Panorama

Blad 
 van 2380
Records 541 tot 545 van 11897
Nummer
1914, nr.08, 18 feb. 1914
Blad
08
Tekst
Aanlegsteiger in het nieuwe kanaal. HET OUDE VEERE DOOR U. G. DORHOUT (Foto's Helder & Zoon) ©e beroemde beker van Veere. „Oud Veere”, VA r. Boughton, een der * teekenaars van het bekende Amerikaansche tijdschrift „Harpers Monthly” richtte zich eens tot Miss Montalba,medewerkstervan het Engelsche tijdschrift „London News”, of zij Veere al had bezien. En toen hij op zijn vraag een ontkennend antwoord ontving antwoordde de beroemde teekenaar: „Wat? In Holland geweest, en Veere niet gezien ? Neem een plaats op de eerste stoomboot de beste en ga naar Veere; want als ge Veere niet gezien hebt, hebt ge Holland niet gezien.” Ontegenzeggelijk is Mr. 3oughton diep getroffen geweest bij de aanschouwing van de indrukwekkende bouwwerken, van de grootsche monumenten, welke het aloude Veere den bezoeker toont. Want oud is de vervallen stad: eenmaal een der grootste en vermaardste steden van de provincie Zeeland. Eertijds bloeide de sterke vesting als drukke havenplaats, dicht bezet met schepen van verschillende nationaliteiten. Op de groote scheepswerven was 'teen enorme drukte, en tot ver in de 18e eeuw was Veere nog steeds de vermogende, bloeiende, invloedrijke, en stemhebbende stad. Tot het noodlot over de veste beschikte, en de zee de eertijds blpeiende haven totaal verzandde, zoodat de scheepvaart verlegd werd, en Veere achteruit ging met rassche schreden, en thans alleen nog de schaduw vertoont van vroegere welvaart en vroegeren roem. Zooais we reeds opmerkten bezit de oude stad nog talrijke herinneringen aan den vroegeren bloeitijd, waaronder we in de eerste plaats noemen een paar aardige, ©e Groote «Kerk bezienswaardige geveltjes aan de zuidzijde der haven: namelijk die van het zoogenaamde Schotsche huis en het huis „het Lammetje”. Teneinde deze interessante geveltjes, dateerende uit ’t midden der 16e eeuw te behouden, zijn ze door den Staat aangekocht. Meer de aandacht trekt echter het Stadhuis, ongetwijfeld een der schoonste gebouwen van de provincie, gebouwd in de jaren 1470 tot 1474. De toren, voorzien van uurwerk en fraai klokkenspel, dateert van 1591 tot 1595. De traditioneele haan op den toren is hier vervangen door een verguld schip, herinnerend aan den voormaligen handel ter zee. Zeer veel overeenkomst vertoont dit stadhuis met het fraai gebouwde gemeentehuis van Middelburg. Aan den «Havenhoofd met sluisen. voorgevel staan in denzelfden trant een zevental levensgroote beelden van voormalige voorname heeren en vrouwen van Veere. De antieke vierschaar, vroeger voor de rechtspleging in gebruik, bevindt zich ter rechterzijde in het gebouw, en is als oudheidskamer dagelijks te bezichtigen. Men vindt hier verschillende zeldzame antiquiteiten ondergebracht, waaronder in de eerste plaats dient genoemd te worden de kunstig gedreven zilveren drinkbeker, een geschenk van Maximiliaan van Bourgondië aan de stad. Deze beker, die een Europeesche vermaardheid heeft, is meer dan een halven M. hoog. Gelukkig hebben tot dusver schatrijke kunstliefhebbers tevergeefs getracht voor groote sommen dit zeldzame bezit aan te koopen. We willen hopen, dat Veere tot in lengte van dagen deze herinnering aan haar vroegere grootheid zal bewaren. Een tweede belangrijk gebouw is de groote Kerk, een voornaam, grootsch bouwwerk, reeds uit de verte zichtbaar, en dagteekenende van het jaar 1348. ’t Spreekt vanzelf, dat dit monumentale bedehuis veel te groot is voor deze kleine stad, zoodat dan ook maar een klein gedeelte van het koor in gebruik wordt genomen. In vroegeren bloeitijd was het geheele bouwwerk wel gevuld. Door een hevigen brand werd het kerkgebouw in 1686 vernield, doch later weer opgebouwd. In vroeger tijd stond aan de oostzijde van het gebouw nog een toren van geringer omvang dan de tegenwoordige, welke later werd afgebroken. ’t Grootsche gebouw heeft in den loop der tijden al voor verschillende doeleinden dienst gedaan. In 1812 werd het gebouw onder Fransch bestuur ingericht als hospitaal. In latere jaren diende het als provinciaal werkhuis, terwijl het bedehuis ook dienst heeft gedaan als kazerne. In den laatsten tijd is men begonnen met een algeheele restauratie van het trotsche bouwwerk, waarvan onze afbeelding een klein denkbeeld geeft. Een meer eigenaardig dan verheven bouwwerk is de zoogenaamde Stadsfontein, een oud gebouwtje van 1551, in vreemden bouwtrant, het eenige monument van dezen aard in ons land. Deze bak, waarin het water wordt gezuiverd, kan niet minder dan 2000 H.L. water bevatten, en was de vergaarbak van de voormalige Groote Kerk. Voor we afscheid nemen moeten we nog een bezoek brengen aan den zoogenaamden Campveerschen toren, één der voormalige verdedigingswerken aan de havenzijde der stad. Sedert ettelijke jaren is het aloude bolwerk, voorkomende in het stedelijk wapen, een vredig, rustig gebouw, dat daar droomend staat te denken over voormalige grootheid en roem. Thans is het ingericht als hotel, tevens restaurant, waar de heer G. J. Schippers de bezoekers gastvrij ontvangt. Vanaf het platte dak heeft men een schilderachtig gezicht, vooral over het eiland Noord-Beveland. En hiermede nemen we afscheid van deze oude veste, welke men nieuw leven trachtte bij te brengen door het graven van het kanaal door Walcheren, welk vaarwater langs Veere leidt, ’t Heeft echter niet mogen baten. Wel kwam er een opleving van den handel, maar de grootsche stad van vroeger wordt Veere niet meer. Ook de tegenwoordige bezoeker ziet in Veere een „Ville Morte”, droomend van vroegere grootheid. Toch lijkt ons de ontboezeming in het volgende sonnet wat al te somber, en wel in frappanten strijd met de lofspraak van Mr. Boughton. waarmede we onze beschrijving openden. Heinrich Petermeijer bezingt Veere dan aldus: „Breng mij nooit' weer terug in de vervallen stad, waar maar een enkel kind in d’ uitgestorven stegen den vreemdeling begaapt. Een meisken liep verlegenhaastig naar moeder toe, die ’t jongste in d’armen had; en toen wij in het gaan de hoofden vriendlijk negen, keek ’t ons zoo angstig aan, dat het zijn groet vergat. De andren zagen ’t niet, maar mij ontroerde dat. O, waar ik kwam of ging, dit zwijgen allerwegen. Het grauwe godsgebouw, statig van ouderdom, opent zijn poort niet meer den goudgetooiden scharen; de deuren blijven dicht; de muren staren stom; een huivering des doods is er omheen gevaren. Zoo, zonder glans of gloed glijden de dagen om, en van gegane pracht zag ik de schimmen waren.” ©e beroemde stadhuistoren.
PDF
Nummer
1914, nr.08, 18 feb. 1914
Blad
09
Tekst
S. Schilderman g MITRAILLEURS g Mitrailleur met trekhonden bespannen knallen uit EEDS in den naam ligts iets van dat knetterende, ratelende geluid, dat dit wapen van alle andere op het gevechtsveld onderscheidt. Wanneer de mitrailleur haar venijnige stem laat hooien, overheerscht ze plotseling elk ander geluid, zoo doordringend en scherp zijn de kort op elkaar volgende loop. Noch het doffe dreunen van het kanon, als een verre donder over het gevechtsveld rollend, noch de knallen uit de geweren, zelfs van een dichte tirailleurlinie, kunnen, wat door dringend» heid en zenuwschok aangaat, met het helsche geknetter van de mitrailleur ook maar in de verste verte wedijveren. Ze leggen het in dit opzicht glao af en een werkelijke verademing treedt in, wanneer de mitrailleur om de een of andere reden genoodzaakt is een tijdje te zwijgen. Toen in het jaar 1870 de Franschen met een mitrailleuse debuteerden, hadden ze zich hiervan een reuzensucces voorgesteld en misschien ware dit ook wel het geval geweest, als de zaak in tijd van vrede niet met zoo’r groote geheimzinnigheid behandeld was. Zoo stil was de uitvinding gehouden, dat de troep er niet of nauwelijks mee was geoefend, met het noodlottig, maar vanzelfsprekend gevolg, dat het nieuwe wapen op het gevechtsveld enorm teleurstelde Zoo wreekte zich en zal zich steeds wreken te groote geheimzinnigheid, waar het geldt den troep met zijn oorlogswapens vertrouwd te maken. Na dien heeft de mitrailleur natuurlijk een groote volmaking ondergaan, wat bij de stoute vlucht der techniek niet verwonderlijk is. Ze heeft zich een zeer ruime plaats in de bewapening der legers veroverd, vooral na de schitterende resultaten, die er in den Russisch-Japanschen oorlog mee bereikt werden. Zoo’n indruk maakten deze nieuwe, thans geheel automatisch werkende wapens op vriend en vijand, dat ze den naam verwierven van ,,duivelsgieters”. en de Japanners, die anders voor geen klein geruchtje vervaard waren, kropen weg, wanneer de bundel van het mitrailleurvuur op hen gericht was. Nu is ook ontegenzeggelijk de uitwerking van zoo’n goed gerichten bundel ontzettend. Het is daadwerkelijk een kogelregen, die op dat oogenblik op den vijand neerdaalt en wel buitengewoon gedisciplineerd moet een troep zijn, die onder zoo’n vuur nog in de hand des aanvoerders blijft. Reeds het geluid alleen van die onverstoorbaar doorratelende machine is in staat om iemand den schrik om het hart te doen slaan en al bij manoeuvres doet zich eenigszins de depressie gevoelen, wanneer men een mitrailleur plotseling het vuur hoort openen en onafgebroken, vlak na elkaar, de schoten er uitgejaagd worden. Wat verstaat men nu tegenwoordig eigenlijk ondereen mitrailleur? Een mitrailleur is een wapen, dat automatisch in een minimum van tijd een zeer groot aantal geweerpatronen verschiet (400 in de minuut) en men noemt ze. dan ook wel eens, ,,gecondenseerde infanterie’’. Wil men mitrailleurs en infanterie met elkaar vergelijken, wat echter zeer oneigenlijk is, omdat nu eenmaal machines en denkende, willende wezens niet met elkaar te vergelijken zijn, dan kan dit alleen geschieden ten opzichte van het aantal patronen, dat in een bepaalden tijd verschoten kan worden. Beschouwt men het geval zóó, dan stelt men een mitrailleur wel eens op één lijn met een sectie infanterie, dus met x 50 man. Bij deze vergelijking schakelt men dus het élan, dat een sectie infanterie kan ontwikkelen, geheel uit en derhalve gaat ze absoluut mank. De mitrailleurs zijn heden ten dage zoo technisch af,- dat het drukken op een knop reeds voldoende is het wapen in werking te stellen en de bediening heeft dus eigenlijk niet veel meer te doen, dan het geweer te richten en het telkens van een verschen band patronen te voorzien Intusschen neemt de commandant waar of de bundel goed ligt ten opzichte van het doel, waarop geschoten wordt en zoo dit niet het geval is, laat hij de noodige correctie aanbrengen. Dat is nu juist het fatale van het mitrailleurvuur, dat de bundel goed moet liggen, omdat anders de uitwerking vrijwel nihil is. De kogels uit den bundel liggen namelijk zoo dicht bij elkaar, m. a. w. er is zoo weinig spreiding in den bundel,, dat een kleine vergissing in den afstand al voldoende is de kogels vóór het doel te doen aanslaan of ze daarover heen te laten gaan. En is dan de waarneming van de uitwerking moeielijk, wat veelal het geval zal wezen, dan kunnen er heel wat patronen onnut verschoten worden. Natuurlijk bestaan er zeer veel stelsels van mitrailleurs, in het buitenland gewoonlijk machine-geweren genoemd, die we hier in dit kleine bestek niet zullen behandelen. Nederland heeft de Schwarzlose mitrailleur ingevoerd, een Oostenrijksche uitvinding, die zeer goed blijkt te voldoen en daarenboven eenvoudig van samenstelling en goedkoop is Ons land heeft zich allereerst de mitrailleur ten nutte gemaakt tot het vormen van z. g. bereden mitrailleurafdeelingen, waarvan ons veldleger er op dit oogenblik vier bezit, n 1. één voor elke divisie. Deze afdeelingen bestaan uit acht, met vier paarden bespannen, machinegeweren, die elk niet minder dan 40.000 patronen meevoeren. Zoo’n afdeeling is een snel verplaatsbare groote vuurkracht, die in alle gevechtsphasen op kritieke oogenblikken zeer vlug moet worden ingezet en dan tijdig en.op de gewenschte plaats haar demoraliseerend, kalm en welgericht vuur verrassend moet afgeven op het vijandelijk doel. Het spreekt dus vanzelf, dat een mitrailleurafdeeling vlot over het terrein moet kunnen gaan en dat ze daartoe in staat is, bewijst wel het feit, dat de 1ste Mitrailleur-afdeeling ondercommando van den kapitein Verberne, de jongste cavalerie-manoeuvres uitstekend heeft meegemaakt. Wat trouwens zulk een afdeeling kan presteeren, hebben bezoekers van de Concoursen-hippique te Olst en te Wassenaar met eigen oogen kunnen zien, toen als een der meest geslaagde nummers van het programma zoo’n afdeeling eenige staaltjes van haar vaardigheid en behendigheid ten beste gaf. De kapitein van Tienhoven, commandant der2deMitrailleur-afdeeling, stond welwillend eenige aardige foto’s ter reproductie af, o. a. van het Concours-hippique te Olst, die, hoop ik, een goeden indruk van de prestaties eener mitrailleurafdeeling geven. Hoe een mitrailleur-afdeeling een opdracht moet uitvoeren, heeft de Kapitein Verberne zelf met eenige welsprekende woorden in het militair tijdschrift „Mavors beschreven. ,,De afdeelings-commandant honderden meters vooruiten scherp uitkijkende, jagende over heg en steg,r zijn verkennende onderofficieren en ordonnansen af- en aanrennende en vlot begrijpende, de sectie-commandanten op deze geaccidenteerde heide 100 Meter voor hun en échelon galoppeerende sectie, ook scherp uitkijkende, de stukscommandanten 50 M. voor hun stukken om deze te geleiden langs allerlei gaten en hindernissen. En de paarden snoven en de stukrijders joegen en de voertuigen slingerden en de opgezeten bedieningsmanschappen hielden zich krampachtig vast en vlogen toch meters in de lucht en ons bloed kookte en de 1ste mitrailleur-afdeeling zou voor het eerst van haar bestaan zorgen, dat zij bij deze cavalerie-manoeuvres op haar plaats zou blijken en tijdig vuren. Het waren weer overheerlijke momenten! En daar teekende zich plotseling de in linie marcheerende vijandelijke cavalerie, juist zooals in de theorieën veiteld was. Onmiddellijk afgelegd, nu niet meer gesjouwd, maar ter plaatse het vuur geopend en voordat nog iemand het verwachtte, jubelde het regelmatig onheil aanbrengende tik-tik-tik — 400 in de minuut — in onze ooren. We lieten ze in onze kogelregens rennen en richtten kalm op de middelste eskadrons van af onze domineerende stellingen. En wij dunden de vijandelijke linie en dadelijk daarop had het treffen plaats. En de commandant der vleugeleskadrons riep ons al toe: ,,Kranig, hoor, jullie waren zoo vlot, dat wij hier niet eens behoefden te chargeeren!” Doch niet alleen de bereden mitrailieur-afdeelingen, ook Mitrailleur over de sneeuw Mitrailleurs-afdeeling op een schipbrug.
PDF
Nummer
1914, nr.08, 18 feb. 1914
Blad
10
Tekst
8en ‘Mitrailleur in gevechtsstelling, £)e 2e Mitrailleur-afdeeling op de landbouwtentoonstelling te Olst. de onbereden vormen een deel van ons leger en de nieuwe Minister van Oorlog heeft op de begrooting van 1914 alweer f90.000 uitgetrokken voor aanschaffing van mitrailleurmaterieel als eerste termijn van een totaal van f 400.000, noodig voor aanschaffing van mitrailleurs, daarbij behoorende voertuigen en tuigdeelen. Wel een bewijs van hoe groote belangrijkheid deze wapens zijn ! Het vervoer van deze onbereden mitrailleurs, ook wel infanterie-mitrailleurs genoemd, staat nog niet vast, maar uiteen mededeeling, die ik van den kapitein Jhr. C. A. J. Meijer mocht ontvangen, kon ik wel opmaken, dat er veel kans bestaat, dat ze aangespannen zullen worden met trekhonden. Bedoelde Kapitein is namelijk belast geweest met de trekhondenproef en die proef is uitstekend geslaagd. De Minister van Oorlog toonde zich zeer voldaan en geen wonder, want den geheelen zomer van 1913 hebben de dieren buitengewone diensten bewezen. Indertijd heeft de kapitein Meijer ook den stoot gegeven aan de oprichting van de Vereeniging voor Roode-Kruis-honden, welke zich ten doel stelt honden af te richten tot het opsporen van gewonden. Zooals uit de foto blijkt, ligt de mitrailleur bij deze aanspanningswijze op een licht wagentje, dat getrokken wordt door twee trekhonden, stevige bazen, die wel in staat zijn een vrachtje te verzetten. De infanterie-mitrailleurs dienen om het vuur der tirailleurlinie te versterken en wij hebben reeds geconstateerd in hoe hooge mate ze daartoe kunnen bijdragen. Daar ze licht zijn, kunnen ze gemakkelijk de voorwaart» sche beweging der infanterie volgen en schouder aan schouder met haar strijden. Door hun geringe zichtbaarheid vinden de mitrailleurs spoedig dekking in het terrein. Ingedeeld bij een regiment infanterie, heeft dit dus onmiddellijk de beschikking over zijn eigen machinegeweren. Doch niet alleen de infanterie, ook de cavalerie maakt zich deze snelvurende wapens ten nutte, De wijze van vervoer is hier evenwel eenigszins anders, omdat ze de cavalerie overal en ten allen tijde in hare bewegingen moeten kunnen volgen. Daartoe zijn de mitrailleurs hier geplaatst op z. g. pakzadels en onderscheidt zich derhalve een sectie cavalerie-mitrailleurs uit de verte haast niet van een afdeeling cavalerie. In het buitenland worden mitrailleurs zelfs toegevoegd aan de artillerie om dit wapen tegen onverhoedsche aanvallen te beschermen. Uit dit alles blijkt dus wel de groote belangrijkheid dezer snelvurende wapens. Carnaval Dat zijn weer de dagen van vreugde, van uitgelatenheid, van onbekommerd bestaan! Nu paren zich, als in de sprookjes, herderinnen en prinsen, ridders en molenaarsdochters. Nu dansen koningen en koninginnen van één avond hand aan hand met schoorsteenvegers De ontnuchtering komt na. Op onze platen zijn het tooneelspeelsters die met de haar eigen gratie de carnavals-kleeding dragen Maar ook komt het voor dat de ..Schotsche een stevige vlaamsche juffer is, die des daags worst en ham verkoopt en de Russische Bojarin een modemaakstertje dat voor één avond grootheid heeft gekend. Het komt er maar op aan. in Carnavaltijd om anderen voor den mal te houden .... en zichzelf. (Foto's Talbot).
PDF
Nummer
1914, nr.08, 18 feb. 1914
Blad
11
Tekst
Richard Wagner’s Tannhauser. i (xoA-’meAAv 5ïe-lx£*v>\ Xudes”. p (XCC - nuC'\ - JüTLCj - |tCUA- , ----------T-^ GEBET DER EL1SABETH. [üfcwv ƒ*■ Hv p**p p & o o p -i J) 9 j j o P * .: . RtcC-lv , -'h'-oxk/, ctccM eek* ivwd i/w ■ f^iu. tnuhio. (•’ ■• 7Z) Etwc^ JGT§ JJ rlö xo 0 > (Uwt i/ütl (£-t- CÜL TnciUb 0 01G>*vyYRVUVV $AJL-SeA 4vvl(U\j Ai d * 9 > » O 1*0 Xjei/Kcöf (zvtv £/t(A> UJtw> •>1±* J u3= rfro t gg Ze/ttu * C£lW}SCJJ1X- . § I d- ii lt,J Hf * I i J I - I A Ji^fl \ - "htvv> Övy>vf- vw 4VvvV: $-0 U^-t^ t{Xu--5^neL<^C^tA.J4S ick Có «1 1 y n ro • ~S ■ ■ WR .^.' Ïj78 cP r-sr 'Tempo I O ! £ c. > ï - ‘ Zjgp ►r.» _ t- • T ! I I o ƒ ’ J I J J ick, 'htdd' w~ • S?€av; DE WERKEN VAN RICHARD WAGNER Naar aanleiding van de Wagneropvoeringen, die overal plaats hebben, bieden wij onzen lezeressen en lezers hierboven een bekende aria uit Tannhauser, een van Wagner s meest bekende opera’s, aan. Richard Wagner was de eerste onder de dramatische componisten die aan de dichtkunst een gewichtiger rol in de opera aanwees, dan zij er tot nog toe in vervuld had. Hij werd 22 Mei 1813 geboren en kwam in 1827, dus op veertienjarigen leeftijd, op’t Nicolaigymnasiumte Leipzig, waar hij klavieronderricht ontving van Gottlieb Muller en de contrapunt bestudeerde onder leiding van Theodor Weinlig. In 1834 werd Wagner muziekdirecteur te Maagdenburg, vervolgens te Koningsbergen, in 1837 kapelmeester te Riga, waarna hij in 1839 naar Parijs vertrok. Hier heeft Wagner in de grootste armoede geleefd, doch uit dien tijd dateeren zijn „FaustOuverture en de opera „Cola Rienzi . In 1845 bracht hij te Dresden zijn opera „Tannhauser ten gehoore. Dat wij juist „Das Gebet der Elisabeth hebben gekozen ligt in het feit dat dit een van de lievelingsaria s is van de beroemde Amerikaansche zangeres Geraldine Farrar, wier beeltenis wij op onze eerste pagina geven.
PDF
Nummer
1914, nr.08, 18 feb. 1914
Blad
12
Tekst
r sl TECHNIEK EN MAATSCHAPPIJ (•j (•) ©e Veiligheidsgasmeter EN kan tegenwoordig bijna geen ! courant inzien of men vindt er ver» ! melding in van min of meer ernstige ! ongevallen door gas, hetzij gasverj stikking, hetzij gasontploffing, hetzij ! brand door gas, en wij moeten ons ! feitelijk huiverend afvragen wanneer het opze beurt zal zijn om als slachtoffer van dezen sluipmoordenaar te vallen. Sluipmoordenaar, ja, bij voorkeur des nachts, wanneer wij in den slaap krachten verzamelen voor den volgenden dag, sluipt hij nader, zachter dan de handigste dief, venijniger dan de giftigste slang. Wij willen het feit, dat er een ongevaarlijke lichtbron — de electrische — bestaat, in het midden laten; wij hebben nu eenmaal het gas, wij kunnen niet allen ineens electrisch licht hebben, maar wij moeten en kunnen het gevaar van gas beperken. Hiertoe hebben de gasmeterfabrieken ons in staat gesteld door de constructie van „veiligheidsgasmeters”. De gasmeterfabriek Elster & Co. te Rotterdam was zoo welwillend om ons verschillende DE VEILIGHE1DSGASMETER „KUTTEN^ VAN DE GASMETERFABRIEK ELSTER & Co., TE ROTTERDAM. gegevens en foto’s van haar veiligheidsgasmeter te verschaffen. De veiligheidsinrichting bestaat uit twee deelen, die in onze eerste afbeelding met de letters A en B zijn aangegeven; A is bij den inlaat, B bij den uitlaat gemonteerd. Bespreken wij nu eerst de beveiliging bij den inlaat. Het zichtbare gedeelte daarvan bestaat uit een hefboom, die met eenvoudige handbeweging in twee standen kan worden gebracht, n.1. „Dagstelling” en „Nachtstelling”. In onze afbeelding zien wij duidelijk de ,,D” van dagstelling. Zet men den hefboom des avonds op nachtstelling, dan laat de gasmeter niet meer dan 100 a 200 Liter gas door. Deze hoeveelheid gas kan tusschen 100 en 200 Liter worden geregeld, zoodat men des nachts voor eventueel te ontsteken lampen over voldoende gas kan beschikken, terwijl deze hoeveelheid, al stroomde zij door een lék in één vertrek, de atmosfeer voor den mensch niet doodelijk zou maken. Door des morgens den hefboom op dagstelling te plaatsen, kan men weder naar behoefte over gas beschikken. Het gedeelte B van den veiligheidsmeter, dat wij in onze tweede afbeelding nog eens afzonderlijk weergeven, is een toestel, dat automatisch den gastoevoer in de huisleiding belet, wanneer een groot lek is ontstaan of een kraan van gaslicht of komfoor per ongeluk is open gestooten of open is blijven staan. Het kan voorkomen, dat de toegelaten hoeveelheid gas bij ,,nachtstelling” geheel is opgebrand en de kraan is opengebleven of er kan des nachts een lek, grooter dan 20 Liter per uur, zijn ontstaan; wcrdt dan des morgens de meter op ,,dagstelling” gezet, dan zorgt het toestel B, dat geen gas in de huisleiding komt, voordat de kraan is gesloten of het lek hersteld. Ontstaat overdag een groot lek, dan wordt de gastoevoer door B automatisch afgesloten. Bij muntgasmeters zou men kunnen volstaan met het aanbrengen van het toestel B. Immers, er heeft alleen toevoer van gas plaats na inwerping van een geldstuk, zoodat des nachts geen gas in de huisleiding zal komen zonder dat men zulks zelf wil, terwijl een plotseling ontstane lek geen gevaar zal opleveren bij een ledige huisleiding. Het kan evenwel voorkomen, dat een kraan is open gebleven, nadat de,betaalde hoeveelheid gas is verbrand of dat overdag in de met gas gevulde huisleiding een lek is ontstaan. Het toestel B sluit dan weer automatisch den gastoevoer af, totdat de kraan is gesloten of het lek hersteld. Willen wij de voordeelen van den veiligheidsmeter kort tezamen vatten, dan bemerken wij, dat deze meter gas* vergiftiging gedurende den slaap voorkomt, lekken verraadt en bij groote gasontsnappingen automatisch wordt afgesloten, terwijl het aanbrengen der veiligheidsinrichting zeer eenvoudig en zonder breekwerk geschiedt. Bovendien kan men de inrichting zóó laten maken, dat men om den hefboom van de eene stelling in de andere te brengen niet meer naar den gasmeter behoeft te gaan, doch dit b. v. van uit het slaapvertrek kan doen. De kosten van aanbrenging van deze beveiliging, die van onschatbare waarde mag worden genoemd, zijn zeer gering; ©e beveiliging bij den uitlaat. Voor gasmeters tot 10 lichten bedragen deze voor het toestel A f 5.50 en voor het toestel B f 4.50. Ten slotte merken wij op, dat er reeds vele gasfabrieken bestaan, die op verzoek van de consumenten, tegen een geringe verhooging van den meterhuur, veiligheidsmeters in stede van gewone meters plaatsen. Het publiek zal verstandig doen, door op plaatsing van een veiligheidsmeter aan te dringen, De uitvinder van deze zeer nuttige vinding is de Heer J. Rutten te s-Gravenhage. * 'Reductor TStachtlamp. DE ELECTRISCHE NACHTLAMP. EN der nieuwste toepassingen op electrisch gebied is het nachtlampje In vele gezinnen heeft men de gewoonte om de kleine kinderen te laten slapen bij een nachtlichtje, opdat het kind, als het des nachts wakker wordt, zich niet beangstigt omdat het overal rondom hem donker is; ook vele groote 0 menschen willen, teneinde op het horloge te kunnen zien, ’s nachts een weinig licht hebben. Ja, wij kennen families, die op de gang van de bovenverdiepirlg des nachts altijd een lamp laten branden. Tot nu toe was de kleinste metaaldraadlamp, die bij de gewone lichtspanning kon branden, niet kleiner dan 16 kaarsen en kostte dus bij een lichtprijs van 20 cents per eenheid zulk een lamp per uur 0.32 cent. De Reductor Elektrizitats-Gesellschaft te Frankfort a. M. heeft een kleine transformator, reductor genaamd, gemaakt, die tevens als lamphouder dient, waardoor het mogelijk is nachtlichtjes van 1 kaars en ook van 2 kaarsen te branden. Een lampje van 1 kaars verbruikt 2 watt, dus per uur 2 wattuur of, bij een prijs van 20 cents per eenheid, per uur 0.04 cent. Wil men een lamp van 2 kaarsen branden, — dat is dus meer dan het dubbele van een gewoon nachtlichtje, — dan is het verbruik slechts 3 watt en dus kan men zulk een lampje 333 uren branden voor 20 cents. Afgezien van de goedkoopte moet bet mindere brandgevaar in aanmerking worden genomen, want wanneer zulk een reductor omvalt, gebeurt er niets, hoogstens springt het lampje. Ook kunnen de kinderen er hunne handen niet aan branden en kunnen hunne nachtponnetjes niet in brand geraken. Overigens kan men dezelfde toestellen verkrijgen met drukknopschakelaar, die men over den bedstijl kan hangen, zoodat men de lichtsterkte van de lamp tot roodgloeiend kan brengen, terwijl men door een enkelen druk op den drukknop 2 kaarsen lichtsterkte bereikt, zoodat men dan uitstekend op zijn horloge kan zien. Naar wij vernemen, zullen deze nachtlampen binnenkort ook hier te lande verkrijgbaar zijn en wel tegeneen prijs van f 6.— a f 7.—. De bekende tegenwoordige Waxine-nachtlichtjes die’10 uren branden, kosten per stuk, als laagste prijs, 2’/2 cent of per uur 0.25 cent. Het electrisch nachtlampje, dat desgewenscht tweemaal zooveel licht geeft, verbruikt per uur 0.066 cent. Het verschil per uur is dus 0 19 cent, indien men het lampje altijd volop laat branden ; wij kunnen evenwel gerust zeggen, dat de besparing 0.2 cent per uur is. Men kan veilig aannemen, dat ieder nachtlicht minstens 2000 uren per jaar wordt gebruikt, zoodat de besparing per nachtlicht per jaar zeker is 2000 X 0.2 cent zz f 4.—. Trekt men hiervan nog af twee gloeilampjes a f 0.30 en een rente a 5 °/0 van f 7.— of in ronde cijfers maar ineens f 1.—, dan is de werkelijke besparing per nachtlicht f 3.—, terwijl hiermede ieder brandgevaar is buitengesloten en men niet de kans loopt, zooals bij gebruik van een patentolielichtje, door een knetterend miniatuur vuur werk in zijn slaap te worden gestoord.
PDF
Blad 
 van 2380
Records 541 tot 545 van 11897