Panorama

Blad 
 van 2380
Records 571 tot 575 van 11897
Nummer
1914, nr.10, 4 mrt. 1914
Blad
06
Tekst
Hij liet mij beloven, dat ik u zou vertellen, dat zij nog leefde en dat het niet door den val was, dat zij haar verstand had verloren. Het schijnt, dat het in de familie zat. Maar ik was niet van plan het te doen. Ik zou al mijn macht over u verloren hebben, als u geweten had, dat u geen moordenaar waart en dat er geen gevaar was voor bekendmaking.” Er werd geluid gehoord van weenen. van tranen, die het hart van een man verscheurden. Eldred Dawley verborg het gezicht en weende als een klein kind. ..Goddank.” snikte hij, ..Goddank, de last, die jaren op mij gerust heeft, is weggenomen. Ik kan het goedmaken, voor ik sterf. Ik kan het kwaad, dat ik gedaan heb. hoewel maar voor een klein deel, herstellen." George slaakte een onderdrukten uitroep en hij kreeg een kleur. ,,Maar zoudt u dat wel doen ?" redeneerde hij: „na al. die jaren: denk aan het schandaal.” Zijn oom keek op. op zijn afgetobd gelaat lag een glans, die niet van deze wereld was. ,.Mijn beste jongen, daar heb ik juist al die jaren aan gedacht." zei hij beminnelijk „om zoo’n jammerlijke kleinigheid. zooals de menschee zouden zeggen, heb ik een doodzonde begaan. Nu is mijn gelegenheid gekomen en ik zal er gebruik van maken. Letty, ik vraag je vergiffenis voor alle slechte en verkeerde gedachten, die ik over je koesterde. Wat je ook bent, je bent niet laf. Je hebt de waarheid verteld als een dappere vrouw." Hij boog zich over haar heen en kuste haar voorhoofd. Ardath keek haar aan met vochtige, blauwe oogen. .Je zeide, dat je bergopwaarts klom,” zei hij ruw: ,. beste kind, naar mijn meening.heb je den top bereikt.” Maar George wendde zich van haar smeekenden blik af en Letty wist, dat het zwaarste deel van haar taak gekomen was. Zij schoof haar engagementsring af en gaf hem aan George. Hij nam hem aan, terwijl hij donkerrood werd. Ardath keek hem aan. „Wel, je bent haar niet waard,”zei hij heftig, „zij is een voortreffelijke vrouw: het is hard voor je, maar ik kan het niet helpen: het is waar. Ga naar Lady Moya terug dat is te zeggen, als zij je wil hebben.” Een doffe blik was George’s eenig antwoord. Eldred Dawley kwam tusschenbeide. terwijl hij Letty aansprak. ,tGa dadelijk met mij mee naar Peace Hall.” zei hij gretig. Jk voel, dat ik naar haar toe moet gaan. Ik moet haar ===== PANORAMA == zien, ik moet haar vertellen, dat al die jaren de gedachte aan haar mij gekweld heeft: wat ik gedaan heb, heeft op mij gedrukt als een last, die mij ter aarde boog, en nu. Gode zij dank, is hij van mij afgenomen." Hij strekte de hand uit naar Letty, zij nam haar aan en trok haar door haar arm en zoo. terwijl hij op haar leunde, terwijl haar jeugdige kracht zijn zwakke schreden ondersteunde, verlieten zij samen de kamer. „Ik ga terug naar mijn mijnen," zei John kortweg, toen hij alleen was met George; „en jij?” George aarzelde, toen keek bij zijn neef openhartig aan. „Ik zal het je maar zeggen,” zei hij: ..ik ga naar Moya.” Gedurende een seconde keek Ardath hem aan. toen stak hij zijn hand uit. „Dat is eerlijk van je.” zei hij kortaf. . en dat is toch maar het voornaamste. Geef mij de hand en vergeet, dat ik een beetje heftig was." „Dat verdiende ik ook,” zei George grootmoedig „maar, oude jongen, als ik haar had liefgehad, zou ik nergens om gegeven hebben. Maar dat deed ik niet, zie je; ik had Moya Hef!” ..En daar ben ik blij om."antwoordde Ardath hartelijk, „want, zie je, mijn jongen, ik wil zelf met Letty trouwen.', De vrouw die hij gedurende jaren als dood had beschouwd, herkende hem en kromp van schrik ineerthift was een gedeelte van de straf van Eldred Dawley en hij verdroeg het geduldig. Zijn tegenwoordigheid bracht haar de tragedie van haar huwelijksleven te binnen en dat wond haar zoo op, dat hij niet langer bij haar mocht blijven. Zij werd van , Peace Hall vervoerd naar het landhuis van haar echtgenoot in Kent, waar hij haar onvermoeid met toewijding en teederheid overlaadde, en na een paar maanden werd haar verstand helderder. Alice Dawley leerde haar echtgenoot vergeven, zelfs hem lief te hebben, en Eldred’s dankbaarheid ging alle begrip te boven. Hij leefde alleen voor zijn vrouw en Letty. die hem bijgestaan had in zijn beproevingstijd. voelde, dat hij haar niet langer noodig had. Dat vertelde zij aan John Ardath, die overgekomen was om afscheid te nemen, voordat hij naar Australië terugging. ..Het is een wonder, zoo gelukkig als zij zijn," zei ze zacht, ..deze twee oude menschen beginnen een nieuw leven: maar zij hebben mij niet meer noodig. Ik ga weg. Mijnheer Dawley heeft zich heel edelmoedig tegenover mij gedragen. Hij stond er op. om. een bepaald inkomen voor mij vast te zetten." Ardath keek haar met zijn stoutmoedige blauwe oogen aan, maar haar mededeeling scheen hem niet veel belang in te boezemen. Hij dacht niet over wat Letty gezegd had noch over wat zij was. Zij was veranderd : het boeiende gelaat met de roode lippen en flinke kin was zachter ge worden, het had iets gekregen, wat er tot nu toe aan had ontbroken. De fletse, heldere oogen. beschaduwd door lange zware wimpers, waren de weerkaatsing van een reine ziel. ,Je kijkt." zei Letty verwijtend. ..of je beelemaal niet let op hetgeen ik zeg.” „Dat doe ik ook niet," zei Ardath dadelijk; ..ik denk over iets, wat jou ook aangaat, over een huwelijk." „Ik weet welk,” zei Letty haastig: ., over dat van George en Moya de vorige week. De kranten zeggen, dat zij er zoo beminnelijk uitzag.” Ardath deed een ongeduldige uitroep. „Neen, ik dacht werkelijk niet aan hen." zei hij onstui mig; „Letty, ik dacht aan je eigen huwelijk. Je zegt, dat je hier niet noodig bent. Letty” hij maakte een beweging naar haar toe ..weet je. waar je wel noodig bent, hier in mijn armen.' Hij strekte ze uit; Letty, half lachend, trok zich terug. „Neen, neen.'’ zei ze; „dat doe je uit medelijden; je denkt, dat ik eenzaam op de wereld ben en je bent zoo goed, dat je die gedachte niet verdragen kunt. Maar dat is geen liefde.’ Ardath’s antwoord was, dat hij haar in zijn armen nam, om de lippen te kussen, die zij hem niet weigerde. Letty probeerde te spreken, maar dat belette hij haar. „Neen, ik weet precies, wat je wilt zeggen,” verklaarde hij; „wat nonsens, over wat er gebeurd is. en dat wil ik niet hebben. Hoor je?” „Ik wilde alleen zeggen, dat ik niet kan begrijpen, hoe je me kunt liefhebben, wanneer je alles van mij weet, fluisterde Letty en John Ardath lachte uitbundig. ..Wel. dat is juist de reden." zei hij. ..Ik ben niet gewoon, mij illusies te maken. Ik heb je altijd op de juiste waarde geschat. Een grootsche vrouw, die meer waard is, dan alle andere op de wereld. Nu, is je dat genoeg?" Hij hield zijn hand onder haar kin en hief haar gelaat naar hem op. „Jij bent juist een vrouw voor mij,” vertelde bij haar, „ja, dat ben je. En ik weet, dat ik juist een man voor jou ben. En Letty stemde toe. dat hij gelijk had en gaf hem haar eersten vrijwilligen kus. M IJ N V V ICTOR Wihbley was mijn vriend en bij was een moordenaar. Als ik dit neerschrijf, vind ik er niets buitengewoons aan; 't is precies alsof ik* schreef Victor Wihbley was mijn vriend en handelaar in levertraan. Ook het geheele verhaal is gewoon, niet grappig, niet sensationeel en bovendien wordt er geen smart of wroeging in beschreven. Evenmin komen er spookverschijningen in voor en nog minder het rondwaren van den geest van de vermoorde vrouw. Noch deed mijn vriend geheimzinnig of zat er bloed aan zijn handen, dat er nooit afging en van de slapelooze nachten, die, volgens de sensatie-romanschrijvers, moordenaars moeten hebben, viel niets bij hem te bespeuren; integendeel, hij sliep altijd als een roos. Victor Wihbley had ook geen ongunstig uiterlijk of een verradersbaantje. Verder behoeft geen enkele lezer bevreesd te zijn ooit met zijn moordenaarsnatuur kennis te zullen maken, want hij is reeds lang geleden een natuurlijken dood gestorven. Wij woonden beiden te Vladiwostock. Vladiwostock is de stad der avonturiers. Je maakt er met elkaar kennis, treedt er met elkaar in relatie, zonder te vragen waarom je je vaderland verlaten hebt. Je komt er om fortuin te maken of omdat in je vaderland de lucht niet meer zuiver is. Als schipbreukeling op de levenszee gevoel je sympathie voor elkaar, men gaat als vrienden met elkaar om totdat op een goeden dag een van beiden verdwenen is, waarheen weet niemand en kan ook niemand iets schelen. ’t Was een wintermiddag in Vladiwostock, toen ik bij mijn vriend Victor even binnenliep om wat slechte whiskey te drinken bij den brandenden haard. Den eenen keer kwam ik bij hem en een andere maal hij bij mij. We hadden al een paar maanden met elkaar omgegaan, zonder iets van ons huidige en vroegere leven te weten. We spraken over de geïmporteerde spiritualiën, ovei vrouwen, over verveling en over de schepen in de haven. Nu dan, op dien dag zaten we bij het knappend haardvuur. In een ciubsessel tegenover elkaar met den rooden schijn van het vuur op onze voeten. „Zeg Morton, heb jij wel eens een moordenaar ontmoet?’ vroeg Victor terwijl hij een sigaret aanstak. „Dat weet ik niet, Victor. Je kan het niet aan iemand zijn neus zien.” ,,Nu, dat klopt I Als je er een wil zien, dan moet je mij ereis bekijken. Ik heb een jaar of tien geleden dien titel verworven." Nu moet de lezer niet denken dat ik uitriep : Jij, Victor, een moordenaar! of dat ik begon te rillen of hem nauwkeurig opnam of angstig werd. Niets van dat alles; ik zeide alleen maar: „Zóó.. . je whiskey is beter dan vroeger.” „Vindt je.... Ik heb ze nu bij Ki Musa Mi gekocht .... Je weet wel bij den Japanner aan de haven .... Morton, weet je waarom ik je dat van dien moordenaar vroeg ?” „Nee!” RIEND, DE MOORDENAAR altijd zoo vervelen en ik dacht dat om er wat van te vertellen .... Ik we ons vragen door berouw of een andere mooie opwelling om aan iemand m’n hart uit te storten; verre „Omdat je nu zou wordt niet gedwongen van dat.... Jouw ontsteltenis had me moeten amuseeren en jij had door mijn verhaal wat emotie gehad.” „Vertel op, Victor.... misschien ril ik nog van angst bij ’t knappend haardvuur, voordat je verhaal uit is.” Hij vulde de glazen, wierp een brok hout op het vuur, zoodat de vonken wijd uit spatten, wreef even de vingers tegen élkaar om ze van stof te reinigen en stak de handen in de zakken. „Ik heb een vrouw vermoord, een mooie vrouw, een gevierde schoonheid, die, als ze in haar loge in de Covent Garden plaats nam, de geheele zaal in beroering bracht. De wereld zegt dat ik een misdaad gedaan heb en ik zeg dat ik een weldaad verricht heb.” „Dat is verschil van opinie!” viel ik in de rede. „Juist,” lachte Victor. ... Zij bracht het hoofd op hol van welgestelde oude en jonge mannen en als hun bezittingen de hare waren geworden, dan keek ze hen niet meer aan. Meestal werd het cadaver van den eens zoo welgestelden vriend in.de Theems of in het Hydepark met doorschoten slapen gevonden. Ze had een album, waarin de portretten van de slachtoffers netjes volgens jaar en levenseinde gerangschikt waren. De krantenberichtjes omtrent den zelfmoord waren er bij geplakt." „Interessant, iets voor een psycholoog,” zeide ik. „Doet me plezier dat je het interessant vindt. Ik werd ook in haar netten gevangen en mijn fortuin heeft ze me ook afhandig gemaakt, maar in haar album sta ik niet en van mij heeft ze ook niet kunnen zeggen tegen een nieuw slachtoffer: .. . Jammer van den boy, maar ik kan toch niet helpen dat hij zijn geld opgemaakt heeft. Op een goeden dag was ik geruïneerd, maar ik liet er niets van merken Ik stelde haar voor, het personeel twee maanden vrijaf te geven en samen een reis naar Egypte te maken. Van het weinige geld dat mij nog restte, kocht ik twee passage-biljetten eerste klasse naar Luxor en bewoog haar het personeel een dag vóór ons vertrek weg te zenden. Op den morgen dat we zouden afreizen, nam ik het album van tafel en sloeg het open. Kijk Bell, wat een stommelingen, ze verdienden niets beters .... Weet je wat ik zou doen .... Och. zeide ze, leunend tegen de tafel, misschien zou je me voorstellen met werken ons brood te verdienen of om mijn particulier-secretaris te worden.... Neen, dat zou ik doen, riep ik terwijl ik een revolverschot op haar loste. Het schot was niet doodelijk, dat was met voorbedachten rade. Ze probeerde te vluchten maar dat kon ze niet door de verwonding en haar hulpgeroep gaf niets,, want er was niemand meer in huis dan wij tweeën. Schoone Bell, zeide ik, je rijk is uit. je hebt mij geruïneerd, maar ik kom niet in je slachtoffer-galerij. Ik heb je niet onmiddellijk doodgeschoten, omdat ik je vonnis eerst wil vertellen voordat ik dat doe. Zoo dadelijk krijg je ’t genadeschot. Als je dood bent, neem ik al je geld er. sieraden en trek er mee de wereld in, met het bewustzijn een voor de maatschappij hoogst gevaarlijk individu onschadelijk gemaakt te hebben, De ouders, die nog hun zonen betreuren, die jij den dood ingejaagd hebt, zullen zich verheugen en de moeders met hun kinderen, die jij tot den bedelstaf hebt gebracht, zullen mij vereeren als hun wreker. Verder blijft je cadaver hier liggen tot je personeel terugkomt, dan vinden ze inplaats van hun schoone meesteres een vies stinkende massa, die te afschuwelijk is om aan re zien. Nu Bell amuseer je .... Ik schoot m’n browning een keer of ze: af. Bij het eerste schot was ze stil en toen de kruitdamp opgetrokken was lag ze zielloos op den grond, terwijl het bloed door haar kleederen sijpelde. Den geheelen dag blee; ik nog in huis om zooveel mogelijk de dingen van waarde, die gemakkelijk te dragen waren, in te pakken en behalve het geld dat ze op de bank had, vond ik nog een groot kapitaal aan effecten en contanten. Ik had twee maanden voorsprong, dus kon ik veilig het geld in reis-chèque’s omzetten, om elders weer te incasseeren. Dit ging zeer gemakkelijk, daar ik in Londen als zeer gefortuneerd bekend stond en niemand van mijn débacle iets afwist. Eeist een Jaar later las ik in Chicago dat de moord ontdekt was en een oude gek nog vijfhonderd pond uitloofde aan dengene. die het verblijf van den dader wist op te geven. Als je soms court d’argent bent, ga je gang. . „Dank je!” „Nu, is dat geen mooi verhaal, geknipt voor het „Strand” of „The Wide World.” „Maar, Victor, je vertelt dat aan mij, zonder dat je weet of mij zoo’n geheim toevertrouwd is.” „Geheimhouding heb ik je niet gevraagd, is ’twel? Arresteeren ze mij, dan veroordeelen ze me niet. Denï je dat ik lust heb om naar Londen gebracht te worden en daai al dat wijsgeerig geklets en gevraag aan te hooren, om dan per saldo nog opgeknoopt te worden? Ik heb steeds vergift bij mij, dat zit in den middelsten boventand, ’t Is een holle kunsttand, dien ik los kan schroeven en in de holte zit voldoende vergift om er uit te wezen. Gebeurt het nog eens dat ze tegen me zeggen ; je bent m’n arrestant, dan zeg ik: best. Den eersten keer dat ze me alleen laten stap ik uit m'n stoffelijk omhulsel.” We bleven vrienden en spraken nooit meer over de geschiedenis. Een jaar daarna werd hij ziek en toen hij zijn einde voelde naderen, liet hij den Engelschen Consul roepen en liet een proces-verbaal van zijn bekentenis opmaken. Hij vroeg den Consul op het document te melden, dat hij de bekentenis niet uit wroeging of berouw gedaan had. maar omdat hij van orde en regelmaat hield en nu de Londenschë recherche onder het dossier betreffende de misdaad kon zetten: Dader Victor Wihbley, overleden te Vladiwostock, na volledige bekentenis. „We leven in een goed georganiseerde maatschappij, you see!" waren zijn laatste woorden. G. A. DIETERLE.
PDF
Nummer
1914, nr.10, 4 mrt. 1914
Blad
07
Tekst
VOTES FOR WOMEN. Vorige week hield de bekende Mrs. Pankhurst een speech vanaf een balcon. De politie dacht haar gearresteerd te hebben bij het verlaten van het huis, doch het bleek een andere dame te zijn. Hierboven Mrs. Pankhurst haar rede houdende. KONINGIN VOOR ÉÉN DAG- DE ..ELEGANTSTE” MAN DER WERELD. In Parijs bestaat de eigenaardige gewoonte, dat uit de meisjes die op de markten levensmiddelen Hierboven een portret van den Heer André de Fouquiéres, enz. verkoopen. een koningin wordt gekozen, wier rijk slechts één dag duurt en die zich niet den koning van de heerenmode te Parijs. Deze toonaangever der met prozaïsche staatszaken behoeft bezig te houden. heerenmode stelt zich voor door geheel Europa lezingen te Op 'onze foto zitten de dametjes in afwachting, wie door de commissie zal worden gekozen. houden over het elegante van de heerenmode. HET STAATSWAPEN VAN ALBANIË. Door Prof. Daepler te Berlijn is een Ontwerp gemaakt van een staatswapen voor het jongste Vorstendom Albanië. Het hoofdmotief is een adelaar, wat beschouwd kan worden als een vriendelijkheid tegenover Duitschland, Oostenrijk of Ruslana, die ook een adelaar in hun wapen voeren. DE VORST VAN ALBANIË. Hierboven een foto, genomen door den hofphotograaf Niederastroth, van den Vorst van Albanië, gekleed in de tenue welke Z.M. droeg ter gelegenheid van het bezoek van de deputatie, die hem de kroon van Albanië kwam aanbieden. DE BEWAPENING VAN MEXICO. De rebellen in Mexico zien op alle mogelijke manieren in bezit te komen van oorlogswapenen. Verschillende scheepsladingen met kanonnen en munitie zijn reeds binnengehaald en op bovenstaande foto ziet men het in kisten pakken te Nieuw-Orleans van kanonnen om per eerste gelegenheid naar Mexico te worden verzonden. DE DEPUTATIE VAN ALBANIË. De Albaneesche deputatie met aan het hoofd Essad-Pacha, de invloedrijkste man in Albanië, is aan het station te Rome gekiekt. Vanuit Rome is deze deputatie naar Neuwied vertrokken om aan den Prins von Wied de kroon van Albanië aan te bieden en .... flink te fuiven. LORD MINTO ERNSTIG ZIEK. Lord Minto. wiens toestand op het oogenblik dat wij dit schrijven zeer ernstig is, heeft een prachtige loopbaan achter zich. Van 1905 tot 1910 was hij onderkoning van Engelsch-Indië en voor dien tiia Gouv.-Generaal van Canada. (Foto Underwood & U.) DE KROONPRINS VAN ITALIË. Naar aanleiding van de geruchten dat de nog jonge kroonprins van Italië een reis om de wereld zal gaan maken, reproduceeren wij hierbij een portret van hem, onlangs vervaardigd door Paolo Lucchesi te Rome, Men verzocht ons te willen melden, dat het portret van den heer L. Gimberg, voorkomende in Panorama No. 29, is vervaardigd door den heer P. H. Kouiv, Guyotstraat 6 te Nijmegen. EEN K1NDERRECHTBANK. Te Denver (Noord-Amerika) heeft de bekende Mrs. Ben Lindsey een kinderrechtbank opgericht, waaraan zij en haar echtgenoot een groot gedeelte van hun tijd besteden én waarvan zij de beste verwachtingen hebben. Het ligt in hun bedoeling de kinderen zelf op het kwaad opmerkzaam te maken om hen zelf te laten oordeelen wat onrechtvaardig is en dus gestraft moet worden.
PDF
Nummer
1914, nr.10, 4 mrt. 1914
Blad
08
Tekst
EN lange koude wintertijd, met regens, die dagelijks in loodrechte stralen, dicht aanééngesloten neergonsden; veel sneeuw, die zoodra ze met de door water verzadigde aarde in aanraking kwam in een modderpoel veranderde; sombere, triestige dagen. De anders zoo koninklijk fiere palmen, die zich nu ijl en zwart tegen de grauwe lucht afteekenden en zwaar en nat hun mooie waaierbladen lieten hangen, gaven de zoo heerlijke parken en villatuinen van Rome nu een droef, spookachtig aanzien. Wat beklaagden we de arme reizigers, die om den winter in het Noorden te ontvluchten dikwijls juist in dezen tijd naar Italië gaan, denkend daar zon en blauwe lucht te vinden, maar door de gebrekkige verwarming der huizen, behalve natuurlijk de groote hotels, die alle centrale verwarming hebben, er nog veel ongeiukkiger aan toe zijn, dan wanneer ze in hun eigen land bij de goed verwarmde kachel waren gebleven. Italië, het land van licht en zon, moet men niet bij grauw en somber weer gaan zien, want zelfs de grootste optimist die als een druipnatte poedel door de modder loopt, zal van dit land, van welks kunst en natuurwonderen hij op de schoolbanken al hoorde en waarvan elk min of meer fantastisch aangelegd mensch, zich een tooverwereld droomt, een geheel verkeerden indruk krijgen en nauwelijks kunnen gelooven, dat deze natte, koude omgeving, over een paar weken het heerlijke, zonnige Zuiden in al zijn stralende schoonheid zal zijn. Maar eensklaps op één der eerste Februaridagen, als wilde ze ons de winterellende zoo gauw mogelijk doen vergeten, stond de zon al vroeg aan den fijn grijs-blauwen hemel en drong huizen en kamers binnen, om zich dadelijk bij ieder, die naar haar verlangd had, aan te melden en te vertellen, dat ze van haar winterreis terug was. ’t Was één van die mooie, vroege voorjaarsdagen, waarop we ons na langen somberen wintertijd als herboren gevoelen. De natuur, de atmosfeer, alles spreekt van nieuw, verjongd leven en elk frisch grasscheutje, elk microscopisch klein groen puntje aan de boomen, toovert ons de heerlijkheden van het aanstaande voorjaar voor oogen. Heel Rome had haar feestkleed aangetrokken, de bloemverkoopsters hadden manden vol welriekende viooltjes, mimosa, meiklokjes en narcissen, die als ’t ware reuzenbouquetten vormden ter eere van de zon en de wedergeboorte van godin Lente. Iedereen kocht zich voor een paar soldi een bosje bloemen en stak zich die op de borst; de kinderen waren een en al drukte en bedrijvigheid; oude vrouwtjes herleefden weer en zaten tevreden glun derend buiten in het zonnetje voor de deur. De mannen die al dagen lang met hun neus in den bonten kraag van hun cape gedoken liepen, lieten hun mantels nu vrij om de schouders hangen en staken den neus in de lucht om er den lekkeren geur van op te snuiven. Al genietend waren we een heel eind van de stad afgedwaald en vóór we er aan dachten, stonden we voor de basiliek van San Paolo, één van Rome’s zeven hoofdkerken, die door alle pelgrims bezocht wordt en omdat zij buiten de muren van Rome ligt „San Paolo fuori le mura” wordt genoemd. Zij werd in 386 door keizer Theodosius gebouwd en aan den apostel Paulus gewijd. In 1823 werd de groote basiliek bijna geheel door brand verwoest, maar toch weer volgens het oude grondplan opgebouwd. Ontelbare schatten zijn toen door verschillende landen ten geschenke gegeven, vooral bestaande uit veel kostbare marmersoorten, zoodat het interieur enorm rijk aandoet en het daardoor meer op een weelderig gedecoreerde zaal in een koninklijk paleis gelijkt, dan op een kerk. Het gebeeldhouwde en zwaar vergulde plafond wordt, om een klein voorbeeld te noemen, door 80 zuilen van Simplongraniet gedragen en zoo is verder alles van onschatbare waarde. We lieten ons door een „carozza”, een van die rijtuigjes die voor alle gebouwen en kerken bij menigten staan, naar het Colosseum brengen en juist spraken we over de verschillende tijden met hun eigen kunstuitingen, toen we stilhielden voor het grootste van alle theaters, dat ons telkens als we het zien, weer de kracht van den Romeinschen bouwstijl doet bewonderen. Het Colosseum, dit onmetelijke gebouw, waarvan keizer Vespasianus in het jaar 75 den grondslag legde, door Titus in 80 ingewiid en door Dominitianus met kunstwerken versierd, noemde men ter eere van deze 3 keizers, allen van het Flavische geslacht, Amphiteatrum Flavium. Men vermoedt dat de 4e verdieping oorspronkelijk van hout was opgetrokken en eerst veel later door steen werd vervangen. Dit verklaart n.1. de verwoesting die in 207 werd aangericht, toen het gebouw door den bliksem werd getroffen en men er verscheidene jaren geen feesten meer kon geven. Reeds langen tijd werd het echter weer als theater gebruikt, toen in 486 een hevige aardbeving er zulk een schade aanrichtte, dat opnieuw groote reparaties begonnen moesten worden. Bij het feest der hernieuwde opening, waarbij 5.000 wilde beesten geofferd werden, was er plaats voor 50.000 toeschouwers en veel plaatsen zullen er tijdens de kampspelen en in den tijd toen Nero het voor een voorstellingsplaats voor zijn Christenmoorden gebruikte, helaas nog te kort gekomen zijn, om de Romeinen in hun lust tot bloedvergieten en zien martelen van de Christenen, te bevredigen. Zoolang het Colosseum bestaat, bestaat Rome. Wanneer het Colosseum valt, valt Rome. Als Rome valt, zal de wereld vallen. Dit is het fiere devies van de Romeinen, dat voor ons nuchtere Hollanders misschien wel wat overmoedig klinkt, maar als we dit grootsche, massieve gebouw daar zien liggen, zooals het al eeuwen lang alle stormen heeft getrotseerd, dan voelen we toch wel, dat het niet enkel trots is, die hun deze spreuk in den mond geeft en wie, die het voorrecht heeft gehad het Colosseum des nachts met volle maanbelichting te zien, zal daarvan niet een eeuwige herinnering bewaren? Wie, die eens de machtige schaduwen zag, door de groote steenbrokken in de arena geworpen met daar tusscben de helle maanbelichting, de groote geheimzinnige gangen, die naar de onderaardsche gewelven leiden, huivert niet bij de gedachte aan de vreeselijke tafereelen die zich hier eertijds hebben afgespeeld? Hoeveel is er al over de pracht van een maannacht in het Colosseum geschreven, maar niemand heeft het, dunkt me, mooier gezien en weergegeven dan Byron het in z’n „Manfred” zegt............in de verte aan de zijde van den Tiber huilden de waakhonden, dichterbij uit de paleizen van de Caesars, de lange kreet van den nachtuil, de verwijderde roep van de schildwachten verhieven zich of stierven weg op de vleugels van een zachte bries... en gij, gij schittert, koninklijke maan, op dit alles, gij verspreidt een groot en teeder licht, dat de harde gestrengheid en troostelooze eenzaamheid van deze plaats verzacht; gij schijnt de kloof aan te vullen die de verdwenen eeuwen van de tegenwoordige scheidt; gij laat haar schoonheid aan datgene wat eertijdsschoon was en doet door uw glans ook dat wat niet mooi is, schoon schijnen”........ Een Hollandsche vriendin, een zeernerveuse,empfindliche natuur, was op een van die maannachten met ons meegegaan en keek vol angst in al die donkere geheimzinnige ruimten, zich geheel verdiepend in het verleden. Opeens gaf ze een doordringenden gil, die mij en alle Colosseumbezoekers naar haar toe deed snellen. Met angstige oogen keek ze naar een hond die ze in haar fantasie tot een leeuw had vergroot en werkelijk, toen we het onschuldig beest in eens uit een gang te voorschijn zagen komen kon ik me haar schrik wel indenken, ’t Beest had echter niets wilds of verscheurends over zich en heel wat plagerijen heeft ze over „den leeuw in het Colosseum” moeten hooren. Na een kibbelpartijtje met onzen koetsier, die als elk rechtgeaard Italiaansch wagenbestuurder nooit tevreden met zijn fooi is en alle heiligen- aanroept om ons te overtuigen, gingen we langs het Forum Romanum en, over den muur hangend, die de omheining er van vormt, zagen we vlak bij ons den triomfboog van Septimus Severus en zijn beide zoons Geta en Caracalla. een der grootste bogen die uit het Romeinsche tijdperk is overgebleven en opgericht is na de overwinning op de Parthen en meerdere barbaarsche volkeren. Tot de 10de of 11de eeuw heeft hij als doorgang gediend en zelfs de Paus moest er volgens de Romeinsche wet op Paaschmaandag, gaande van het Vaticaan naar het Lateraan, onderdoor loopen. Nu echter ligt hij in het Forum Romanum opgesloten, maar een heerlijken aanblik heeft men, als men onder zijn bogen staat en het geheel tot aan den Titusboog, aan den anderen kant van het Forum, kan overzien. Met een gevoel van groote voldoening over het verloop van dezen eersten mooien lentedag, keerden we huiswaarts, als altijd verrukt over de wondere schoonheid van de „eeuwige stad.” H. VAN REIJN—DE KORT. Rome, 2 Februari 19K ©asilieh van „San paolo fuori le 7Aura”.
PDF
Nummer
1914, nr.10, 4 mrt. 1914
Blad
09
Tekst
R. Tepe ANNEER straks tusschen de dorre bladeren, die den bodem onzer loofhoutbosschen bedekken, de lieveSneeuwklokjes of vastenavondgekjes, zooals ze ook wel genoemd worden, te voorschijn komen, en de komende lente als het ware inluiden,, dan is voorzeker de Hazelaar de eerste, die het zachte luiden dier klokjes verneemt en zich haastig gereed maakt zijne takken te tooien met tallooze lichtgele bloesemkatjes. Reeds in den herfst van het vorige jaar zijn die katjes in ontwerp gereed gemaakt en toen de dorre bladeren nedervielen, bleven ze alleen en geheel ontbloot aan de takken achter, en trotseerden er moedig de strengste winterkoude. Om eene dunne draadvormige as, die onzichtbaar was, schaarden zich dicht opeen sierlijke schub jes, waaronder de stuifmeelzakjes veilig waren opgeborgen. In den zachten adem der eerste lentedagen openen ze die schubjes, de draadvormige as wordt zichtbaar, strekt zich aanmerkelijk in de lengte uit en de zwellende stuifmeelzakjes schudden reeds, wanneer de takken slechts even door een zachten, nauwelijks merkbaren windstroom bewogen worden, gele wolkjes bloesemstuifmeel uit. Daar de katjes steeds met z'n tweeën of drieën bij elkaar zijn geplaatst en alle loodrecht naar beneden hangen en bovendien in grooten overvloed aanwezig zijn, ziet de bloeiende Hazelaar er uit alsof hij met tallooze kwastjes versierd was en wanneer dan de voorjaarszon al die gele bloesemtrosjes beschijnt en doorlicht, zoodat ze ons door hunne teerheid als het ware transparant toeschijnen, dan is er haast geen mooier voorjaarsbeeld denkbaar. In streken waar de sneeuwklokjes niet in wilden staat voorkomen zijn voorzeker al die gouden kwastjes de allereerste voorjaarsteekens. Met een uitroep van vreugde begroet hen dan ook de eenzame wandelaar en plukt er enkele om ze met een paar klimopblaadjes tot een ruiker te rangschikken, dien hij meeneemt naar de stad en naar huis om er zijne huisgenooten mede te overtuigen, dat het buiten na een strengen, tristigen winter weer lente zal worden. Die kwastjes van den Hazelaar zijn de mannelijke bloesems. Van deze gescheiden, komen de vrouwelijke op andere takgedeelten te voorschijn, wel is waar alleen waarneembaar door hare stijlen, welke als teere purperroode draadjes in bosjes uit enkele winterknoppen te voorschijn komen. Uit deze vrouwelijke bloesems ontwikkelen zich later, nadat zij bevrucht zijn, de hazelnoten, die de eekhoorntjes zoo gaarne komen stelen en ook — de kinderen. Wanneer in Oogst- of Herfstmaand de heete zon de nootjes heeft bruin gekleurd, wanneer deze, dikwijls met hun drieën en vieren bij elkaar, aan de takken zittend, zich gemakkelijk uit hare groene omhulsels laten verwijderen, dan begint voor de jeugd het noten zoeken en hebben de in het wild groeiende Hazelaars dikwijls veel te lijden van hare dartelheid en baldadigheid. De tijd is gelukkig voorbij toen uit hazelnootstruiken strafstokken voor de schooljeugd verden gesneden. Overigens is het gebruik van den Hazelaar als strafhout even zoo oud als het bijgeloof dat met den Hazelaar in verband staat, namelijk dat de op Hazelaars groeiende paddenstoelen de eigenschap zouden hebben, verloren voorwerpen daarmede spoedig terug te kunnen vinden en dat slapen onder een Hazelaar veelbeteekenende droomen zou veroorzaken. Het meest bekend is nog het geloof aan een tooverstaf die uit een Hazelaar gesneden werd. Daarbij was heel wat in acht te nemen. Die staf moest drie jaar oud en gevorkt zijn en niet langer dan drie span. Ook moest deze niet met een mes maar met een vuursteen uit den struik worden gesneden. Werd die staf op den grond of op de hand gelegd dan draaide de spits daarheen waar edel metaal te vinden was of waar schatten waren begraven. Dit volksgeloof brengt met zich mede dat de Hazelaar ook heel veel in volksliederen genoemd wordt. De wetenschappelijke naam van den HazelaarisC o r y 1 u s Avellana. Deze naam werd reeds door de Romeinen met betrekking op Avella in Campanie gebruikt. Bijna te gelijkertijd met den Hazelaar bloeit overal langs wegen en slooten en daar, waar zich een beekje door het landschap een weg zoekt, de Els, met honderden katjes. Hebben deze aanvankelijk eene paarse of dofroode kleur, later, bij het in bloei komen, schitteren ze in een granaatrood dat echter reeds spoedig, bij ongunstig weer in enkele dagen, verdwijnt. Op een gunstig tijdstip en uit de verte gezien levert een Elzenbosch, met op den achtergrond een blauwen voorjaarshemel een verrassend gezicht op, doordat als het ware een roode sluier zich om de verwarde struiken en boomen weeft. Hoe verschillend is zulk een teer gestemd voorjaarsbeeld van een herfstbeeld, wanneer het donkere, bijna zwarte groen der Elzentoppen zoo zeer afsteekt bij een achtergrond van een vlammend gelen avondhemel. Ook de Els speelt evenals de Hazelaar eene groote rol in sage en verdichtsel. Aan den Els knoopen zich vele Noordsche Sagen en bijgeloovige gebruiken vast. Volgens de sage werd de man uit den Els, de vrouw uit den Eik van Odin te voorschijn geroepen. Elzenhout is een zeker toovermiddel. In elzenbosschen houden zich booze geesten op en Elfen en de Irrinische meisjes vertoeven het liefst bij Elzestruiken. Op Elzestompen branden roode vlammen. De Els bloedt uit smart wanneer hij wordt geveld en het hout kleurt zich rood. In Jutland werd voor 100 jaar de Els nog vereerd. Voordat er daar een werd omgehakt knielde de houthakker er voor neer en vroeg hem met een spreuk om vergunning. De wetenschappelijke naam van den Els is A1 n u s g 1 u t i n o s a, dat beteekent „kleverige Els” omdat de knop en ook de bovenkant der bladeren, wanneer ze nog jong zijn, door een zich afscheidend hars-achtig vocht kleverig zijn. Wanneer de Hazelaar en de Els zijn uitgebloeid, dan zwellen aan de slanke groen-grijze takken der wilgen (Salix), waarvan zeer vele soorten ook in ons land voorkomen, de zilverwit-lepels, de katjes, waarvan ieder nog een bruin kap-vormig dekschubje draagt. ©loeiende Ha&elaartak (van aeer nabij ge&ien) ©loeiende 81s, waaraan ook nog ledige vruchtjes van het vorige jaar hangen.
PDF
Nummer
1914, nr.10, 4 mrt. 1914
Blad
10
Tekst
De Wilgen zijn de eenigste inlandsche boomen die dit eigenaardige, slechts uit één stuk bestaande schubben-omhulsel op hunne knoppen dragen. Als groote, witte parelen zijn deze knoppen aan de takken van den W a t e r w i 1 g (Salix Caprea) geregen. Wanneer de zon ze heeft doen zwellen dringen ze het beschuttende ’ omhulsel terug en uit den zijdeachtig witten pels komen dan de goudgele stuifmeelzakjes te voorschijn, waarvan de zuurzoete geur eene groote aantrekkingskracht op verschillende insecten uitoefent. Bruin-gele bijen, zwart-gepelsdehommels met gelen lijfgordel en allerlei andere kleinere insecten zwermen met aanhoudend gezoem bedrijvig om de bloesems heen, om nu eens hier en dan weer daar zich rijkelijk te goed te doen aan den zich afzonderenden nectar. Tegelijk met hen gonzen ook verschillende bont-gevlekte vlinders over de fraaie katjes en wanneer het citroentje, de mooie gele vlinder, zich op een der gele bloesems heeft neergelaten, erkennen wij dankbaar bij de aanschouwing van deze verrukkelijke voorjaarscompositie de hand van den alles-vermogenden Schepper. De lichtgevleugelde vlinder schijnt dan de psyche der stomme, in voorjaarspracht prijkende plant te zijn. Ook de luid klinkende opstandingszang van den leeuwerik klinkt nog luider en aandoenlijker boven een bloeiend Wilgenbosch. De goud-gele katjes van den Waterwilg worden in sommige katholieke streken van Duitschland geëerd wanneer ze op Palmzondag de echte palmtakken moeten vervangen, die in Rome door de hoogste dignitarissen feestelijk gewijd worden. Ook voor onze heidensche voorouders was de vroegbloeiende Wilg eene vereeringswaardige plant. In een boek getiteld „Die Deutsche Götterwelt” lezen wij dat Freia, de Slotvrouw, zoodra de boomen in het voorjaar uitloopen uit hare onderaardsche woning te voorschijn komt en met de hand de bloeiende wilgenkatjes aanraakt, waardoor deze hun stuifmeel in een voorbij vlietend beekje uitstrooien. Schaarsgewijze komen nu de forellen tevoorschijn en happen naar de geurende lokspijze. Dan plant ze geneeskrachtige bloemen waaronder vooral ook de Anemonen, die dan bloeien voordat ze in blad komen en groeien onder hare gezegende hand. De gele meeldraden, katjes, zijn de mannelijke bloesems van den Waterwilg. De vrouwelijke groeien niet op denzelfden boom of struik zooals bij den Hazelaar, maar op een afzonderlijken struik, waar zij alleen op voorkomen. Deze zijn veel tengerder van bouw en groener van kleur. De wind en de regen zorgen er voor dat ze bestoven worden met het mannelijke stuifmeel, opdat ze bevrucht worden en ze als de tijd daarvoor gekomen is, uit de fraaie lier-vormige zaadomhulsels de met glanzend witte wol bevederde zaden kunnen uitstrooien. Aan de Wilgen sluiten zich aan de Populieren, wier bloeiwijze veel gelijkt op die der Wilgen. Een der meest verspreide Populieren is wel de Z w a r t e Populier (Populus nigra) wiens kroon kegelvormig is met opstaande, gelijkmatig uitgespreide takken. Zijne bladeren zijn breed, bijna driehoekig en aan beide zijden groen. Hangend aan zeer lange bladstelen zijn ze voortdurend in beweging. De wals-vormige katjes onderscheiden zich voornamelijk daardoor van die der wilgen, dat ze onregelmatig getande, aan de spits behaarde schubben dragen en als bloesemomhulsel een scheef gevormd napje. Het aantal helmknopjes varieert tusschen 12 en 20. Zijn wit en week hout is zeer gemakkelijk te verwerken. Behalve voor het maken van klompen, waar het wilgenhout voornamelijk voor gebruikt wordt, komt het veel in aanmerking voor remhouten aan spoorwagens. Een andere soort, deRatelpopulie r (Populus tremula), komt zeer algemeen bij ons voor. Zijne bladeren zijn nog langer gesteeld dan die van den Zwarten Populier, zoodat deze ook bij windstilte nog wel in beweging zijn. Een zich meer aan den Hazelaar dan wel aan den Beuk aansluitende katjes-dragende boom is de Haagbeuk (Carpinus Betulus). Reeds uit de verte is deze boom door zijn pyramidalen vorm van den gewonen Beuk (Fagus Silvatica) te onderscheiden. Zijne eironde bladeren hebben een dubbel getanden rand. Zijne katjes vormen eene wals-vormige aar die aan breede schubben 12 tot 24 helmknopjes oraagt. Aan eiken, tot eene losse aar vereenigde stempelbloesem, kan men een buitenste afvallende schub waarnemen, waaraan twee vruchtbeginsels met ieder twee stijlen. Deze zijn nog van eene binnenste schub omgeven die tot aan de rijpheid, tot een groot, de beide rijpgeworden vruchtjes steunend omhulsel, uitgroeit. Alle vruchtjes vormen ten slotte met hare omhulsels dichte, hangende trosjes. De Haagbeuk levert ons een wit, zeer vast hout dat als werkhout door meubelmakers, draaiers en wagenmakers gebruikt wordt en ook als brandhout zeer is aan te bevelen Het meest wordt de Haagbeuk aangeplant voor heggen en priëelen. Als laatste der katjesdragende boomen verdient de Berk (Betula) onze volle aandacht. In parken en tuinen wordt hij veelvuldig aangeplant, omdat hij een in alle opzichten fraaie en sierlijke boom genoemd mag worden die hoegenaamd geen bijzondere verpleging van ons vordert, want zeifs op magere en droge gronden wil de Berk uitstekend groeien. De bovenbast der jonge twijgen, die bij oude boomen meestal sierlijk, zelfs haarvormig naar beneden hangen, is bruinachtig Van de witte schors laten dikwijls stukjes los waaraan men dan duidelijk de talrijke lagen zien kan. De schors wordt veel verwerkt tot allerlei soorten doozen voornamelijk snuifdoozen, waarop dan door persing velerlei figuren worden aangebracht. Oude boomen hebben meestal een volscheuren zittende bast van zwarte kleur. Men treft er wel aan die 150 jaar oud zijn. Berkenhout wordt voor velerlei doeleinden gebruikt. Van de takken worden bezems gemaakt en het hout wordt, behalve dat het ook wel als brandhout gebruikt wordt, voornamelijk in bakovens verwerkt tot allerlei meubels. Als bouwhout kan het niet dienen daar het vrij spoedig door champignons wordt aangetast. In den laatsten tijd wordt het ook veel gebruikt voor de vervaardiging van nest-kastjes en vogel-voederhuisjes In de maand Maart is de sapstrooming in den berk zoo sterk, dat uit aangeboorde stammen in korten tijd verscheidene liters berkensap vloeien. In Duitschland wordt daaruit veelvuldig de zoogenaamde Berkenwijn bereid. Duurt het aftappen van het sap echter te lang, dan kan dat zeer nadeelig voor den boom worden. Vandaar dan ook dat het meestal verboden wordt. In ons land treft men de mooiste en dikste Berken in de provincie Limburg aan waar deze ook veel langs de straatwegen zijn aangeplant. De Demonstratie met den „Vuurdooder te Tilburg. E ENIGE weken geleden is er te Tilburg een demonstratie gehouden met het brandbluschtoestel ,,De Vuurdooder” van de firma H. J. de Jonge te Amsterdam. Alvorens de demonstratie begon, gaf de Heer A. Boas uit Amsterdam een duidelijke uiteenzetting van het preparaat en de behandeling daarvan bij het uitbreken van brand. Dat zijne woorden niet overdreven waren getuigden de verschillende proeven door hem zelf en ook door toeschouwers, die daartoe lust hadden, gegeven. Het toestel kan, wegens zijn eenvoudige constructie, door iedereen worden bediend, zelfs door een kind. Als eerste nummer zagen we een emmer, met benzine gevuld, in brand steken. Slechts een kleine hoeveelheid poeder was noodig om dien onmiddellijk te blusschen. Teneinde te doen zien dat zulks niet te wijten was aan het uitbranden der benzine, werd deze opnieuw aangestoken en weer op dezelfde wijze onmiddellijk gebluscht. Vervolgens werd een kuil, gevuld met kootteer, aangestoken. De vlammen stegen hoog op en het teer was tot kokens toe verhit; tot ieders verbazing was wederom bij het inwerpen van een enkele bus van dit poeder de geheele vuurpoel oogenblikkelijk gedoofd. Eveneens ging het met een groot vat gevuld met teer. Na dit op het kookpunt gebracht te hebben, was blusschen met den „vuurdooder” een kwestie van een oogenblik. Nog werd een proef genomen met een houten betimmering, geheel met teer bestreken en welks inhoud bestond uit een partij latten, gedrenkt in benzine. Na eenigen tijd gebrand te hebben, werden de vlammen na inwerpen van het poeder wederom onmiddellijk gebluscht. Nogmaals werd overgegaan tot het in brand steken van een kuil gevuld met teer. Knetterend stegen de vlammen weer op, als waren ze onuitbluschbaar. Maar slechts een oogenblik was noodig om dezen feilen vuurpoel te dooven. De «Vuurdooder” heeft dus schitterend bewezen een preparaat van superieure hoedanigheden te zijn. Niet alleen voor fabrikanten maar ook voor iedereen is het ten zeerste aan te bevelen de „Vuurdooder” aan te schaffen, daar het bewezen is dat bij het uitbreken van brand bij het gebruik van dit onovertrefbaar poeder deze in zijn begin reeds onmiddellijk wordt gebluscht. Ook is de prijs zoo laag gesteld, dat het preparaat onder eiders bereik kan komen. Wij vernemen dat verschillende Brandwaarborg-Maatschappijen hunne premie verlagen voor degenen die in het bezit zijn van den „Vuurdooder” wijl er zoo goed als geen risico is voor die assuranties.
PDF
Blad 
 van 2380
Records 571 tot 575 van 11897