en heeft dr. Bredius verklaard dat het stuk was van den karakteristiek Hollandschen schilder Dionisius Verburgh, geb. in 1640. De figuren zijn geschilderd door zijn tijdgenoot Adriaan v. d. Velde. Het stuk, dat een hooge waarde heeft, is in ’t bezit van den heer C. H. Schouten te ’s-Gravenhage. (Foto Ch. Schouten)
PDF
Nummer
1914, nr.14, 1 april 1914
Blad
05
Tekst
0 jfifh DE GEWICHTIGE SERIEROMAN * UIT HEI' ENGELSCH DOOR ROLAND DUNSTER w W verzoek is zeer vreemd en ik moet U zeggen, dat ik gedurende de twintig jaren, dat ik uitgever van dit tijdschrift ben, nog nimmer zoo verrast ben. Wat U mij vertelt, klinktt|ongeloofelijk.” „Dat begrijp ik heel goed. Maar zooals U mij zult toegeven, is de zaak, hoe vreemd zij ook moge schijnen, voor mij eene levenskwestie. Zij is mijn eenig kind. Kan er niets aan gedaan worden ?” De stem van den spreker haperde. „Momenteel kan ik niets beslists zeggen. Om te beginnen ken ik den schrijver van het verhaal niet. Ik ben nimmer op de een of andere wijze met hem in aanraking gekomen. Het recht van uitgaaf kregen wij van een letterkundig agentschap en de roman werd alleen ter wille van de verdienste aangenomen?’ „Maar U zult toch een onderzoek instellen?” „Zeker zal ik dat. Wat U mij heeft verteld, interesseert mij ten zeerste, terwijl het voor onzen roman bovendien eene prachtige reclame is.” De oogen van den uitgever in het duistere vertrek, door welks open venster al het gewoel van het Strand binnendrong, glinsterdfen bij het doen van deze opmerking. Tegenover hem, met zijn hoed, stok en handschoenen op den grond naast hem, zat de andere spreker, een deftig uitziend heer, wiens geheele verschijning den rijken, gezeten koopman deed leeren kennen. „Dit zou het nog in veel grootere mate zijn, wanneer U den schrijver kondt bewegen zijn verhaal om te werken, zooals ik het U voorstel, gelooft U dat ook niet? Ik ben er zeker van, dat de meisjesfiguur in het verhaal mijne dochter heeft betooverd. Zooals ik U reeds vertelde, gelijk de figuur in het verhaal van week tot week tengevolge van onvervulde verwachting in gezondheid afneemt, zoo gaat ook hare kracht langzaam ten gronde. Zij leest de aflevering telkens weer over. Ik heb getracht haar te beletten een exemplaar van Uw tijdschrift in handen te krijgen, maar zonder succes. Het is een eigenaardig zinsbedrog. Alles heb ik gedaan om haar op te wekken; de beste doctoren heb ik geconsulteerd; ik heb er zelfs aan gedacht haar mede naai het buitenland te nemen, maar zij wil niet, en haar dwingen zou gevaarlijk kunnen zijn Ik verzeker, dat het werkelijk ernstig is.” Terwijl hij zijne hand moedeloos op de tafel liet neerzinken voegde de spreker er nog aan toe: „Zij mag niet sterven. Die figuur in Uw verhaal moet gered worden.” De uitgever merkte zweetdroppels op het voorhoofd van zijn bezoeker. Hij hield zijn hand op. „Een oogenblik,” zei hij, „laat ons de zaak onderzoeken.” In het vertrek heerschte stilte toen hij op een electriscbe schel drukte. Een bediende kwam binnen. „Zeg Johnson, dat ik hem wil spreken.” Met eene buiging verwijderde de man zich, en sloot de deur achter zich. De uitgever plaatste de vingertoppen tegen elkaar en tuurde naar het plafond. Oogenschijnlijk dacht hij diep na. Zijn bezoeker keel* hem met halfgesloten oogen aan. Het doordringende in zijn oogen had een smeekende uitdrukking, alsof hij naar uitredding zocht. Toen zijn blik weer naar beneden afdwaalde, zag de uitgever die uitdrukking er in en werd er door bewogen. Met een licht knikje naar de deur antwoordde hij. Bijna tegelijkertijd werd deze geopend. Op den drempel stond een jonge man. „Hé, Johnson, heb je het manuscript van „The Scalps of Commerce” bij de hand?” Terwijl de uitgever deze vraag stelde keerde de Cityman zich om en keek den binnengekomene scherp aan. De bediende wist niets van. het geval. „Behalve wat ter drukkerij is, ja.” „Breng het hier,” was het antwoord van zijn chef. Toen de deur weer werd gesloten, voegde hij er aan toe: „Nu zullen we het spoedig weten.” Er heerschte stilte in het vertrek. Buiten ging het gewoel voort, en het wachten scheen den angstigen vader een eeuw toe. De uitgever was in gedachten verdiept. De deur werd weder geopend met een geknars, dat beiden weder tot de werkelijkheid terug riep. In zijn hand hield de jonge man een in bruin papier gewikkeld manuscriptenboek. „Dit is het,” zeide hij en legde het op het bureau van den uitgever neer. „Dank je, Johnson,” mompelde deze en terwijl de bediende zich terugtrok opende hij langzaam het boek. Het geritsel der bladen vervulde den Cityman met angst. „Wat gebeurt er?” vroeg hij op heeschen toon, en het geluid van zijn eigen stem klonk hem ver weg in de ooren. De man aan het bureau antwoordde niet dadelijk. Het geritsel ging voort. Blad na blad werd omgeslagen. Eindelijk hield het geritsèl op. De oogen van den uitgever waren op het blad voor hem gevestigd. Zijn gelaat stond ernstig en de Cityman zag hem met vrees in de oogen aan. „Wel?” vroeg hij. „Haar dood,” was het antwoord, , is, zooals ik dacht, het natuurlijke, bijna het onvermijdelijke slot van de geschiedenis. Ik weet niet, hoe dit- te veranderen is.’ ’ De ander stond plotseling op. „Het zal niet zoo zijn.” zeide hij met een harden klank in zijn stem. „Ik ben bereid elk bedrag te betalen voor de verandering.” Zijn stem klonk aangedaan. „Zoo noodig, mijn fortuin.” De uitgever keek weer naar zijn boek, waarop een vel blanco schrijfmachinepapier was bevestigd. „Maar wien moeten wij betalen? Ik ken den schrijver nieten voor de verandering hebben wij toestemming noodig.” Even aarzelde de Cityman. Daarna strekte hij zijn hand over de vlakke tafel en terwijl deze door zijn makker werd gegrepen, zei hij met aangedane stem: „U zult mij helpen? U zult trachten het uit te vinden, nietwaar?” Met een warmen handdruk antwoordde de uitgever bevestigend. „Ik zal mijn best doen” zeide hij. De volgende aflevering van „The Scalps of-Commerce” was onveranderd naar den drukker gegaan. Niettegenstaande de vervulling van zijn belofte was het den uit gever niet gelukt den schrijver uit te vinden en het ‘was met een onbestemd gevoel van ongerustheid, ongetwijfeld aangekweekr door het feit, dat hij in het particuliere leven onder de zoogenaamde „huiselijke menschen” werd gerangschikt, dat hij begreep, dat de gezondheid van het meisje uit den roman, wier lot plotseling zulk eene ongewone belangstelling bad verkregen, nog gedurig afnam, en dit, tenzij hij het manuscript veranderde, tot het noodlottige einde zou blijven doen. In zijne gedachten zag hij den levenden roman, die zich naast de verdichte zoo tragisch ontwikkelde. Hij scheen, zooals eene aanhaling uit den roman luidde, te zien „een teer, bleek gelaat, dat gedachteloos en zonder hoop tuurde naar de plaats, waar de zon des avonds onderging.” Hij zag den bezorgden vader met dien smeekenden trek op het gelaat. Het gezicht vervolgde hem, en zijn denkvermogen geraakte in de war. Waarom zou hij het verhaal niet veranderen. Reeds dikwijls bad hij ingrijpende veranderingen aan schrijvers voorgeslagen. Natuurlijk vonden zij dit niet altijd aangenaam, maar de ondervinding ha’d hem bekend gemaakt met „datgene, wat bij het publiek in den smaak viel,” zooals hij het meer dan eens diplomatisch had uitgedrukt, wanneer hij aanraadde een ander slot te maken aan een verontwaardigd schrijver. Hij moest echter bekennen, na eenig nadenken, dat elk ander slot zonder harmonie zou zijn met het zoo schoon getypeerde verhaal, dat de schrijver zoo zorgvuldig had opgebouwd. „Als ik maar eens met hem in aanraking kon komen!” Het Cheltenrock Letterkundig Agentschap, waarvan de firma de rechten voor de serie-publicatie had verkregen en aangekocht, had geantwoord, dat naar hun beste weten de schrijver thans in West-Afrika vertoefde, en dat daar de rechten voor publicatie in boekvorm aan een welbekende uitgeversfirma waren verkocht, en zij geen enkele verandering in de ontknooping kon toestaan zonder de toestemming van den schrijver. Den dag waaiop de maandeditie van het tijdschrift ten verkoop aangeboden werd, ontving de uitgever het volgende telegram: Troosteloos te zien dat de doodsstrijd wordt voortgezet. Kom morgen — D a v i e s. De wanhopige boodschap deed hem bijna het gevoel van een moordenaar krijgen. Gedurende den loop van den dag nam hij een besluit. Hij zou, wat ook de gevolgen zouden zijn, de geschiedenis veranderen. Weer zat de Cityman in het vertrek van den uitgever. Hij scheen gedurende de laatste zes weken aanmerkelijk ' verouderd. Er was echter een hoopvolle klank in zijn stem, toen hij uitriep: „U zegt, dat de schrijver hier om vier uur komt?” En zijn horloge voor den dag halende, voegde hij er aan toe: „Het is bijna al zoo laat.” „Ik ontving deze tijding per telefoon. Eerst gisteren keerde hij uit Boma terug, waar hij voor een firma te Liverpool werkzaam is geweest.” „Goddank! Mijn gebeden zijn verhoord.” „Ik geloof, dat de zaak nu gemakkelijk geregeld zal kunnen worden. Den vorigen dag deelde U mede, dat U bereid zoudt zijn er voor te betalen. Mag ik nu vragen, hoeveel ongeveer?” „O, elk bedrag! Wanneer U dat wenscht zal ik U een blanco chèque geven.” „Ik geloof niet, dat dit noodig zal zijn, maar ik zou toch gaarne een idee willen hebben van de som, die U zich voorstelt.” „Ik" weet niets van dergelijke zaken,” antwoordde de Cityman, terwijl hij een chèque-boekje uit zijn binnenzak haalde. „Zal vijf duizend pond voldoende zijn?” In weerwil van de sombere, treurige houding van den man, kon de uitgever een glimlach niet bedwingen. „Als we nu eens aannemen twee pond per duizend woorden voor den roman, zou ik meenen, dat enkele honderden voldoende zullen zijn,” zei hij. Zonder voorafgaand kloppen werd de deur van her vertrek plotseling geopend en een stem riep : „De Heer Charles Dyke wenscht u te spreken, mijnheer.” De uitgever stond op. De koopman, die met zijn rug naar de deur zat. keerde zich plotseling om. Een jonge man stond met den hoed in de hand op den drempel. ^Achter hem was een bediende. Een oogenblik heerschte de diepste stilte. „Ik vraag U verschooning, mijnheer; ik wist niet, dat U bezet was,” zeide de bediende in uniform. De uitgever wilde juist „binnen” roepen, maar de woorden bestierven op zijn lippen, toen hij de donkere uitdrukking bespeurde, die zich plotseling over het bleeke gelaat van den jongen man verspreidde. Een vlugge blik op den Cityman gaf hem de overtuiging, dat die twee elkaar kenden, en dat zij heelemaal niet met elkaar bevriend waren. De oudere man was plotseling erg rood geworden. De zenuwachtige bewegingen zijner handen en bet samenpersen zijner lippen, waren onmiskenbare teekenen van onderdrukte woede, vermengd met gejaagdheid en verwarring. De .jonge man verhief zich met trotsch gebaar. „U wenscht mij te spreken? Mijn naahi is Dyke.” De Cityman stond plotseling op en stapte zonder om te kijken op het venster toe en ging met de handen op den rug naar de beweging in de straat beneden hem staan kijken. De uitgever keek naar den breeden rug en merkte de vlugge, gejaagde bewegingen der handen. „Indien U mij eenige oogenblikken wilt excuseeren, ben ik te Uwer beschikking. Wilt U misschien even in het zijvertrek wachten?’-’ „Met een vorschenden blik naar de gestalte bij het venster, maar zonder iets te zeggen, keerde de jonge man zich om, en sloot de deur achter zich. Op dit geluid
PDF
Nummer
1914, nr.14, 1 april 1914
Blad
06
Tekst
PANORAMA keerde de gestalte bij het venster zich om. Met een dramatische handbeweging naar de deur vroeg hij met van woede verstikte stem: - „Wat moet die schurk hier? ik waarschuw U voor hem op te passen. Hij is gewetenloos — een dief, ja, ik herhaal het, een dief.” „Dat zijn sterke woorden. Heeft hij U bestolen?” „Mij bestolen? Hij beroofde mij van het liefste, dat ik op de wereld bezit, de genegenheid van mijne dochter. Hij is de schuld van al mijne tegenwoordige ellende. Mijne weigering hem te erkennen was het begin van de ziekte van mijne dochter.” Deze stroom van booze woorden verbijsterde den uitgever een weinig. „Wilt U zeggen, dat hij de verloofde van Uwe dochter was?” „Neen, bij den hemel niet! Dat nimmer! Hij wilde het zien, maar nog liever zie ik haar lijk voor mijn voeten liggen. Ik kende zijn vader. Hij speelde mij eens een gemeenen streek. Ik ken zijn ras.” Bij deze onstuimige uitbarsting hield de uitgever zijn hand voor zijn oogen als om zijn gedachten te verzamelen. „Zoo,” gromde hij; „dan ben ik bang, dat ik U onder deze omstandigheden niet zal kunnen helpen.” De Cityman was in een oogwenk kalm. Er kwam een eigenaardige uitdrukking op zijn gelaat, alsof een onverwachte mogelijkheid plotseling tot hem doordrong. „Wat bedoelt U? U kunt toch zeker niet —” Hij aarzelde. De uitgever wreef zich nog even de oogen alvorens op te zien, en terwijl hij den ander strak aanzag, zei hij langzaam doch met nadruk: „Deze jonge man is de eenige die het verhaal kan veranderen.” Zijn woorden schenen zijn toehoorder als een bliksemschicht te treffen. Hij waggelde naar een stoel. „U wilt toch niet beweren, dat hij de schrijver is? Dat kan ik niet gelooven. Zoo iets heeft hij niet in zich. Er moet een vergissing bestaan. Hij is een nietswetende losbol.” De uitgever haalde de schouders op. In het vertrek was het een oogenblik stil. Buiten ging het zangerige gegons van het drukke verkeer steeds voort. De Gityman, die nu alles begreep, strekte de handen op roerende wijze uit. „Begrijpt U niet, wat dit wil zeggen? Begrijpt U niet, dat er met hem niet valt te onderhandelen? U kunt gemakkelijk den prijs raden dien hij zal eischen. Geld! Ja! Dat wil ik betalen, maar niet dat — neen, dat niet.” Kalm antwoordde de uitgever’ „Laat U deze zaak aan mij over. Waarom veronderstelt U. dat hij de werkelijke reden, waarom ik hem dit verhaal wensch te doen veranderen, doorgrondt. Wat U moet doen is dit. U ziet die deur?” De Cityman keek in de aangegeven richting. „Dat is mijn privé-uitgang. Hij zal meenen, dat U daardoor heengegaan zijt, maar dat behoeft U niet. Ga achter dat scherm zitten. Ik zal hem binnen laten en de zaak met hem behandelen. Gij kunt alles hooren en hij zal nimmer een vermoeden van Uw bijzijn hebben.” Even aarzelde de Gityman. „Het zij zoo,” fluisterde hij, en begaf zich naar de verborgen schuilplaats. De uitgever drukte op de electrische schel. „Laat Mijnheer Dyke binnenkomen,” zei hij tot den verschijnenden bediende. Mijnheer Charles Dyke kwam met een somber gelaat het vertrek binnen. Hij blikte vlug rond en scheen verbaasd den uitgever alleen aan te treffen. Deze bood hem den stoel aan, waarop zoo juist de Cityman gezeten had. Terwijl hij dezen aannam, merkte de pasgekomene op: „Ik wist niet, dat de heer Davies een van Uw financiers was. Ik vermoed althans dat hij dat is, daar ik mij niet begrijpen kan waarvoor hij anders hier zou zijn.” „U heeft gelijk met Uwe veronderstellingen, dat hij ten zeerste in hetgeen wij uitgeven geïnteresseerd is. U kent hem?” „Of ik hem ken !” „Waarover ik U wilde spreken, mijnheer Dyke, was dien roman van U „The Scalps of Commerce.” Om U de waarheid te zeggen bevalt het slot mij niet. Het is te treurig. Het publiek houdt van een opgewektslot. Aandoenlijke scènes er tusschendoor is wel gewild, maar bij het einde moet alles in orde komen. Daarom, neem U die meisjesfiguur van U „Stella” — Er kwam een harde trek op het gelaat van den jongen man, terwijl hij in de rede viel: „Het publiek zal er genoegen mede moeten nemen.” Behalve een kleine hoofdbeweging verraadde de uitgever geen ontroering en vervolgde: „Zeer juist: maar dat zal belemmerend werken op Uw toekomstigen letterkundigen arbeid.” „Dat komt er niet op aan, want ik zal nooit meereen anderen roman schrijven.” „Ik wil niet op een onbehoorlijke manier met U redetwisten. Als U zoo vastbesloten bent, zal ik U de waarheid wel moeten zeggen. Ik zal het U in het kort verhalen. De zaak is, dat Uw roman op de verbeelding van een mooi meisje heeft gewerkt Zij is alles wat een armen vader uit een eens gelukkig huisgezin is overgebleven. Gelijk de figuur, die U Stella in Uw roman noemt, regelmatig maand na maand afneemt, zoo houdt ook zij daarmede gelijken tred. Voor een schrijver mag dit nu zeer vleiend zijn, maar zelfs voor hem heeft het een tragische zijde.” De uitgever hield even op om den indruk na te gaan dien zijn woorden maakten. Hij verbeeldde zich een zwak geruisch achter het scherm te hooren. „Ga verder!” zei hij heesch, terwijl hij even met het hoofd knikte. „Begrijpt U niet, hoe schoon het zou zijn, als U door de wijziging van Uw roman het leven van een jong meisje kondt redden?” Weer hield de uitgever op. De jonge man liet de kin op de hand rusten, terwijl hij hem oplettend aankeek. Hij wachtte even met het antwoord. Oogenschijnlijk was hij met zijn gedachten ver weg. „U wenscht, dat ik mijn roman wijzig. Welnu — De uitgever viel hem in de rede: „Natuurlijk zijn wij bereid U er voor te betalen.” De uitwerking van deze opmerking was opmerkelijk. De jonge man sprong op. Zijn gelaat werd met een gloeienden blos overtogen, en hij riep uit: „Betalen! Betalen! U spreekt van betalen. Wenscht U mij dan te beleedigen? U werkt op mijn gevoelens door mij te verhalen van het onbewuste onrecht, dat mijn roman veroorzaakt, en U praat er van mij voor de wijziging te betalen. Mijnheer, U begrijpt mij niet. Voor zoo iets wensch ik geen belooning. Het is altijd mijn ongeluk geweest verkeerd begrepen te worden. Mijn beste bedoelingen worden aangezien voor een poging mijzelf ten koste van anderen te bevoordeelen, maar mijn geweten is Goddank zuiver. Ik durf ieder in het gelaat zien, en hem tarten te bewijzen, dat ik zijn achting niet waard ben. Ik wensch geen belooning; Ik zou ze niet willen aannemen. Ik zal mijn uiterste best doen. God geve, dat Uwe theorie juist is, en dat ik de voldoening moge smaken, om het meisje waarvan U spreekt, de gezondheid weer te geven en daarmede geluk moge brengen aan haar ongelukkigen vader.” Het scherm achter den uitgever werd met een ruk op zijde geduwd en de Cityman kwam te voorschijn. Ten zeerste ontroerd stapte hij op den jongen man toe en zeide: „Charley, vergeef mij! Ik ben een verblinde, wraakzuchtige dwaas geweest. Ik heb me in je vergist. Je bent van top tot teen een man. Geef mij de hand!” Of het nu kwam door de wijziging van den roman of door den terugkeer /an haar beminde, dat de dochter van den Cityman weer gezond werd en gelukkig gehuwd is, zal altijd wel een betwistbaar feit blijven. — ......... = HET KONINKLIJK BEZOEK AAN AMSTERDAM. = Ti.7A. de "Koningin heeft met prinses "juliaantje een bedoek gebracht aan Clmsterdam. TL "K. Ti. prinses "juliaentje stelt altijd veel belang in de bewoners van TMs en heeft deze ook ditmaal niet vergeten. Op onze foto bovenaan zien wij de "Koningin met het prinsesje in het hofrijtuig, gereed om uit te rijden. Op de onderste foto jsiet men het prinsesje de zwanen voederende. Tijdens Tiaar verblijf in de Tioofdstad heeft TI.7A, een bezoek gebracht aan enkele krotwoningen doch ook aan een modelwoning. Wij geven hierboven een foto van de woning van de fam. Tiommert in de ie passeerderstraat 17, waar man, vrouw en 5 kinderen in een kleine achterkamer slapen. Tiierboven een foto ven de modelwoning bewoond door TAej. Treilen. Beide woningen werden door Ti.7A. bezichtigd terwijl Ti.TA opmerkzaam werd gemaakt op het groote verschil tusschen beide. ' (Foto's Argus.)
PDF
Blad 
 van 2380
Records 631 tot 635 van 11897