Panorama

Blad 
 van 2380
Records 576 tot 580 van 11897
Nummer
1914, nr.10, 4 mrt. 1914
Blad
11
Tekst
UIT HET VOLLE LEVEN ALBANIË Een van de Nederlandsche officieren, die naar Albanië zijn vertrokken, is zoo welwillend geweest om op ons verzoek zijn portret af te staan met het doei de uniform te laten zien waarin de kapitein der gendarmerie aldaar gekleed is. TEHUIS VOOR R.-K. MILITAIREN Op de Hoogte Kadijk te Amsterdam is vorige week geopend het tehuis voor R.-K. Militairen. Deze plechtigheid werd bijgewoond door veel autoriteiten zoowel van land- als zeemacht. Voorste rij van links naar rechts: Majoor Kramer. Kolonel Schot, Z. Exc. Vice-admiraa! Tydemar.. Monseigneur Jansen. Gen.-maj. Ophorst, Mevrouw Vroom. Kolonel de Jager. Mevrouw en de Heer Westerwoud. MILITAIRE ONDERSCHEIDING Door den Commandant van het regiment Grenadiers en lagers. Jhr. v. Suchtelen v. d. Haare. is de bronzen eerepenning voor menschlievend hulpbetoon uitgereikt aan den Ier» Luit, der Grenadiers van Everdmgen. voor"zijn moedige daad bij het ongeluk met het tonvlot aan het Vossegat bij Utrecht. BRUG OVER DE WAAL BIJ NIJMEGEN Naar ons uit betrouwbare bron gemeld wordt, zal de brug over de Waal (een werk van drie millioen gulden! komen op de plaats, waar op bovenstaande foto het vlaggetje staat. Voor het grootste deel zal het vakwerk onder het rijylak komen en zal slechts één licht geconstrueerde boog de groote overspanning vormen. Het vergezicht zal geenszins geschaad worden en tal van nieuwe gezichtspunten zullen vanaf de brug op Nijmegen gewonnen worden, HERINNERING AAN HET CARNAVAL De Oeteldonksche dub heeft ter gelegenheid van het Carnaval de 33-jarige Oeteldonkscne onafhankelijkheid feestelijk herdacht. Onder groote belangstelling is Z. K. H. Prins Amadoro di Carnavallc- na een 12-jarige verbanning met gevolg te ’s-Hertogenbosch teruggekeerd. Hierboven eer: foto direct na de aankomst. Mgr. B. H. KLöNNE. rector aan de kerk op het Begijnhof te Amsterdam, heeft met het oog op zijn hoogen leeftijd, zijn emeritaat aangevraagd. W. J. KEYSER T Te Haarlem is overleden de heerW. j. Keyser. Dir. der firma v. Gend & Loos te Haarlem. 1 Maart zou de overledene juist 50 jaar bij genoemde firma in betrekking zijn geweest. MEVROUW ANNA SABLAi ROLLES. de bekende tooneelspeelster herdenkt 3 Maart haar 30-jarig jubileum. Hierboven een portret in haar succesrol van Cudula in de Vijf Frankforters. EEUWFEEST KWEEKSCHOOL VOOR ZEEVAART TE AMSTERDAM Zaterdag 28 Februari is het honderdjarig herstel van de Kweekschool voor Zeevaart te Amsterdam in een feestelijke bijeenkomst herdacht, waarbij tal van reünisten en autoriteiten aanwezig zijn geweest. Ter gelegenheid van dit leest reproduceeren wij hierbij enkele belangwekkende opnamen. Foto links: De commandant van de Kweekschool G. Donker (rechts) met de eerste officiëren J. H, v. d. Berg en C. v, d. Boom. Foto midden: De leerlingen vereenigd aan het diner in de groote eetzaal. Poft? rechts: Een kijkje op de binnenplaats tijdens de oefeningen op den tweemaster.
PDF
Nummer
1914, nr.10, 4 mrt. 1914
Blad
12
Tekst
2^ CS3 ZIJN JONGEN (^3SS) OBERT van Kralingen betrad weer voor ’t eerst na drie maanden zijn eigen huis, het huis dat, sinds hij een half jaar geleden Dora du Pré ontmoet had, geen tehuis meer voor hem was. Het zien van al die bekende dingen schokte hem toch even; de vestibule lag zoo vredig in het goud-glanzende licht van den zonnigen morgen en scheen hem een ,,Welkom” toe te roepen, en de helroode matjes voor de deuren, vroolijk afstekend tegen het wit van den marmervloer, keken zóó vriendelijk naar den lang-verwachte, dat Robert het schaamrood naar zijn voorhoofd voelde stijgen. Maar ondanks heel die bekende, vertrouwelijke omgeving kwam hij zichzelf voor als een dief, een dief, die onder den naam van eerlijk man zijn beste vrienden komt bestelen. Hij kon dat gevoel niet van zich afschuiven, hoewel er geen juiste verklaring voor te vinden was. Aan ’t eind van de gang ging.een deur open en een rijzige, knappe vrouw verscheen aan den ingang. „Kom binnen, Rob,” zei ze kalm. Ze sloot de deur achter hem en bood hem een stoel, maar hij was te nerveus om te zitten, begon dadelijk de kamer op en neer te loopen. „Je hebt me laten roepen?” vroeg hij gejaagd. „Ja, ik liet je roepen,” antwoordde zijn vrouw. Haar stem was minder vast dan daareven en onwillekeurig keek Robert haar aan, bang dat er een scène in aantocht was. Maar hij zag slechts een bleek gezicht met donker omkringde oogen en twee scherpe groeven om den mond en dat maakte hem onuitsprekelijk kregel. Waarom had ze hem hier laten komen? Ze wist heel best dat hij met hart en ziel aan Dora hing, dat hij zich van haar niet los wilde maken, maar ondanks die wetenschap riep ze hem, keek hem aan met die groote smart-oogen. Natuurlijk: hij voelde zich nu al week worden door medelijden, medelijden met de vrouw die zijn naam droeg, doch die hij overigens niets meer te geven had. ’t Liefst zou hij haar getroost hebben als een groot, ziek kind, maar hij was bang voor verkeerde gevolgtrekkingen en wilde geen valsche hoop opwekken en dus bleef hij heen en weer loopen met het air van iemand van wien niet veel te verwachten valt. Mevrouw van Kralingen zweeg. Vóórdat hij hier was had ze kalm rerepeteerd wat ze zeggen zou, zichzelve moed ingepraat, maar nu trilde ze als een blad, voelde bij intuïtie dat haar zaak zoo goed als hopeloos stond. ,,Nu?” drong hij aan. Maar zij bleef zwijgen, staarde hem alleen maar aan en dat maakte hem zóó ellendig, zóó benauwd, dat hij plotseling zijn wandeling staakte en zelf het woord nam. „Je wilde me toch niet vragen terug te komen?” vroeg hij. ,,Ja, dat wilde ik wèl vragen!” antwoordde ze en opstaande strekte ze haar beide handen naar hem uit. „Robby, luister nu even kalm naar me. Hadt je verwacht dat ik iets- anders zou vragen? Wat begrijp je een vrouw dan slecht!” Haar welsprekendheid brak plotseling baan, ze pleitte met de wanhoop van een ter dood veroordeelde en Robert werd er waarlijk door gevangen. Het leek hem alsof de kamer een kooi werd, waarin hij willoos zou moeten blijven leven, alleen omdat z ij het wilde; haar woorden waren zóó raak, ze ontleedde zijn karakter zóó fijn en legde het hem zóó open voor oogen, dat hij zichzelf als de grootste, maar ook de beklagenswaardigste schurk in de wereld voorkwam. ,,Ik vraag het niet voor mijzelf, Rob!” vervolgde zijn vrouw. „Ik vraag niets voor mezelf, niets! Maar wat ik vraag, vraag ik voor onzen jongen. Het kind kèn niet buiten je, waarachtig niet! Wèt zal het kind zijn zonder zijn vader? Hij zal als hij groot is wrok tegen je gaan koesteren, je naam met afschuw uitspreken, alléén omdat je hem nu onthoudt waar hij recht op heeft: je liefde en steun!” Ze trad dicht op hem toe en vatte zijn handen. „Doe het voor den jongen, Rob!” smeekte ze. „Hij heeft je zoo lief, dat kind. Je hoeft je over mij niet te erbarmen, maar doe het over hèm. Hoe blij was je niet toen het ventje geboren werd!” Robert keek in hevigen tweestrijd naar zijn vrouw en plotseling ontrolden zich voor zijn geestesoog twee tafereelen. Het eene was dit: hij zag een huiskamer, zijn eigen koel-deftige huiskamer vol zware meubelen. Het was avond. Zijn vrouw zat te lezen, het ernstige gezicht over haar boek gebogen. Ook hij las, verwerkte machinaal het stadsnieuws, de kunstcritiek, de telegrammen. Erheerschte kalmte, stilte, een stilte zonder verwachting, zonder emotie. Hij zag duidelijk dat er geen emotie, geen verwachting meer bestond tusschen de twee menschen in die kamer, alleen maar rustig-gedragen vriendelijkheid. Hij keek in zijn eigen oogen: hij las erin het heftig verlangen naar vroegere weelde, het hongeren naar liefde. Hij zag ook de oogen zijner vrouw: ze waren weemoedig, maar niet zoo brandend-verlangend als de zijne. Hij las er gedeeltelijke bevrediging in. En dit was het tweede tafereel: Hij was in een kleine, zonnige kamer. Wat erin stond was weinig, maar getuigde van bijzonderen smaak. Er waren bloemen en voor het raam zong een vogel in een verguld kooitje. „Zij” was daar en mèt haar het leven. Ze was als een zon: waar zij verscheen kwam de vreugde. Hij zag haar door de kamer loopen, hij zag haar voetjes, haar tengere gestalte, haar golvend haar. Nu knielde ze bij hem neer, zooals ze een halfuur geleden gedaan had, en hij hoorde haar stem: „Robby, als je daar bent, doe dan wat je hart je ingeeft, maar denk eraan dat zij een kind heeft en dat jij zijn vader bent.” Robert trok plotseling zijn handen terug. Neen, het tweede tafereel boeide hem teveel, hij kon haar niet laten gaan, niet voor deze vrouw, óók niet voor zijn kind. Mevrouw van Kralingen zag de verandering in zijn wezen. Zij zag dat de afwezige de aanwezige versloeg, glorierijk overwon, dat de plicht tegenover zijn kind hem zelfs niet tot andere gedachten kon brengen. „Het is „neen”, nietwaar?” vroeg ze zacht. Hij knikte. Toen zei hij overtuigend, als om het wreede der zaak te bemantelen: „Als ik terug kwam, zou alles immers toch maar voor den schijn zijn. Je begrijpt dat natuurlijk!” „Ik zou alles veranderen !” antwoordde ze weer even zacht. „Dat zou je niet kunnen!” Toen was het plotseling alsof weer zijn Dora bij hem stond: een kleine rossige baby sliep in haar armen en ze keek hem verwijtend aan en zei: „hoe kun je het kind verlaten?” Weer kwam de tweestrijd. Hij had met Dora dikwijls dit onderwerp besproken en zij had hem voorgehouden dat, zoo hij terug wilde gaan, hij moest beslissen vóór ook zij meer recht op hem kon doen gelden. Hij had het echter nooit als ernst opgevat, maar nu was het ernst geworden en voelde hij zich niet in staat een beslissing te nemen: hij was niet sterk genoeg en zijn vrouw was het ook niet. Dan moest het kind beslissen, het kind dat hem zóó liefhad, dat het, volgens de moeder, onder de scheiding leed. „Waar is de jongen ?” „Hij speelt boven met Juf.” Robert heesch zich met een bezwaard gemoed de trap op; iedere trede scheen hem te verwijderen van Dora. iedere stap was een vertreding van zijn eigen verlangens, maar het moest. Boven klonk de schrille, hooge stem van zijn jongen hem tegemoet, bevelend en kregel en daar tusschendoor de kalme stem van de juffrouw. „Doe de deur open, ik wil naar beneden!” zei het kind. „Je kunt nu niet naar beneden gaan, Herman! Moeder zal je straks wel komen halen !” antwoordde Juf. „Waarom mag ik niet? Ik wil!” „Er is visite beneden.” „Wie? Tante Annie?” „Nee, je papa.” „Ajakkes! blijft hij?” „Ik denk wel dat moeder het graag wil en jij zult het toch ook wel prettig vinden?” „Nééé, ik hou niet van papa, ik hou alléén van moeder! ’t Is nu net zoo leuk nu hij weg is! Ik mag den heelen dag bij moeder zijn en ’s avonds tot acht uur opblijven. Ik wou maar dat hij nooit terugkwam!” Robert hoorde niet verder; hij keerde zich om, ging zachtjes naar beneden, zette zijn hoed op en sloop de deur uit, in den stralenden vriendelijken zonne-morgen. zooals zijn jongen dat wilde. JULIA FRANK. =-•......——.-== DE NIEUWE DANSCREATIE „LA FURLANA” ------ De veelbesproken Tango heeft een concurrent gekregen, die zich naar hef schijnt niet minder in de gunst van het publiek mag verheugen en waarop niet zooveel valt aan te merken. Klaarblijkelijk zal „La Furlana”, een dans die reeds eenige eeuwen terug in het oude Venetië werd gedanst, niet zooveel tegenwerking te duchten hebben als de tango. Wij geven hierboven eenige figuren uit dezen dans, die sedert eenige dagen door Prof. Georgis en Mlle Paulianne in de Princess Room en Scala te ’s-Gravenhage wordt vertoond (Foto's Hijmans, Den Haag.)
PDF
Nummer
1914, nr.10, 4 mrt. 1914
Blad
13
Tekst
® @ EEN ® © KATTENHISTORIE Een verhaaltje voor groote en kleine kinderen door H. d. H. E had al heel wat met haar drie kinderen doorgebracht, die oude, trouwe „Moederzorg”. Dit was de naam van de kat geworden, nadat zij kindertjes had gekregen. Van het uur af, waarop zij in de wereld waren gekomen, tot op het huidig oogenblik toe, was het ’n waken en ’n tobben geweest van belang, ’s Nachts geen rust en overdag ook niet. In den eersten tijd was het kwaad van buiten gekomen, dat wil zeggen : er werden buiten de kattenfamilie plannen gevormd en aanslagen gepleegd tegen het leven der pasgeborenen. Nu is het waar, dat het wel ’n beetje te erg was, om drie kindertjes tegelijk te krijgen; maar als ’n moeder ze eenmaal heeft, dan houdt zij ze graag; en ’n kattenmoeder heeft net zoo goed ’n moederhart als elke andere moeder. ’t Was treurig begonnen en ’t zou wel treurig eindigen ook. Nauwelijks had de kattenvader vernomen, dat zijn gezin met drie leden vermeerderd was, of de schrik was hem om ’t hart geslagen bij de gedachte, hoe hij er voor zorgen moest. Hij zag er geen doorkomen aan, en geen raad wetende, had hij vrouw en kinderen in den steek gelaten en over daken en muren ’n heenkomen gezocht. Zijn vrouw had hem zien gaan, tegen de schutting op, maar zij dacht, dat hij ’n lekker vogelboutje voor haar ging vangen; doch zij heeft hem nooit terug zien komen. Soms keek zij nog wel eens den weg uit, dien hij gegaan was; maar steeds tevergeefs. Ja, het kattengeslacht telt ook. evenals dat der menschen, genoeg leden, wien het hart niet op de rechte plaats zit. Maar Moederzorg had zich getroost in haren weduwlijken staat; de kleine katjes hadden in den eersten tijd niet veel noodig, en Moederzorg zelf kreeg haar dagelijksch rantsoen in de kamer der familie, die haar reeds als kind tot zich had genomen. Vaste spijzen behoefden de kleine katjes nog niet, zoodat ze aan het voedsel, dat moederlief hun gaf, meer dan genoeg hadden. Zoo leefden zij voort, alle in één mand. Zoo hadden ze tot den negenden dag toe hun oogjes stijf dicht gehouden, en wtoen ze die eindelijk geopend hadden, wel ’n uur lang stil voor zich uit liggen kijken, stom van verbazing. Eindelijk waren ze aan het licht gewend geraakt, en ... . Ja, daarvoor waren het katten .... hadden ze pogingen aangewend om over den rand van hun verblijf heen te klauteren. Moederzorg, die'op de vensterbank zat en misschien stil nadacht over de moeilijkheden van het leven, en over de zware taak, voortaan alleen voor de opvoeding harer kinderen te moeten zorgen, hoorde ’n kreet van pijn. Och hemel, daar lag haar zoon met zijn bruin geplekt kopje te spartelen op den grond, terwijl zijn beide zusjes pogingen deden, om te doen, wat zij van haar broertje gezien hadden, en denzelfden weg dreigden te gaan. Want ge moet weten, dat het in de kattenwereld precies gaat als in de menschenwereld : de ondervinding van den een heeft nog nooit den ander wijs gemaakt; wie zelf niet met zijn hoofd tegen een muur geloopen heeft, schijnt niet te kunnen gelooven, dat ’n muur hard is. Waarschuwing, goede raad, voorbeeld beteekenen ook voor jonge katten niets; en al hoorden zij aan den anderen kant van hun getralied verblijf hun broertje kermen, .... Bom ! bom ! daar lagen ze allebei naast hem, alle drie spartelend, en klagend met hun kinder-kattenstemmen. Moederzorg schoot verschrikt toe, greep ze voorzichtig een voor een met haar fijne tanden in het nekvel en bracht ze weer in de mand, likte ze even de haren glad, fluisterde nog ’n woord van ’n liefkozing en vermaning, en ging toen weer in de vensterbank zitten, peinzend en nadenkend over de toekomst harer kinderen. Het ging lang goed, al was het eiken dag weer hetzelfde liedje van gevaar en redding; maar toen de drie kattenkinderen hunne uitstapjes steeds verder uitstrekten; toen Arbutelon en zijn zusjes. Prinsesje en Sneeuwwitje afspraakjes gingen maken om naar den zolder te gaan, en gingen wedden wie van hun drieën het eerst tot boven in ’t gordijn kon klimmen, toen kon het niet langer goed blijven. Met het hart in haar keel sloeg Moederzorg de soms halsbrekende toeren harer kinderen gade, en al had zij misschien haar eigen leven voor dat harer telgen willen geven, ze stond radeloos en machteloos, en was gelukkig, als ze maar weer heelhuids beneden waren. Ja, ze had er al heel wat mee doorgebracht! Maar het ergste zou nog komen. Eens op ’n avond lagen ze alle drie in hun mandje, dat in de huiskamer stond, te slapen. Wakend, maar toch half in den dut zat Moederzorg er naast. De familie zat aan de theetafel; meneer met zijn rug naar den haard, zijn vrouw tegenover hem, en Sophietje, hun dochtertje van misschien zeven of acht jaar, op ’n laag stoeltje, bezig haar poppen uit te kleeden, die evenals zij, naar bed moesten. ,,En weet je er nu heusch niets van Fieke?” vroeg mevrouw aan haar dochteitje. „Als je ’t nu gedaan hebt, zeg het dan maar.” ..Nee, heusch niet, maatje ! Ik heb ’t niet gedaan !” Meneer keek op van zijn courant, waarin hij zat te lezen, en zijn stem klonk ‘n beetje boos, toen hij zei: „Die katten zullen het wel gedaan hebben ! Die leelijke bruine zit overal tusschen. Voor dat volk is niets veilig.” Moederzorg, die nog altijd naast de mand zat, keek op. Ze hoorde, dat men het over haar kinderen had en spitste de ooren. Want ’n kat kan veel dragen, heel veel zelfs, en ze kan wel eens indommelen ook, maar als zij een harer kinderen hoort betitelen als „die leelijke bruine”, of op minachtenden toon hoort spreken over haar kroost als over „dat volk”, hoor eens, dan kruipt het bloed ook bij ’n kattenmoeder, waar het niet gaan kan en is zij op verdediging bedacht. Maar zij bleef stil zitten, deed haar oogen geheel dicht en veinsde te slapen; maar haar ooren deed ze wijd open, om te hooren wat er over het hoofd harer kinderen zou besloten worden. Arme moeder! Hare liefde zou op ’n zware proef worden gesteld. „’t Is maar het beste,” zoo begon meneer weer, „dat er ’n paar worden opgeruimd. De sloot achter is diep, en Jan, de knecht, zal er zich wel mee willen belasten.” „Maar man, je zult toch ....!” „Ja, ja, er moeten er 'n paar verdronken worden ! Nu is het ’n vaas, die ze gebroken hebben en morgen wat anders. Die katten maken ons nog arm.” Fieke hoorde het vonnis, dat over haar katjes werd uitgesproken. Ze stond van haar stoeltje op. ging naar haar moeder en zei bedroefd: „Mag ik dan mijn katjes niet* houden ?” „Hoor eens kindje, als Vader zegt, dat de katjes weg moeten, dan moeten ze weg. Ze hebben ’n dure vaas gebroken, en dat gaat niet. Bovendien mag je er een van houden, en één katje is dan ook genoeg om mee te spelen.” Verder werd er niet over gesproken. Maar Moederzorg had de uitspraak gehoord en verstaan, want ’n moeder verstaat alle talen, als er over haar kinderen wordt gesproken. Zij voelde haar hart bonzen, en in haar verbeelding zag zij twee harer lievelingen spartelen in het water, kampend met den dood. Zij sloeg ’n blik vol innige liefde in het mandje, en met ’n traan in het oog legde zij zich neder naast haar kroost; och, misschien wel voor het laatst. Maar slapen kon zij niet. Zij hoorde nog, toen het al later werd, hoe Fieke met haar poppen naar bed gebracht werd, en hoe aan de meid werd opgedragen morgenochtend aan Jan te zeggen, dat hij twee van de jonge katten moest verdrinken. Welke kwam er niet op aan. Eéne jonge kat moest er overblijven. Toen gingen meneer en mevrouw ook slapen. De huiskamerdeur werd open gelaten voor Moederzorg, die soms des nachts nog wel eens naar den zolder ging op de muizenvangst. Als ze dit nu weer deed, en ze kwam dan morgenochtend beneden, dan zouden twee van haar kindertjes .... Och, ze moest er niet aan denken 1 ’t Was te verschrikkelijk 1 . . . . Maar, wacht eens I . . . . Heel achter in den tuin, vlak bij ’t schuurtje, stond, verscholen onder ’t groen, ’n oude, groote mand met stroo er in. Alleen de meid kwam er wel eens bij, om er ’n bont schort over te hangen, dat zij drogen wilde; maar meneer of mevrouw kwamen er nooit, en Jan de knecht ook niet; en Moederzorg had er menig uurtje liggen slapen, rustig en veilig, verscholen voor de wereld, ook voor ’t oog van booze menschen, die haar kwaad wilden doen. Als ze daar haar kindertjes eens heen bracht! ? Ja, dat zou ze doen ! ’t Was ’n ware uitkomst ! Moederzorg stond op, verliet de kamer en ging op verkenning uit. Ze liep de gang door, duwde de keukendeur open, sprong op de rechtbank en vandaar in ’t hoogere kozijn, dat aan de binnenzijde traliën had, wipte met haar poot het haakje los en verdween in den tuin. Ze bleef niet lang weg. Binnen vijf minuten was zij terug bij haar kinderen, en eer Prinsesje wist, wat er met haar gebeurde, had haar moeder haar voorzichtig beet genomen in haar nek en droeg haar stil en schielijk de gang door, over de rechtbank heen, den tuin in en .... weg ! Zoo ging ’t met Sneeuwwitje en Arbutelon precies hetzelfde. ’s Morgens zocht Jan zijn hoofd gek, zooals hij zei, naar die katten. De meid, die hem de boodschap van meneer gezegd had, wist ook niet, waar ze gestoven of gevlogen waren. Maar in elk geval waren ze weg, en dat was voldoende. Moederzorg veinsde van den prins geen kwaad te weten, en als men haar vroeg, of ze niet wist waar haar kindertjes waren, dan zei ze : „Jawel, die heb ik ergens heen gebracht, waar gij ze niet vinden kunt, moordenaars, die ge zijt 1” Maar de menschen verstonden er niets anders van dan : „Miauw, miauw 1” en scholden haar voor ’n domme kat; maar daar trok Moederzorg zich niets van aan. En ’n paar dagen later werd er niet meer over gesproken. Intusschen groeide het drietal katjes dat het ’n lieve lust was. Veel beter en veel minder gevaarlijk konden zij zich hier oefenen in het springen en klauteren, en zij luisterden goed naar den raad van hun moeder, om menschen — ’n rilling ging haar bij dit woord door de leden — om menschen zooveel mogelijk, althans voorloopig, uit den weg te blijven. En als op ’n mooien dag de zon scheen, dan lagen ze daar in hun mand als ’n koning in zijn koets, zoo gelukkig en tevreden, dat het lot van ’n kat, die thuis verzorgd wordt, er niet bij vergeleken kan worden. Eens op ’n morgen, ’t was nog heel vroeg, stond de vader van kleine Sophie onverwacht voor haar bed. Hij bukte zich voorzichtig over haar heen en zei zachtjes : „Fieke, word eens wakker!” Fieke deed haar oogjes open en keek haar vader droomerig aan. „Ben je goed wakker, kindje?” vroeg haar vader weer. Zij sloeg haar armen om zijn hals, zuchtte diep en zei, terwijl ze hem kuste : „Ja, paatje, waarom is maatje niet hier?” Hij beantwoordde die vraag met ’n zoen, en zei. terwijl hij gelukkig glimlachte : „Kom nu eens mee, dan zal ik je laten zien, wat er vannacht voor mijn lieve Fieke gebracht is! Dat is heel wat anders dan ’n paar katten, die toch nooit anders doen dan kwaad.” Fieke’s oogen gingen wijder open; zij liet zich door haar vader opnemen en ’n groote sjaal omslaan. Zij gingen de trap af, ’n gang over, ’n kamer binnen, de slaapkamer van vader en moeder, en ... . „Heel stil wezen,” vermaande haar vader toen zij binnen traden. ’n Vrouw met ’n kornet op en ’n breeden witten boezelaar voor, zat met ’n groot pak op haar schoot voor het bed, waarin moeder lag. Het pak was bedekt met ’n groote sprei. Toen meneer met Fieke op den arm haar naderde, bracht de vreemde vrouw nog even den vinger aan den mond en trok hoog de wenkbrauwen op, waardoor Fieke de overtuiging bekwam, dat het ’n zeer ernstige zaak moest wezen. De vrouw lichtte heel voorzichtig de sprei op en toonde twee kleine kindergezichtjes, weggemoffeld onder allerlei doeken en strikken. Met verbazing staarde Fieke het wonder aan, maar zij durfde geen geluid geven. Heel voorzichtig boog zij zich naar het oor van haar vader en fluisterde zacht: „Voor wié zijn die nu?” En vader fluisterde terug: „Voor Fieke.” Weer keek het kind naar haar twee broertjes, maar de glans van .geluk en verrassing, die ’n oogenblik op haar gezichtje te zien was geweest, verdween, en nadenkend fronste zij het voorhoofd. Zoo dacht zij even na, en vroeg toen plotseling en iets minder zacht dan zij daareven gesproken had : „En welke moet er nu verdronken worden?” De vader keek zijn kind met vreemde oogen aan. „Verdronken worden?!” vroeg hij verwonderd. Fieke verstond blijkbaar de vraag niet, want zij vroeg weer: „Zijn ze duur?” „Ja, zeer duur 1” antwoordde haar vader. „Duurder dan katjes?” „Ja, veel duurder 1” „Dan had ik er toch maar liever één gekocht.” De vader bracht zijn kind weer stil naar haar bedje, om nog ’n paar uurtjes te kunnen slapen. Maar Fieke sliep niet en lag maar steeds te denken over de twee verdwenen katjes en over die twee broertjes. Als één katje genoeg was, om mee te spelen, zoo dacht zij, waarom dan ook maar niet één broertje gekocht ? Vooral wanneer ze duurder zijn. Vader ging de trap weer af, blij en gelukkig dat hij twee kinderen gelijk had kunnen koopen, maar bij nadere overweging vond hij toch, dat zijn kleine meid wel eens gelijk kon hebben, en dat één broertje wel voldoende was geweest.
PDF
Nummer
1914, nr.10, 4 mrt. 1914
Blad
14
Tekst
DE ZUID-AFRIKAANSCHE BANNELINGEN IN ENGELAND De negen uitgewezenen: die' met de Umgen-i naar Engeland zijn verscheept zijn, ofschoon zij eerst geweigerd hadden, toch in Engeland aan wal gestapt. Wij geven hierbij een foto op hei oogen blik dat zij te Gravesend over de verschansing leunden. V. 1. n. r. de heeren: Livingston, Bain. Morgan. Mc. Kerrell, Watson. Poutsma, Crawford. Waterson en -Mason. Poutsma komt waar schijnlijk naar Holland om lezingen te houden. ONTZETTENDE ONTPLOFFING TE RUMMELSBURG (Duitschland). In de groot? Aniline-fabriek .Agfa te Rummélsburg heeft Donderdagmiddag een ver schrikkelijke ontploffing plaats'gehad. Op het oogenblik dat wij dit schrijven zijn de puinhoopen nog niet opgeruimd, doch hét aantal dooden bedraagt op het oogenblik 9. MONUMENT VOOR MINISTER BERTEAUX Te Issy-les-Moulineaux is een monument onthuld voor den Franschen minister Berteaux. die indertijd door een vliegmachine is gedood. STORM IN HET ZUIDEN VAN FRANKRIJK In net Zuiden van Frankrijk heeft een ontzettende storm gewoed, die de in aanbouw zijnde tentoonstelling te Lyon geheel heeft verwoest en ook op het militaire vliegterrein erg heeft huisgehouden. Hierboven een chaos van balken en planken. Eau „Castello” (MOURA - PORTI GAL) Krachtdadig bij lever-, blaasen nierziekten. Zeer versterkend en zuiver voor de Maag. Men kan het enkel gebruiken en wordt een heerlijke drank wanneer men het aanmengt mei melk, c itroen. 5 i r o o p, W ij n. Cognac, W h i s k e y etc. Generaal- Vert. voor Nederland, N.V. v. h. Henri Sanders 22 Heerengracht Amsterdam. ELECTRISCHE KERKORGELFABRIEK ......... -. -. A. STANDAARD .........— ROTTERDAM. Telefoon Interc. 9667. z Van MARTELING naar GEZONDHEID Hoe lijders aan RHEUMATIEK, LUMBAGO en HEUPJICHT spoedig eene heerlijke verlichting en zekere genezing vinden. Ten laatste kunnen de slachtoffers van deze kwellende pijnen mannen en vrouwen wier leven eene eeuwigdurende kwelling was — met hoop, vertrouwen en zekerheid uitzien naar de gewenschte verdwijning der pijn. In f\ ƒ MJ i W/. 1/ wordt in de eerste plaats een geneesmiddel aangeboden, dat niet alleen de medische vermaardheid geniet door zijne krachtdadigheid in gevallen van Rheumatiek, Lumbago en Heupjicht, maar het is ook gegarandeerd een uitstekende, zekere pijnstiller te zijn, die onschadelijk is voor het hart of andere organen van het lichaam. Kephaldol werkt vlug en betrouwbaar, veroorzaakt geen prikkeling in de ingewanden en heeft niet de eigenaardige nawerking van Quinine of Phenacitin. Kephaldol brengt werkelijk een ongekende» zegen aan de lijdende menschheid en het genot van eene uitstekende gezondheid aan degenen, die zich misschien sedert jaren door een ellendig bestaan gesleept hebben Kephaldol wordt voorgeschreven en aanbevolen door doctoren. Prijs per 1 I tube f 2.10 en per 1 2 tube f 0.85 Verkrijgbaar bij alle Apothekers en Drogisten en bij den Generaal-Vertegenwoordiger voor Nederland: N. V. v h H e n Ri S a n deRS, 22 Heerengracht,A msterdam / I RJ.de VISSER VAM BLOEMEN Leverancier o.a. van het Rein-Pneumatische Concertorgel in de Luth. Kerk te Arnhem : Concertorgel in de Kerk van den Ned. Prot. Bond te Schiedam, enz. enz. Onze brochure ..Hoe ons werk beoordeeld wordt", op aanvrage verkrijgbaar. LEZWIJN & EIGEMAN, Kassiers en Commissionnairs in Effecten. Telefoon No. 407, LEIDEN. AMSTERDAM W.P ROTTERDAM MAAS
PDF
Nummer
1914, nr.10, 4 mrt. 1914
Blad
15
Tekst
3 Wanneer men U een zoogenaamd goedkooper surrogaat offreert dan het LIEBIG’S ia Vleesch-Extract dan moet U niet verwonderd zijn als U teleurstellingen ondervindt bij het gebruik. — Alleen Liebig’s Vleesch-Extract vertegenwoordigt de hoogste waarde van Uw geld. NAAMLOOZE VENNOOTSCHAP A. J. NUSS, Amsterdam. Reguliersbreestraat 30-32. — Tel. 557. Paleisstraat 17. - Tel. 9048. — Raadhuisstr. 43. van s OOK VOORHANDEN: Losbladige Boeken, gelieel vlak en vast openliggend, welke met sleutel afgesloten kunnen worden. sage- en Schoonheidscrème. Bij alle goede Coiffeurs en Parfumeurs. Fl. 0,45 p. tube. fl. 1.15 p. pof. Vraagt onze gratis geïll. brochure. „AUBRY SISTERS’ AGENCY” Corn. Schuytstr. 2 Amsterdam Telefoon 3403 Z. Zwitsersche borduursels worden franco en vrv van invoerrechten aan huis geleverd. Japonnen vanaf Blouses vanaf fl. 5.75 f|. 1.95 Kinderjurken vanaf fl. 2 90 Beste kwaliteit Zwitsersch borduursel op batist, voile, crêpon, linnen en op de allernieuws e soorten zyde. Parysche modeplaten met stalen col lectie 69 van borduursels franco op aanvraag Onze geborduurde japonnen en blouses zyn ongemaakt. Knippatronen worden echter by be-«telling in elke gewenschte maat geleverd. ^TCMCARXISLIEB^ AUBRY SISTERS* „Greaseless Cream” Eene aangename verrassing wacht zelfs de meest verwende vrouw, gezien de plotselinge, aanzienlijke verbetering, die haar teint en gelaatsuitdrukking ondergaat, onmiddellijk na gebruik, van deze beroemde. Amerikaansche MasP. 1 VAN PINXTEREN, Tailleur Kelierssr.chi 17. AMSTERDAM. A. Abonnement 15.50 per maand, bij vooruitbetaling. ten Kostuum, een Demisaison en een Pantalon, óf een Kostuum en Winterjas. Telefoon «713. voor één jaar B. f750 per maand, bij vooruitbetaling. Een Jacquelkostuum, een Colbertkostuum, een Pantalon en een Fantasie vest of twee kostuums en een Demisaison. De goederen blijven het eigendom van de geabonneerden. £
PDF
Blad 
 van 2380
Records 576 tot 580 van 11897