|
XX R M O E D E “
DOOR JOHANNA STEKETEE
N het salon van de familie Voogd
brandde de haard.
De schemerlamp, staande dicht bij de
geopende piano/ wierp een fantastischrood licht door ’t vertrek, waar alles
was opgeruimd en mooi gemaakt tot
ontvangst van den oudsten zoon,
die met zijn jonge vrouw uit Indie
was teruggekeerd.
Mevrouw Voogd, nog in wat slordig negligé, maar wier
verschijning toch nog vroegere schoonheid verried, kwam
op haar sloffen het salon binnen, om te zien, of alles
in orde was.
Wat ’n lawaai maakten die meisjes beneden, ergerde
zij zich.
In een salon’ behoorde in de eerste plaats rust te
heerschen, meende zij. Maar, overigens .. ze hadden goed
hun best gedaan alles zag er keurig uit. Keurend
gleed haar donker oog van den eenen kamerhoek naar
den anderen. Welk een vorstelijke indruk maakte het
groote portret van Adelaïde. als kind. Het besloeg den
geheelen zijwand tegenover den schoorsteen. Zóó, als het
daar hing, scheen het een stuk van groote waaide. En
toch had . Pa er slechts in overgebleven uurtjes aan ge»
werkt en de breed-koperen lijst had zij zelf voor een
prikje gekocht op een uitverkoop,
Even keek Mevrouw Voogd naar buiten. Het schemerde
in de stille achterstraat, waarop de twee vensters van de
mooie kamer uitzagen.
Zij trok nu de overgordijnen toe en wreef zich vergenoegd in de handen. Haar zoon, haar Hemi, zou tevreden
zijn, wanneer hij hier binnentrad met zijn vrouw. Men
kreeg hier den indruk bij deftige, welgestelde menschen
te zijn.
En dat móest ook.
Dat was ook hetgene, waarop hij ’t meeste prijs stelde;
dat wist ze; dat begreep ze uit zijn brieven.
Dat’ was ook datgene, waarvoor zij jaren- gewerkt,
geijverd had.
Dat was haar trots, de trots van haar gezin.
Een zegevierend lachje speelde om den rooden mond.
De kroon op haar werk zou zij dien avond ontvangen, als ze haar zoon, den officier, tevreden zóu zien
omdat hij aan zijn rijke, deftige vrouw den indruk zou
kunnen geven van uit even goeden huize te stammen.
Wat deed ’t er toe, of ze feitelijk dan ook al jaren
lang armoede had geleden met haar groot gezin, stoffelijke
armoede dan toch maar alleen, in geestelijken zin
hadden ze niets ontbeerd en de schijn was bewaard.
Zachtjes ging de deur open en de oude teekenmeester
Voogd, wel twintig jaar ouder dan zijn vrouw, kwam de
kamer binnen.
,,Weet je ook waar die kleine tafel, waarop ik altijd
mijn teekeningen leg, die gereed zijn, zou kunnen zijn?”
vroeg hij vriendelijk.
,,Daar,” zeide Mevrouw en ze wees met de hand naar
een tafeltje, sierlijk bedekt met een fluweelen kleed,
waarop de muziekstukken lagen.
„Bij een piano behoort een muziekkastje, nu hebben de
meisjes dit verzonnen.”
Het nieuwe Orgel] in de Kerk van de
afdeeMng Schiedam van den
Nederiandschen Protestantenbond
M
ET onlangs door den heer A. B. H. Verhey, toonkunstenaar
te Rotterdam, met een concert ingeluide orgel in de kerk
„Je zult je wel voor eenige dagen willen behelpen niet
waar?”
„O zeker.”
Hij warmde zijn verkleumde handen bij den haard.
,,’tls hier lekker, vond hij, lekkerder dan boven.”
„Maar hoe vindt je ’t hier?” vroeg zij enthusiast.
„Mooi,*’ zei hij kalm, te eenvoudig om haar geestdrift
te deelen.
Toch maakte hij met zijn eerwaardig, wit gezicht en
langen baard een goeden indruk in het salon.
„Hier behoef je je oude jas niet aan te houden,”
zei Mevro
„Neen, maar ik ga zoo weer weg en op den zoldei
kan ik die heel best velen.”
„Denk eraan, om zeven uur kunnen ze hier zijn.”
„Zeker, stemde hij toe, dat vergeet ik niet.”
Het middagmaal bestond dien dag uit bruine boonen
met spek,
Er werd haastig gegeten.
Ze zaten met hun achten aan tafel. Van de twaalf
kinderen waren er nog zes in huis: Truida, die nog op
school ging en voor onderwijzeresstudeerde, daarop volgde
als jongste de mooie Adelaïde, die in de muziek studeerde.
Zij droeg het hoofd als een prinses, had prachtig, blondkrullend haar en dweepende, blauwe oogen. Daarbij had
zij een lief karakter. De familie koesterde groote verwachtingen omtrent haar.
Dan had je Mien, een pittig, donker gezichtje en vlug
figuurtje. Ze had niet kunnen leeren en was nu sinds
eenige weken verloofd met een veearts, die nooit onverwachts mocht aankomen, waaraan hij zich stipt hield.
Dan had je Ada, de telefoniste, ook geen onknap meisje;
Lise, de teekenonderwijzeres, die innerlijk en uiterlijk
’t meest op haar vader leek en Kee, de leelijke, oude
Kee, die, na een afgeraakt engagement met een Indischman,
het huishouden bestierde en voor voetveeg der familie
diende. Alleen de oude teekenmeester behandelde haar
met hetzelfde respect, als hij zijn andere medemenschen
toonde. Voor haar werd geen zij, geen fluweel, geen
kant meer gekocht op verschillende uitverkoopen. Kee
werd zooveel mogelijk achterbaks gehouden.
Ze dulde dat goedschiks, zelfs beseffend dat het met
zooveel kinderen moeilijk was door de wereld te komen.
Bij de verloving van Mien had zij zelfs als dienstbode
gefungeerd.
Alleen óp de muziekavonden, waaraan de heele familie
deelnam, om licht te besparen gestookt werd er alleen
bij groote kou was ook Kee tegenwoordig. Van de
andere zes kinderen kwam Henri, de officier, dien avond
zijn vrouw voorstellen.
Piet was in Kampen, waar hij eveneens voor officier
studeerde.
Frits had zich in Maastricht gevestigd als fotograaf.
Twee dochters waren getrouwd naar Indië. En een
woonde in ’den Haag, gehuwd met een muziekleeraar,
die niet veel beter inkomen had dan haar vader, maar
wier klein gezin haar tot nu toe voor de dikwijls bittere
jeugd-ervaringen bewaarde.
„Adelaïde is eerst alleen bij ons om ze te ontvangen,”
deelde Mama Voogd haar besluit mee aan tafel.
aan de Westvest te Schiedam, is een nieuw bewijs, dat de
Nederlandsche industrie op dit gebied niet achterstaat bij het
buitenland.
Uitwendig is het een sieraad, dat de schoonheid van het kerkje
zeer verhoogt. De kast is ontworpen door Prof. Evers, hoogleeraar aan de Polytechnische Hoogeschool te Delft, die ook
het plan voor deze kerk ontwierp, en nu weer de bouwmeester
zal zijn van het nieuwe stadhuis te Rotterdam.
Het uitwendige van het orgel is in verband met het kerkinterieur, vervaardigd van cypressenhout en doet denken aa$
de Engelsche orgels, waarvan de frontpijpen van boven op
zichzelf zijn afgewerkt en niet meer in een houten omlijsting
zijn gevat. Ze zijn van 87 % Bankatin vervaardigd met bijmengsel van Spaansch lood en doen mooi tegen het donker
getinte houtwerk.
De technische samenstelling van het instrument is volgens
het pneumatisch Regelsysteem. Veeren of scharnieren zijn in
het gansche werk niet gebezigd, alles werkt met tegengewicht
en sluit door eigen gewicht, waardoor kans van haperen door
verandering van elasticiteit is uitgesloten en hinderlijke bijgeluiden niet voorkomen. De windvoorziening geschiedt door
twee aanvoerbalgen met bascule-trapbeweging en een dubbele
reservoirbalg.
Het orgel wordt bespeeld op een aan de voorzijde geplaatste
speeltafel — pneumatische centrale — de klavieren zijn uitschuifbaar, waardoor het inwendige direct is te overzien.
De dispositie bestaat uit: een pedaal met 3 registers, een
hoofdmannaal met 11 sprekende stemmen, en een positief met
7 registers, welke laatste in een crescendokast zijn geplaatst.
Bovendien bevat het een tremulant en verschillende koppelingen
en combinatieknoppen.
De registers zijn als wippers aangebracht, vlak boven de
klaviertoetsen, zoodat het registreeren door den organist onder
het spelen door, zonder eenige moeite kan geschieden.
Het alleszins verdienstelijk spel van den heer Verhey, die
een uitgezocht programma uitvoerde, bewees, hoe rijk van
inhoud en hoe edel van toon dit orgel is.
De keuze der registers is van den heer Verhey zelf, en als
eene bijzonderheid moet gemeld dat op dit instrument geheel
geen vulstemmen voorkomen. Toch is het geluid bij vol spel
van groote kracht.
De intonatie is in alle opzichten te roemen, de klanknuancen en stemmen-combinatie’s heerlijk schoon.
Het orgel voldoet in alle opzichten aan de hoogste eischen
, Daarna komt Mien met de thee. Truide kan daarbij
bonbons presenteeren. Later op den avond kunnen Lize
en Ada eens even binnen komen, niet te lang. Om tien
uur staat ’t rijtuig weer voor de deur, moet je denken.”
„En Kee?” zei de vader vragend.
„Ja zeker, stemde Mevrouw bits toe, Kee ook, Kee
tegelijk met Ada en Lies.”
Even over 2even - hield een rijtuig stil voor de deur;
de officier Voogd en zijn jonge vrouw stapten uit.
Zij droeg een grooten pluchen mantel met bont afgezet,
die door Kee beneden werd afgenomen.
Daar onder kwam een keurig lila zijden avondtoilet,
met fijne kant opgemaakt, te voorschijn, wat echter de
onbeduidendheid van haar klein, kleurloos wezen niet
wegnam.
Toen Mevrouw Voogd haar schoondochter voor zich
zag, begreep zij dan ook dadelijk, dat Henri haar om
haar geld had genomen. En op eens voelde zij zich meer
op haar gemak. Naar het portret te oordeelen, — och
die fotografen tegenwooidig zetten ieder meisje er mooi
op, — en naar den familienaam, Quarles d’Ufford, had
zij een geheel andere verschijning verwacht. En ze had
al haar krachten ingespannen, om een goeden indruk te
geven, maar tegenover dit onbeduidend persoontje viel
’t haar niet moeilijk de rol van groote dame te spelen.
Neen, aan haar zou Corrie niet merken, dat ze eigenlijk
van mindere afkomst was, noch, dat ze steeds hadden te
vechten met een tekort aan inkomsten.
Henri was hartelijk, druk, praatte voor twee.
„We zouden wel eerder gekomen zijn, morgen wordt
’t al een week, dat we in ’t land zijn, maar Corrie zag
nog al op tegen dat reisje van Den Haag naar Utrecht,”
verklaarde hij.
Ze kon nog heel slecht van haar lieve ouders af, eenig
dochtertje, moet u denken. En om nu eerst alleen te
komen, dat vond ik niet aardig.
„Wel neen jongen, ’tis goea, net zoo, als je gedaan hebt.”
Adelaïde was een en al voorkomendheid en vriendelijkheid
voor ’t nieuwe schoonzusje en Mevrouw Voogd maakte
in stilte vergelijkingen.
Die leek nu met haar zelf gemaakt avondjaponnetje,
dat zeker nog geen vijf gulden kostte, een prinses, naast
Corrie met haar echte kanten en kostbare zij.
„De kleeren maken den man.” Een mal spreekwoord,
en niets van aan, verwierp Mevrouw Voogd.
Ruim negen uur kwam het rijtuig al weer voor.
Het afscheid was hartelijk.
Mevrouw Voogd sprak druk, overmoedig, geheel en
al opgelucht.
Ze begreep niet, dat ze zoo voor dit bezoek had
kunnen vreezen, dat ze voor dit meisje den mooien schijn
niet zou kunnen hooghouden.
’t Was heel best afgeloopen.
Van wat meer intimiteit met je eigen kind, sprak
Voogd, maar daarvoor haalde zij de schouders op.
Er te zijn, mee te doen met de grooten, de armoede
te bedekken; da^ was voor haar alles. Dat was haar
weer gelukt dien avond; daarom was ze tevreden.
en eert den fabrikant, den heer A. Standaart te Rotterdam
als een bekwaam en deskundig werkmeester.
Wij geven hierbij van dit orgel een tweetal foto’s.
Op onze foto links ziet men het interieur van het kerkje,
waarin op den achtergrond het beschreven orgel.
Op de andere foto ziet men den heer A. B. H. Verhey voor
de speeltafel, het orgel bespelende.
■...MM
1 ' "H
|