|
Tiet lOO-jarig "Jubileum,
van het 3e ‘Regiment-Tiuaaren
te 's-Gi’avenhage-Qmsterdam.
o
1. De Ruiterfeesten. Carrousselrïjden door onderofficieren in oud-uniform. Onze foto brengt het
slotfiguur in beeld: W, welke onder de tonen
van het „Wilhelmus’’ wordt geformeerd.
2. De officieren van het 3e Regiment van Den
Haag en Amsterdam, gegróepeerd voor den fraai
versierden ingang van de Alexander-kazeme te
s-Gravenhage. In het midden zittend van links
of rechts no. 5: de regiments-commandant
H. D. Twiss.
O
3. Groep wachtmeesters van het jubileerende
regiment, gekleed in de verschillende huzarenuniformen van 1Ö14 tot 1914.
WAAROM ZIJ ZWEEG
— EEN VERHAAL UIT ACHTER-I N Dl É. ................=
AAR zit Apsur dan toch ?” vroeg meneer
Morell, de rijke planter op het eiland
Pinang, zijn vrouw Bridget.
, ,Die is zooeven naar Wellesley gereden
om boodschappen voor me te doen 1”
antwoordde de jonge vrouw.
,,Dan zal hij natuurlijk wel weer
dronken thuis komen, die zwarte
schoft! — En waar is Jemidar?”
„Hij is met Terry uit wandelen 1”
„Ik vind het beslist verkeerd, Bridget, dat beide bedienden tegelijk van huis gaan en jij heelemaal alleen met de
meiden thuis bent. Terry had wel een anderen tijd van
wandelen kunnen uitkiezen dan nu het al bijna donker is 1”
Bridget zweeg een oogenblik als om te overleggen of ze
nog iets zou zeggen. Toen antwoordde zij :
„Ik kon haar daar toch niet van terughouden! Als ik
tegen haar gezegd had, dat ze niet meer moest uitgaan,
had ze dat weer als plagerij van me opgevat. Je weet immers wel, dat we niet bepaald op goeden voet met elkaar
staan, en ze is maar al te zeer geneigd al mijn daden als
plagerijen te beschouwen !”
Morell draaide ietwat nerveus aan z’n knevel en zweeg.
Hij kon blijkbaar tegen die opmerking van zijn vrouw weinig inbrengen, daar hij wist, dat ze volkomen gelijk had.
Het was dan ook een allesbehalve aangename toestand
in zijn huiselijken kring zijn vroegere geliefde te moeten
opnemen, zij het dan ook slechts tijdelijk. Nu ongeveer
tien jaar geleden, toen Terry nog een jong en knap meisje
was, had haar neef Walter Morrell haar sterk het hof gemaakt. Terry wilde toenmaals niets van hem weten, had
de voorkeur gegeven aan andere vereerders, die haar begeerlijker partij schenen. Morell was daarop naar Indië gegaan en had haar van daar uit nog voortdurend brieven
geschreven, waaruit duidelijk bleek, dat hij haar nog steeds
een goed hart toedroeg. In het verre trcpenland had hij
zich in zijn phantasie van Terry een ideaal gemaakt, dat
hij aanbad, terwijl zij evenwel in werkelijkheid van jaar
tot jaar minder daarop ging gelijken. Eindelijk had hij haar
bericht, dat hij eigenaar was geworden van een plantage,
zoodat hij zich als welgesteld man kon beschouwen, en
vroeg nu haar hand. Zij had dat aanzoek weliswaar afgewezen, maar hem tóch niet alle hoop ontnomen, om een
achterdeurtje open te houden. Zij stond nl. op het punt
een verloving aan te gaan, die"haar beter leek dan een
huwelijk met haar neef daar op het verre eiland in den
Indischen Oceaan. Maar die hoop was, evenals zoovele
reeds, vervlogen ! En langzamerhand wilde niemand meer
toebijten, zoodat de nu al dertigjarige Terry begreep, dat
er in Engeland zelf voor haar niets meer te halen viel.
Door den dood harer moeder was ze heelemaal zelfstandig
geworden en zoo kwam ze op de gedachte zonder 'meer op
reis te gaan naar het eiland Pinang en haar neef op te zoeken. Die zou nog wel vrij zijn !
De ontnuchtering bij haar aankomst was ontzettend!
Zij vond Walter gelukkig getrouwd met de aardige, lieftallige dochter van een naburigen planter!
Dat haar verschijning voor de betrokken personen alleronaangenaamst was, laat zich denken. Zij zelf was geheel
verslagen, haar laatste hoop was weg, en bovendien had
zij zich uiterst belachelijk gemaakt, want Walter begreep
natuurlijk best waarom ze gekomen was. Voor Walter was
het al een even benarde positie. Daar moest hij nu leven
tusschen de persoon, die hij vroeger had liefgehad, nu evenwel niets meer voor hem was, ja zelfs met den dag door
haar luimen en nukken onverdraaglijker werd, en zijn eigen
vrouw, die hem een afgod was. Hoe voorzichtig moest hij
niet zijn in zijn uitdrukkingen; elk woord moest hij op een *
goudschaaltje wegen om niet een der partijen tegen zich
in het harnas te jagen. Bridget toch was bekend met Walters teedere gevoelens van vroeger voor Terry en van af
den eersten dag beschouwde zij deze gast dan ook met
een licht te begrijpen jaloezie.
Om de buren geen grond voor praatjes te geven, werd'
besloten, dat Terry eenige weken zou blijven logeeren !
Ieder ander zou natuurlijk per eerste de beste gelegenheid
weer afgereisd zijn, maar Terry bleef waar ze was, voornamelijk om haar boosaardig karakter te kunnen voldoen.
Waar ze maar kon, stookte ze tusschen man en vrouw en
het speet haar alleen maar, dat ze zich niet beter kon wreken.
Dat alles voelde Morell en bitter gestemd blikte hij naar
buiten, waar de duisternis reeds volkomen was ingevallen.
En nog steeds was Terry niet thuis!
Beneden liet zich gedruisch hooren, maar het was Terry
niet. Apsur, de eerste bediende, was met zijn ezelwagen
van Wellesley teruggekomen met nog grooter roes dan
Morell verwacht had. Het gevolg was, dat hij ruzie zocht
met de meiden, en toen Morrell hem een standje maakte,
kreeg hij zoo’n brutaal antwoord, dat hij woedend werd en
den dronken man met de zweep afranselde. Dat gebeurde
hem anders zelden, want die zwarten zijn zeer gevoeligop dat
punt en hun wraakzucht is vaak na jaren nog niet bekoeld.
Morell was dezen avond evenwel uit zijn humeur en
dan moest ieder het ontgelden. Tijdens het diner zei hij
geen woord en toen Terry eindelijk thuis kwam, ging hij
de kamer uit en zocht zijn troost in de bibliotheek. Daar kon
hij uren achtereen vertoeven en daarom had hij het ruime
vertrek dan ook zoo gezellig mogelijk doen inrichten. In
het midden stond een groote tafel met leuningstoelen er
om heen; kaarten en schilderijen tooiden de muren, waarlangs in het rond boekenstandaards waren aangebracht.
De kostbaarste werken evenwel waren in een glazen kastje
geborgen en daar vooral zat Morell bij vookeurin te snuffelen.
Dat kastje nu koos Apsur uit om hem te helpen aan
zijn wraakzucht te voldoen. Hij wist, dat zijn heer daar
veel in moest zijn en toen nu drie dagen na de tuchtiging
Morell met zijn vrouw was uitgegaan, sloop Apsur de bibliotheek binnen. Terry verraste hem daar, terwijl hij de
deur van het kastje openmaakte en een mandje naar binnen schoof. Even later haalde hij het mandje er weer uit,
sloot het deurtje en verdween.
Terry had zich voor hem schuil gehouden en zoodoende
zijn doen en laten nauwlettend kunnen gadeslaan. Nauw
was hij dan ook de kamer uit of zij ging eens kijken, wat
dat zwart mirakel daar wel uitgevoerd had. Lang behoefde
ze niet te zoeken ! Toen ze het kastje naderde, zag ze een
brilslang over de boeken heen glijden,
In een seconde begreep ze het misdadig plan .van Apsur.
Als Morell van avond het kastje opende, zou de slang op
hem losschieten en zijn lot zou beslist zijn!
Ja, als zij, Terry, er niet geweest was! Zij echter zou
hem redden, zij, die hij nu versmaadde! Zij zou gloeiende
kolen op zijn hoofd stapelen en hij zou beschaamd voor
haar staan ! Zoo ver was Terry met haar gedachten gekomen, toen zij de stem van Bridget onder aan de trap
hoorde. De jonge vrouw kwam haastig naar boven en gign
de bibliotheek binnen. Evenals straks Apsur liep zij nu
ook op het glazen kastje toe.
Een siddering voer Terry door de leden, een plotselinge
gedachte vloog haar door het hoofd. Als zij haar waarschuwde, zou Bridget gered zijn ! Als zij zweeg, was Bridget onherroepelijk verloren 1
Zij zou verloren zijn ! Als een verrukking doortintelde
Terry die gedachte !
Daar klonk een gil! Bridget had het deurtje nauwelijks
geopend, toen opeens een groote slang met groenachtig
flikkerende oogen haar voorbijgleed en sissend de kamer
doorschuifelde naar de veranda, waar Terry stond te luisteren ! Het volgend oogenblik stiet deze een doodringenden
angstkreet uit! ’t Was tevergeefs! Het ondier had zijn
tanden reeds diep in den afwerend opgeheven rechterarm
van de ongelukkige gegraven. Zij voelde nog even den beet
en de gedachte kwam bij haar op : „Dat is mijn loon !”
Niet Bridget sterft, maar ik zelf!” Toen zonk zij bewusteloos op den vloer neer.
Op haar angstgeschrei kwamen Bridget en ook Morell,
die in de buurt was, ontsteld aansnellen. Met een stuk
ijzer, dat hij inderhaast had meegepakt, sloeg Morell de slang,
die nog steeds aan Terry’s arm hing, den kop in. en trachtte toen de bewusteloosheid te doen wijken, wat na heel
wat moeite ten slotte mocht gelukken.
„Apsur heeft het gedaan !” was het eerste wat zij zeide,
toen ze de oogen weer opsloeg .... Hij heeft de slang in
het kastje gebracht. Ik heb het zelf gezien !”
„Ongelukkige !” riep Morell, „waarom heb je het dan
niet direct gezegd ? Die nalatigheid kost je je . . . .”
„Mijn leven kost het!” kreet Terry, „dat weet ik. En
z ij had moeten vallen, z ij !” wees ze op Bridget.
Morell trachtte haar te kalmeeren, maar er was geen
denken aan.
„Dat mensch zou sterven; ik wilde het, daarom waarschuwde ik niet! Het was een genot voor me, dat de slang
haar te pakken zou krijgen.
Bij die woorden begonnen de krampen-te komen, de
voorboden van den dood, zoo^s de omstanders dachten,
Maar Jemidar. de tweede bediende, lichtte hen beter in.
Hij had het doode monster den bek opengebroken en gezien, dat de gifttanden ontbraken.
„Sahib”, zeide hij tegen Morell, „de slang heeft geen gifttanden, er is dus geen gevaar!
„Maar die krampen dan?” vroeg Morell.
„Dat komt louter van schrik, Sahib, door den beet en
van vrees voor den dood. Er zal de dame heelemaal niets
verder van overkomen !”
Jemidar had goed gezien. Drie dagen later was Terry
met pak en zak op weg naar Georgetown, vanwaar ze naar
Australië overstak,
Van Apsur heeft men nimmer meer iets gehoord!
Morell echter had nu in eens genoeg van het eilandleven;
nog hetzelfde jaar verkocht hij zijn plantage en ging terug
naar Engeland, waar hij verder genoeglijk met z’n Bridget
leefde ! V.
|