Panorama

Blad 
 van 2380
Records 496 tot 500 van 11897
Nummer
1914, nr.05, 28 jan. 1914
Blad
11
Tekst
H. M DE KONINGIN OP DE IJSBAAN TE LEEUWARDEN. DE ONTVANGST VAN DE VORSTELIJKE BEZOEKERS AAN DE IJSBAAN TE LEIDEN. De Koning, kampioen van Nederland in het hardrijden. Een der paren van den wedstijd in het schoonrijden, uitgeschreven door de Haagsche Ijsclub. J. Baarda uit Blessum, kampioen van de Friesche hardrijderij te Heerenveen. De burgemeester van Haarlem, Jhr. Sandberg (links), met Jhr. H. Mollerus op het ijs. DE KONINKLIJKE BELANGSTELLING IN DE IJSSPORT. Zooals bekend is was on*e «Koningin vroeger een ijverig beoefenaarster van on*e echt Tiollandsche wintersport. Q1 beoefent Zij deae sport nu niet meer, toch is de belangstelling die 54.7A. er in stelt *eer groot en met veel genoegen heeft Zij dan ook de Triesche wedstrijden te Leeuwarden bijgewoond. 7Aet Tiaar logée, Ti, % Ti. TAarie Qdelaide, Groot-Tiertogin van Luxemburg, heeft Ti. 7A. ook een bedoek gebracht aan de Leidsché ijsbaan, waar wedstrijden in het schoonrijden werden gehouden. — ©e fotograaf van het Tiaagsch «Illustratie- en persbureau was *oo gelukkig Ti. 7A. met de Tiooge Gast in beeld te brengen, staande op de tribune van de Leidsche ijsbaan. Wanneer de Zuiderzee met ijs is bedekt, dan is het natuurlijk voor de bewoners van de omliggende dorpen moeilijk hun visschersbedrijf uit te oefenen. Wij geven hierbij 2 ‘foto’s van Durgerdamsche visschers, die aan het spiering vangen zijn op de bevroren golven van de Zuiderzee (een koud baantje), alsmede een Volendammer, die zich op het ijs vermaakt.
PDF
Nummer
1914, nr.05, 28 jan. 1914
Blad
12
Tekst
© 1 |\y| 1 1 Ij i— SCHETS UIT HET ARTISTEN LEVEN DOOR 1' 1 1 1 | X |_ — = TOMMY THOMSON — = s TIJ F gearmd liepen ze aoor de stille, verlaten boschlaan, waarlangs de hooge zwarte boomen zwijgend hun naakte takken ten hemel strekten. Tusschen de donkere stammen, de warrige twijgen van het paars-bruine kreupelhout, schemerde grijs de egale winterlucht; alleen in het Westen streepte, bloedrood, als een opengeretene wonde, het stervende goud van de dalende zonne. Joopie droeg ’r donkerrood-fluweelen mantel, die nog dateerde uit betere dagen toen zijn familie ’m nog niet negeerde omdat ie’ getrouwd was met zijn modelletje. En onder het bonte mutsje krulde het glanzend-zwarte haar zoo aardig op, viel in een golflijn van haar voorhoofd langs haar wang. Ze keek wat donker naar de ondergaande zon en het was hem of al het bloedrood zonnegoud van den laaienden hemel gevloeid was in haar diep-donkere oogen, die goudiachtig glansden. Lang keek ie zoo naar ’r en zuchtte. Was dat zijn Joopie? Dezelfde Joopie met haar rond, vol gezichtje, die eens lachend gekomen was in zijn huis en gezongen had, gezongen van geluk van het wondere leven ? Wat was ze vermagerd. En dan die pijnlijke trek om haar mond. O, God, die misère 1 Hij drukte haar arm vaster tegen zich aan, in een opwelling van dankbaarheid, dat ze altijd bij hem gebleven was, dat ze nooit geklaagd had over hun armoede, altijd nog haar groote vertrouwen had in zijn talent. Joopie keek naar hem op met haar wonder-diepe oogen. Maar hij staarde strak voor zich uit, die uitdrukking van twijfel weer in zijn oogen, die ze er zoo dikwijls in zag den laatsten tijd: twijfel aan zijn eigen kunnen. Arme Loe. Hij kon niet tegen die misère, dat merkte ze wel. Het ontmoedigde, verslapte hem. Bij haar was dat iets anders. Was ze het wel ooit veel beter gewend geweest? Maar hij, het verwende weeldekindje, die nooit misère gekend had en die nu moest werken in een kil-koude kamer zonder kachel, met niet eens iederen dag iets behoorlijks te eten. Hij was wel veranderd. De lange dagen van werken, vol scheppingslust, als hij zingend en fluitend voor zijn werk stond, waren lang reeds voorbij. Nu zat ie dagen achtereen neerslachtig bij de kachel die niet brandde, vloekte op het leven en viel heftig uit tegen haar, als ze hem tot werken aanspoorde. Hij begon te twijfelen aan zijn talent. Dikwijls zag ze het aan de uitdrukking van zijn oogen. Ook nu weer. Dat mocht niet. En daarom begon ze zacht, terwijl ze zich heelemaal tegen hem aandrukte: „Niet twijfelen, Loe, niet twijfelen. Dat mag niet vent. Toe, waarom doe je nu niet wat Hans gezegd heeft. Waarom exposeer je nu niet eens bij hem. Hij heeft het je toch zelf aangeboden?” Hij keek op haar neer, een toegevend lachje om zijn mond, alsof ie’ naar het babbelen van een kind luisterde; toen een afwerend gebaar met zijn hand en hij bromde: „Exposeeren, exposeeren, als je niets goeds hebt.” „Dat heb je wel, Loe, die scènes uit de nachtkroeg waar ik voor geposeerd heb. Je wilt er geen afstand van doen, maar dat is onzin, wat geeft het nu of ik daar opsta. Ik wist niet, dat je zóó kleingeestig was. We kunnen toch niet altijd in de misère blijven leven en jij in het allerminst niet. Je kunt er niet tegen. Maar dan moet je toch ook wat doen om het anders te krijgen en dat wil je niet, Loe.” Hij zweeg. Dat was de eerste keer, dat ze hem iets verweet, maar ze had gelijk. Hij liet zich maar leven in die misère, begon, langzamerhand, er aan te wennen, deed niets om er uit te raken. Joopie had gelijk. Waarom zou ie niet eens exposeeren ? Hans Benner, zijn vriend de kunsthandelaar, had het hem toch zelf aangeboden, ja hem 2elfs verweten, dat hij het niet eerder had gedaan. Hij moest toch om Joopie denken, had ie gezegd. „Zal je het nu doen, Loe? vroeg een smeekend stemmetje. „Ja pop. Ze drukte haar hoofd tegen zijn arm, zoende ’m op zijn dikken ulster, huppelde naast hem voort van geluk, omdat de menschen nu eindelijk het groote talent van haar schilder zouden kunnen bewonderen. ,,Je zult zien, dat je succes hebt Loe, heusch, je hebt zooveel talent. Het lichtte in haar oogen en om haar mond stond een lach van vertrouwen. Ze waren nu bij huis aangekomen, stommelden de kale trap op en schoven de donkere achterkamer binnen, waar Loe de staande lamp achter den divan opstak. Joopie viel, met ’r mantel nog aan, neer op de rustbank, drukte haar beide handen tegen haar borst, ging vooroverzitten. Ze was doodmoe en had weer pijn. Toen zag ze plotseling hoe Loe haar met een vreemde uitdrukking in zijn oogen aankeek. „Blijf zoo zitten Joop”, zei ie, nam zijn houtskool en begon vlug in forsche, rake lijnen een vluchtige schets te maken. Toen nam ie zijn palet, zijn penseelen. Joopie keek ’m vol bewondering aan. Ze voelde niet meer haar pijn. Ze zag alleen maar haar oudea Loe, denzelfdet Loe van vroeger, met dien heerlijken blik van geestdrift in Vrouwenhop uit een fresco van föaphael in de kerk te pérouse zijn oogen, den stillen lach van zelfvertrouwen om zijn mond. En daar begon ie waarachtig te fluiten 1 Tranen welden op in haar oogen. Gauw wegvegen. Mocht Loe niet zien, anders kon ie niet werken. Maar er kwamen er steeds meer. Ze kon er niets aan doen, ze was zoo gelukkig. Maar Loe zag het niet. Al zijn aandacht was bij haar mantel, waarvan ie de warm-roode kleur in forsche streken op het doek bracht. Drie uur zat ze zoo. Toen hield Loe plotseling op, keek haar aan, zag de vermoeide uitdrukking van haar gelaat en de vochtige sporen van tranen op haar wangen. Hij vloekte van zelfverwijt, liep met uitgestrekte armen naar haar toe, viel bij haar neer, sloeg zijn armen om haar heen en stamelde : „Joopie, lieve Joopie, ik heb er niet aan gedacht. Ben je erg moe, toe zeg nu, ben je erg moe?” Ze schudde haar hoofd. „Neen heusch niet, Loetje, heusch niet.” Maar plotseling drukte ze haar hoofd tegen zijn borst en snikte, snikte. Hij droeg haar naar bed. „Ga je nog werken, Loe?” Hij knikte. Maar lang bleef ie nog op zijn knieën liggen voor haar bed, zijn hoofd op haalr hand, totdat ie dacht dat ze sliep. Toen stond ie langzaam op. Tusschen haar bijna gesloten oogleden door, zag Joopie hoe ie daar stond en o^> haar neerkeek, een droeve glimlach om zijn vastgesloten lippen. Toen hief ie met een ruk het hoofd op, strekte met krachtig gebaar zijn armen even naar voren, alsof hij een groot werk beginnen ging en liep, een beetje gebogen van verdriet, langzaam naar het atelier. Maar in zijn diep doorgroefd zorgen-gelaat schitterden de oogen van groote geestdrift. Joopie volgde hem met haar oogen totdat het zware gordijn van het atelier achter hem dichtviel. „Lieve Loe,” fluisterde ze. Den volgenden morgen, toen ze Loe niet zag en op haar teenen naar het atelier sloop, zag ze hem nog staan voor zijn werk. Hij was doodsbleek maar zijn oogen schitterden fel. Sinds drie dagen was de expositie geopend. In het kleine, warm-verlichte zaaltje hingen een twintigtal schilderijen in breede gouden en zwarte lijsten, intérieurs van café-chantants, bars en voor het raam stond Loe’s laaste schilderij, „Misère.” Joopie, die met slanke hand haar rood-fluweelen mantel dichthield op haar borst, de wangen ingevallen van ontbering, de scherpe trekken van verdriet om oogen en mond sterk geprononceerd en in haar fluweelig-zwarte oogen de groote liefde voor haar schilder. En den ganschen dag verdrong zich een bewonderende menigte voor het raam en in het warm-verlichte zaaltje. Twee dagen laterwerd de schilderij „Misère” verkocht. Benner zond dadelijk een telegrammetje aan Loe, die een uur later in het zaaltje stond en met bevende'hand het geld in ontvangst nam. „En Joopie?” vroeg Benner. Loe’s gelaat betrok. „Slecht. Maar nu zal 't wel beter worden.” „Je hadt veel eerder moeten exposeeren.” Loe bromde iets van „geen werk” maar in ’m pijnde wat zelfverwijt, dat echter spoedig plaats maakte voor een groote vreugde, omdat Joopie nu immers alles kon krijgen wat ze noodig had. Hij liep vlug naar huis, kocht onderweg een flacon sanatogen, waar Joopie al zoolang om gevraagd had, een paar versnaperingen, een grooten bouquet witte rozen, Joopie’s lievelingsbloemen en bestelde twaalfflesschen wijn. Joopie moest sterk worden en hij lachte fijntjes als ie dacht aan Joopie’s gelukkige gezicht. Zoo, beladen met pakjes, een bundel witte rozen in zijn armen gedrukt, stommelde hij de trap op en de kamer binnen. „Kijk nou es Joop, allemaal voor jou, kind.” Hij hoorde niets en in de kamer was niemand te zien. Zeker weer naar bed gegaan. Hij zou ’r wakker maken met de witte rozen. Op z’n teenen sloop ie naar de alkoof, schoof voorzichtig de donkerroode gordijnen opzij en plagend duwde hij een roos in haar gezicht, bleef zelf achter het gordijn staan. Maar Joopie sliep door. „Joopie” riep ie en toen nog eens „Joopie.” Niets. Hij werd bang, schoof met een ruk de portière open, boog zich over het bed. Joopie lag met een glimlach op haar gelaat en met beide handen drukte ze iets tegen haar borst Hij keek er naar. Zijn portret. Hij viel op zijn knieën voor het bed, schudde haar arm. „Joopie, lieve Joopie, word nu wakker.” Maar Joopie zou nooit meer makker worden, haar fijne, blanke hand die nu zoo stil op de deken lag zou nooit meer streelen door zijn haar, van haar lippen, waarom de oude droeve glimlach nog stond, zou nooit meer fluisterend een liefkozing zweven en haar kleine gesta'te zou ie nooit meer zien gaan door het huis. En alles zou eenzaam zijn, en leeg, omdat Joopie dood was, gestorven van misère. Den heelen nacht lag ie voor het bed, snikte, stortte onsamenhangende woorden uit, alsof ie Joop terugroepen wilde. Hij kon immers niet zonder haar leven ? Toen wat bleek daglicht aarzelend in de kamer draalde rees ie langzaam op, gebroken, keek hulpeloos om zich heen Op tafel lag een velletje papier. „Mijn lieve jongen” stond er op. Verder niets. Joopie’s afscheid. Hij keek er naar met wezenloozen blik, nam de witte rozen en legde die op haar borst. Onbeweeglijk, met gebogen hoofd, bleef ie staan vooi het bed. Totdat plots een gedachte flitste door zijn brein. Een schampere glimlach trok om zijn mond. Zijn rechterhand graaide in zijn zak en hij telde halfluid de rinkelende, zuurverdiende guldens, die Joopie genezing hadden moeten brengen en waarvan ie haar nu begraven kon ....
PDF
Nummer
1914, nr.05, 28 jan. 1914
Blad
13
Tekst
VERZAMELING SCHILDERIJEN, STUDIES, TEEKENINGEN EN ETSEN. BIJEENGEBRACHT TEN BATE VAN GEËXPOSEERD TE ROTTERDAM C. THIJSEN EN A. THIJSEN-ESKENS „ROTTERDAMSCHE KUNSTKRING” treurig en in D E artisten hebben de handen ineengeslagen om te helpen, waar hulp zoo dringend noodig is. Volgt mij even naar een huishoudentje van een Artist, eertijds welvarend en gelukkig, nu zoo zoo droeve omstandigheden. Weet LI wel, Lezeressen en Lezers van dit schrijven, wat het zeggen wil als een Artist niet meer werken kan. als elke bron van inkomsten ophoudt, als ziekte en ellende haar intrede doen, en niet alleen zorg voor het welzijn van den Kunstenaar maar tevens zorg voor het allernoodigste de vrouw terneder drukt. Het is de schilder C. Thijsen, die door ellende terneder gedrukt, alle physieke kracht verloren heeft om te strijden den ontzettend grooten strijd tegen tegenspoed. niet ontstaan door niet willen, niet werken, maar door het onverzettelijke, het vreeselijkste wat den artist treffen kan. Zijn zenuwgestel is in zoo hevige mate aangetast dat zijne opname in een inrichting noodzakelijk werd. Weg Arbeid. Studie. Hoop op Succes: weg artistiek Leven en Streven om plaats te maken voor ellende, zorg en droefenis. De schilder is eerst 46 jaar. Jong niet waar, om nu reeds geen toekomst meer te hebben ? Hij werd te Rotterdam geboren en genoot zijn opleiding aan de Rotterdamsche Academie, vestigde zich te Parijs, werkte daar totdat hij zich in Den Haag vestigde om later afwisselend verblijf te houden te de Steeg, Heeze en Laren, Hij schilderde daar binnenhuizen en had daarmede reeds succes ; maar in den laatsten tijd kon hij niet meer. De verzameling Kunstwerken, bijeengebracht op initiatief van enkele schilders uit het Gooi, zal nu eerst te Rotterdam, later nog elders geëxposeerd worden om de 3000 loten te plaatsen, waarvan de opbrengst een fonds zal vormen tot steun van den schilder en zijne echtgenoote. De verzameling omvat 1 50 stuks en is zeer belangrijk. Bij het noemen der geschonken prijzen valt wel in de eerste plaats te roemen een interieur van J. S. H. Kever. t Is een schets van buitengewone toonrijpheid met de teedere qualiteiten aan dat werk eigen. W. B. T h o 1 e n is vertegenwoordigd door een rivierstudie. Een enkel schuitje met wit zeil geeft waarde en stemming. F. P. T e r m e u 1 e n zond een bijzonder geacheveerde teekening, schaapskooi met herder en schapen, waarvan de reproductie is opgenomen, (foto M. Goldsmid). t Is een rijp en waardevol werk. Fhérèse Schwarze een studiekop. Hare Kunstzuster S u z e Bisschop-Robertson een klein schilderijtje, een vrouwekopje, bijzonder mooi van kleur; Toon Dupuis een mooie buste. Verder werken van zoowel Amslerdamsche als Haagsche schilders, van de Veluwe uit Arnhem, Renkum, het Gooi; kortom velen hebben medegewerkt om deze collectie bijeen te brengen. De zaak is nu zooveel mogelijk loten te plaatsen. Helpt allen, die iets voor dit sympatieke doel voelt. Wilt nu eens impulsief handelen en direct besluiten een lot te nemen. Zendt mij een kaart en ik doe U de loten toekomen die U wilt nemen. ELSIE YOUNG. Ede. UGD» Janneman. ,,Janneman! — jij in den regen? Kind, waar moet je toch naar toe? ,,Of. . . . ben jij stil weggeloopen, ..Ventje, mag jij wel van Moe? Maar Janneman die lacht eens guitig, En zegt . . . ; ,.jawel, k mag heuschig, hoor! ,,Want die heerlijk lange cape toch ..Laat vast geen droppel regen door. „Nu dag, mijnheer, ik ga weer verder, ,, k Moet voor Moe n boodschap doen ,,En ze zei: als jij gauw terug komt, ..Krijg jij wat lekkers en . . . . n zoen. Marie J. J. ©e Generaal. © Ik ben een dapper generaal Vol moed trek ik ten strijde. Mijn paard trapt al vol ongeduld, Verlangend weg te rijden. Fier wappert mijn vlag, t rood, wit en blauw door de lucht. Ja! — kom nu maar vijand! k Ga nooit op de vlucht. Met m n sabel op zij En de vlag in m n hand. Verdedig ik dapper Mijn huis en mijn land. Maar . . wordt het donker En zijn we moe, Dan gaat het vlug Naar huis weer toe. Daar pak ik mijn paardje Zeg het aaiend: ,,góe-nacht’ ,,Ga jij nu maar rusten .Tot morgen .... slaap zacht! Marie J. J.
PDF
Nummer
1914, nr.05, 28 jan. 1914
Blad
14
Tekst
UIT HET VOLLE LEVEN Foto links: Kerkgang van H. K. H. Marie Adelaide. Groot-Hertogin van Luxemburg. Foto midden: Bezoek van de vorstelijke personen aan het Vredespaleis. Foto rechts: Afscheidsvisite van H. K. H. aan H. M. de Koningin-Moeder. WALING DIJKSTRA f. de nestor van de Friesche letterkundigen, die 16 Januari te Holwerd is overleden. Hij werd 14 Augustus 1821 geboren en is dus ruim 92 jaar geworden. B. H. HELDT fTe Arnhem is in den ouderdom van 72 iaar overleden de heer B. H. Heldt, oud-kamerlid en oprichter van het Algemeen Nederlandsch Werkliedenverbond. P. STEENKAMP f. Een dezer dagen is overleden de heer P. Steenkamp, die vroeger bij de brandweer en de politie te Amsterdam een leidende rol heeft gespeeld. DE HEER F. LIEFTINCK hoopt 18 Februari den dag te her denken waarop hij vóór 35 jaar tot lid van de Tweede Kamer der StatenGeneraal werd gekozen. DE HEER L. SERRURIER. die 22 Januari 25 jaar lid was van den Amsterdamschen Gemeenteraad en bijna evenlang wethouder is. DE HEER A. HOOGENRAAD, oudste lid van den Haagschen Gemeenteraad vierde 16 Januari 1.1. onder zeer veel blijken van belangstelling zijn 70sten verjaardag. HET SPOORWEGONGELUK TE LEIDEN. Vlak bij het station Leiden zijn vorige week twee locomotieven tegen elkander gereden. De materieele schade is zeer groot doch net treurigste is, dat er een menschenleven bij te betreuren is. (Foto Jonker) DE VERBREEDING VAN DEN HAARLEMMERWEG (Sloterdijk—Halfweg). Eindelijk i? de verbreeding van dit gedeelte van dezen gevaarlijken weg, waarop reeds zooveel ongelukken zijn voorgekomen, gereed gekomen.De tramrails die vroeger ieder aan een zijde van den weg lagen zijn nu dooreen hekwerk van den weg afgescheiden. Van links naar rechts: LOUIS BOUWMEESTER. Mevr. DE BOER-VAN RIJK. (Fotobur. Argus. A'dam) PRO-DOMO door Jhr. VAN RIEMSDIJK bij de N.V. „TOONEELVER.” Dir. HEIJERMANS. CHR. GILHUYS ALS DAVID HENR1 BRONDGEEST ALS SAUL MEVR. ERFMANN-SASBACH (Foto's Bureau Argus. Amsterdam) SAUL EN DAVID van IS. QUER1DO. bij de N.V, „TOONEELVEREEN1GING”. DIRECTEUR HEYERMANS. Van deze stukken hopen wij in ons volgend nummer een nadere bespreking te geven.
PDF
Nummer
1914, nr.05, 28 jan. 1914
Blad
15
Tekst
LICHT- en KOOKGAS Zonder L/eidinéF. W. Seebolöl, IJselmonde. (Telef. Int. «o. 4022 «et Rotterdam). NAAMLOOZE VENNOOTSCHAP A. J. NUSS, Amsterdam. Reguliersbreestraat 30-32. — Tel. 557. Paleisstraat 17. - Tel. 9048. — Raadhuisstr. 43. Fabriek van Kantoorboeken. OOK VOORHANDEN: Losbladige Boeken, geheel vlak en vast openliggend, welke met sleutel afgesloten kunnen worden. 1 Februari a.s. begint de nieuwe jaargang van de Nederlandsche Bibliographie. Dit maandschrift is onmisbaar voor ieder, die door betrekking of beroep bij de verschijning van nieuwe boeken en tijdschriften belang heeft. DE NEDERLANDSCHE BIBLIOGRAPHIE. bevat maandelijks: 1°. Fabriek van Corsetten voor verkromming van den rug. D.B.KAGENAARJr. N. HEERENGRACHT 13, AMSTERDAM STOKHUYZEN’S BISSCHOPSWIJN behoeft men slechts matig te verwarmen om een smakelijk glas warmen wijn te verkrijgen. I. ï. SloDinïruchtensap en Jamiahriek, llphen a. d. 1. 2°. 3°. 4°. 5°. 6°. Een nauwkeurige lijst van nieuw verschenen boeken, kaarten, atlassen, muziek, enz. Belangrijke berichten en mededeelingen op letterkundig en bibliogra. phisch gebied. Bespreking van den inhoud der voornaamste maand- en weekbladen in Nederland. Levensschetsen van binnen- en buitenlandsche letterkundigen. Boekbesprekingen. Interessante artikelen over onderwerpen die voor boekenliefhebbers van belang zijn. HOERA!! wat een blijdschap! UrtANJE* ZALF tegen Winterhanden en Wintervoeten, prijs 47M Ct. p potje. HOERA I LIKDOORHPLEISTERS. 20 Ct. AHeen verkryzb. bü O. CHALLA, Leliegracht 44, Amsterdam. Waarheen gaat gij? Met alle soorten haarwerken ongetwijfeld naar hef bekende atelier van H. DE GROOT, Kapper, Aelbrechtskolk 3, Rotterdam. Telefoon 637. IN DE voornaamste plaatsen van Nederland. FILIALEN EN P. SLUIS VOGEL-EN PLUIMVEEVOEDER DE NEDERLANDSCHE BIBLIOGRAPHIE behoort door ieder, die op de hoogte van zijn tijd wil zijn, gelezen te worden. De abonnementsprijs bedraagt slechts 60 Cents per jaar voor 12 nummers elk van minstens 24 bladzijden en extranummers inbegrepen. Bovendien stelt de NEDERLANDSCHE BIBLIOGRAPHIE geregeld tegen zeer verminderden prijs premies verkrijgbaar als mooie boekwerken, kunstportefeuilles. enz. enz., kortom de NEDERLANDSCHE BIBLIOGRAPHIE is een hoogst nuttig en interessant maandschrift. Proefnummers worden op aanvrage gratis en franco toegezonden. Uitgave A. W. SIJTHOFF'S UITG.-M<< LEIDEN. Denkt gij overeen goede reclame voor Uw zaak na? . . . vergeef dan niet dat de NEDERLANDSCHE ROTOGRAVURE-MAAT5CHAPPIJ te Leiden U hierbij van goede diensten kan zijn. De rotogravure is niet alleen een procédé van hooge artistieke waarde, het is ook een uiterst practische werkwijze, aangezien zeer groote formaten, letter en beeld tegelijk, er met groote snelheid mede kunnen worden bedrukt. Onze inrichting is de éénige in den lande, welke zich op de vervaardiging der rotogravure (Koperdiepdruk) speciaal toelegt, wij kunnen daardoor economisch werken. Wij hebben onze eigen ontwerpers, teekenaars, fotografen. Wij zijn dus in staat aan de hoogste eischen te voldoen. Ons (ggg£)-teeken kan op elk soort drukwerk voorkomen. Het (N--teeken op drukwerk beteekent: GOED WERK. Een -factuur geeft geen hooge berekening, daar ons economisch werken ons in staat stelt, in verhouding tot ons werk, zeker voordeelige berekening te maken. Schrijft aan de NEDERLANDSCHE ROTOGRAVURE MAATSCHAPPIJ. te Leiden, (Telef. Int, 760) en wij zenden u gaarne modellen en prijsopgaven.
PDF
Blad 
 van 2380
Records 496 tot 500 van 11897