Panorama

Blad 
 van 2380
Records 491 tot 495 van 11897
Nummer
1914, nr.05, 28 jan. 1914
Blad
06
Tekst
R EEDS eenigen tijd werd in verschillende kringen het vermoeden geopperd, dat de opvolger van Jhr. Elias als burgemeester van Zaandam, uit de sociaal-democatische partij zou worden gekozen. Dit vermoeden is bewaarheid, want vorige week heeft in de Staatscourant de benoeming gestaan van den heer K. ter Laan tot burgemeester van Zaandam. Oorspronkelijk onderwijzer, heeft hij ondanks zijn drukke werkzaamheden alsT weede Kamer- en Gemeenteraadslid. kans gezien het vorig jaar een acte M. O. te halen. (Foto j. b. Hijmans, Den Haag.)
PDF
Nummer
1914, nr.05, 28 jan. 1914
Blad
07
Tekst
DE BEGRAFENIS van de Koningin-moeder Sophie van Zweden. In een onzer vorige nummers hebben wij het portret van deze Koningin gegeven. Hierbij een kiekje van de prachtige begrafenis. KEIZER WILHELM heeft 27 Januari zijn 55sten verjaardag gevierd. Eigenaardig is dat Z. M. voor een vermageringskuur dagelijks in 'de omstreken van het keizerlijk slot bezig is met houthakken. DE OPENING VAN DEN PRUISISCHEN LANDSDAG. Een dezer dagen is in Berlijn de Pruisische Landsdag geopend in de witte zaal van het Koninklijk slot Een eigenaardige gewoonte is, dat deze opening wordt Voorafgegaan door een godsdienstoefening in den Dom. Bovenstaande foto geeft de afgevaardigden op hun wandeling van den Dom naar het slot SARA BERNHARDT GERIDDERD. Sara Bernhardt de tooneelspeelster met de eeuwige jeugd, is onlangs benoemd tot ridder van het Legioen van Eer. Ondanks haar hoogen leeftijd treedt deze zeer begaafde artiste nog steeds op. (Foto Henri Manuel) ONTZETTENDE TYPHOON IN NEW-YERSEY. Uit alle deelen van de wereld komen berichten over ontzettende stormen, en op onze voorpagina brengen wij ook reeds eenige gebeurtenissen daarvan in beeld. Bovenstaande foto geeft ons een idee van de uitwerking van den ontzettenden storm in New-Yersey. Enver-Pacha, de nieuwe Turksche minister van Oorlog. Binnen den tijd van 5 jaar is Enver-Bey gepromoveerd van Kapitein tot Generaal en nu op 31 jarigen leeftijd is deze volboed Turk minister van Oorlog. Enver-Pacha heeft in 1008 met Niazy-Bey de revolutie geleid. (Foto C. Bieber). , De Engelsche onderzeeër „A 7” gezonken. Wederom heeft de Engelsche marine een gevoelig verlies geleden door hel zinken van een harer onderzeeërs. Na het houden van een oefening kwam op hel gegeven sein de A 7 niet aan de oppervlakte waardoor er wederom elf menschenlevens te betreuren zijn. OSCAR MATTH1ESEN. Bij de laatste wedstrijden in schaatsenrijden te Davos heeft Oscar Mafthiesen het wereldrecord over 10.000 Mr., dat gedurende 20 jaar op naam van onzen landgenoot Jaap Eden heeft gestaan, met een volle seconde verbeterd. Zeker een zeld zaamheid dat een record zoolang op naam van een persoon heeft gestaan. PASTOOR LEMIRE heeft zijn ontslag genomen als ondervoorzitter van de Fransche kamer. Hij deed zich steeds kennen als een vooruitstrevend republikein en daarom heeft Mgr. de bisschop van Rijsel op hem de straf van schorsing a sacris toegepast. CHERIF-PACHA. De Turksche Generaal Cherif-pacha, op wien te Parijs eenigen tijd geleden een moordaanslag is gepleegd, was een der leiders van de radicale partij in Turkije. In Turkije is hij ter dood veroordeeld en daarna naar Parijs gevlucht, waar hij het radicale orgaan Mécheroufiette is gaan uitgeven. Cherif-pacha is ongedeerd. GENERAAL PICQART f. Tengevolge van een val van zijn paard is Maandag 19 Jan. de bekende Generaal Picquart overleden. Door de rol die hij in de beruchte Dreyfus-zaak heeft gespeeld, zal zijn naam in de Fransche geschiedenis nog langen tijd voortleven. Hij is in 1854 te Straatsburg geboren. {(Foto Henri Manuel). GRAAF ITO f,. Te Tokio is 14 Jan. overleden Graaf ito, die in 1894, toen de Chineesche vloot werd verslagen, commandant was van de Japansche troepen. Gedurende den Russisch-Japanschen oorlog was hij chef van den generalen staf en kreeg toen om zijn verdiensten den titel van Graaf. FRANCIS DE PRESSENSÉ, f. die op 19 Januari in den ouderdom van 60 jaar is overleden. Het mag zeker wel een tragische toevalligheid heeten, dat de Pressensé, die ook in de Dreyfus-zaak een groote figuur is geweest, juist op denzelfden dag is gestorven als Generaal Picquart. (Foto Henri Manuel).
PDF
Nummer
1914, nr.05, 28 jan. 1914
Blad
08
Tekst
Tiet Invullen en optellen der kohieren gebeurt door middel van een vernuftige machine die automatisch een geheele bladaijde optelt. k. Tiet Bureau der inkomstenbelasting t f t t f t t f / / / f in ©en Tiaao, f f f / 6en van de laden van een der basten met kaartsysteem. A A eert paar kijkjes in gemeentelijke instellingen van modernen aard: keuringsdiensten en bevolkingsbureaux. volgt hier een derde in de serie takken van dienst, welke gezamenlijk een idee zullen geven van de enorme administratie en exploitatie van instellingen van algemeen nut waarvoor een hedendaagsch gemeentebestuur te staan komt. Ditmaal ’n ondankbaar onderwerp! De titel alleen reeds zal tal van lezers een ontevreden gezicht doen zetten. Niet slechts de lezers uit de hofstad, doch ook daarbuiten. Belastingen .... zij zijn immers altijd onbillijk, onjuist, te hoog. Belastingen, ‘t is het noodzakelijke en veel beschimpte kwaad van de samenleving. Belastingen ontlokken a 11 ij d een zucht of een verwensching .... Over het noodzakelijke en (schrik niet lezer) het rendable van de belastingen, die veel meer geven dan oppervlakkig schijnt, omdat men nu eenmaal geneigd is de indirecte voordeelen en genoegens over het hoofd te zien, zullen we hier geen pleidooi houden. We willen slechts een kijkje geven in de werkwijze van het Haagsche belastingbureau. Met ingang van 1 Januari 191 1 werd de ..Inkomstenbelasting’ onder wethouder Simons ingevoerd. Daarmee nam een onbillijk belastingstelsel een einde n.1. de Hoofdelijke Omslag, gebaseerd op de huurwaarde der door de aangeslagenen bewoonde perceelen, een stelsel dat rijkaards met een groot inkomen, doch bescheiden wonende ettelijke klassen lager deed staan dan zwoegende pension-houders met voor den broode gehuurde groote huizen. Het nu geldende belastingsysteem berust op het inkomen, met het principe van eigen aangifte. Aangezien die aangifte veelal neiging vertoont om een voor de gemeente ónvoordeeligen kant uit te gaan, ligt het voor de hand, dat de kracht van het systeem schuilt in een degelijke controle. Daarom brengen dan ook de ambtenaren en beambten allerlei gegevens bijeen om over die aangifte te kunnen oordeelen. Voor elk der belastingschuldigen wordt een kaart aangelegd, waarop al die gegevens met zorg worden aangeteekend En dat is bij elkaar een quantum gegevens, dat niet gering is! Rekende men bij de invoering op 45 a 50 duizend aanslagen, uit het verslag omtrent de werking der Plaatselijke Directe Belasting naar het inkomen over 1911 blijkt dat er in dat jaar bijna 60 duizend waren. En voor 1913 is dit cijfer reeds tot 70 duizend gestegen. Voor de verwerking van dit alles is een talrijk personeel noodig. Uitreiken der beschrijvingsbiljetten, beoordeelen der ingekomen aangiften, aanleggen der kaarten, vaststellen en optellen der kohieren, controle, reclame, ’tgaat alles bij honderden en duizenden. Daarbij blijkt alweer het nut van het systematische en het automatische: het eerste wat betreft een schitterend kaartsysteem, het laatste wat betreft de hulp eener zeer vernuftige machine die twee kohierbladen tegelijk bewerkt en automatisch optelt. De beoordeeling van de ingekomen aangiften berust bij den Directeur, den heer Rovers, met een staf van een 9-tal inspecteurs. Voortdurend zijn deze bezig met vergelijking van de aangiften met de tenkoste van veel arbeid, moeite en scherpzinnigheid verzamelde gegevens. Voorts met besprekingen met' reclameerende belastingschuldigen — want zich-verongelijkt-voelende menschen zijn er altijd en vooral als het belastingen betreft. . . . Gemiddeld komen er een 100-tal Hagenaars (vrouwelijke inbegrepen) over hun aanslag con* verseeren. t zij uit eigen beweging, I zij tengevolge van een verzoek om toelichting. Die besprekingen zijn inderdaad niet doelloos want over 1911 werd niet minder dan 53% der aanslagen vastgesteld met ,.afwijking der aangifte . Hiervan reclameerden toen pl. m. 24% of wel 7727 beslastingschuldigen. Daarvan kregen er ruim 4000 nul op t rekest terwijl een 3000-tal hun wenschen bevredigd zag. Dat een degelijk contröle-systeem, zooals Den Haag nu toepast, vruchten afwerpt wordt door de statistiek bewezen. Zoo bedroeg b.v. het belastbaar inkomen der gezamenlijke belastingbetalers over 1911 98l/2 millioen en dat over 1910 (onder het oude regime) 56% millioen wat een respectabel verschil geeft van 42 millioen! Op nog andere wijze blijkt het nut van scherpe controle: in de gemeentebelasting zijn 12000 personen meer aangeslagen dan in de rijksbelastingen op bedrijf en vermogen, waarvan het verschil in grondslag, dat bij de gemeente 600 en bij het rijk 650 is, niet alleen de oorzaak is van zulk ’n surplus. Cijfers zijn dor. zegt men. Doch dikwijls veelzeggend en meermalen ook interessant. En bij een kijkje op ’n belastingwerking zijn ze onvermijdelijk. Dus — nog eens cijfers, al wekken ze misschien bij sommige lezers eenige jaloezie Het rijke Haagje telt namelijk circa 650 belastingschuldigen met een jaarlijksch inkomen van meer dan f 20.000 (of wel een vermogen van een half millioen) een zestigtal kan beschikken over meer dan een ton gouds per jaar. terwijl er zeventien zijn die meer dan een f 150.000 per jaar Je verteren hebben, wat evenveel per week is als een kranig ambtenaar per jaar verdient — pardon, ontvangt. De residentie verheugt zich in het bezit van ruim tweehonderd millionnairs. Tezamen betalen die ongeveer 6 ton belasting — welk bedrag óók betaald wordt door vijftigduizend inwoners aangeslagen in de laagste klassen nl. van f 600 tot f 3000 . . ,,Het succes van een stelsel ligt voornamelijk aan de uitvoering ”. Zoo ergens, dan toont het Haagsche belastingstelsel de waarheid daarvan. Bij de enorme eischen en verplichtingen welke in den tegenwoordigen tijd aan gemeente-besturen worden gesteld is dit trouwens noodig. Rest ons nog te vermelden, dat de bureaux ondergebracht zijn in een historisch gebouw: het oude schutterijgebouw op de groote markt, dat van 1681 dagteekent C. V. V OOR onze nieuwe abonné s vestigen wij nogmaals de aandacht op onzen NOVELLENWEDSTRIJD waarvan wij de bijzonderheden hebben vermeld in ons nummer van 17 December 1913. DE EERSTE PRIJS BEDRAAGT f100.- DE TWEEDE PRIJS f 50.-; TERWIJL NOG TWEE PRIJZEN VAN f 25.- WORDEN UITGELOOFD De wedstrijd wordt GESLOTEN op 1 FEBRUARI 1914 en de uitslag daarvan vóór 1 April 1914 ter kennis van de deelnemers gebracht. De inzendingen moeten franco worden toegezonden aan de REDACTIE VAN „PANORAMA . DOEZASTRAAT 1. LEIDEN. Het gebouw der inkomstenbelasting, prinsengracht-Groote T\arkt. De Directeur (midden voor de latei) en de inspecteurs van de inkomstenbelasting in ©en Haag.
PDF
Nummer
1914, nr.05, 28 jan. 1914
Blad
09
Tekst
HET NEDERLANDSCH i WOORDENBOEK : oo 1864 18 Januari 1914 Or, L. A. TE WINKEL EN 18 den dezer maand was het 50 jaar geleden dat het totstandkomen der grootsche onderneming van het Nederlandsch Woordenboek werd verzekerd door het teekenen van het contract tusschen de uitgevers in geestelijken en in stoffelijken zin. Laatstgenoemden hebben mij aangezocht ter herdenking van dit gewichtig feit een paar bladzijden te schrijven bij de afbeeldingen, die in dit tijdschrift ter herinnering er aan worden gegeven, en aan dit verzoek mocht ik mij niet onttrekken èn om de groote verplichtingen, die ik voor mijne vorming heb aan den stichter en grondlegger van het Woordenboek, èn om de vriendschappelijke betrekkingen, die er steeds tusschen de oudere en jongere medearbeiders en mij hebben bestaan, èn om den aard mijner wetenschappelijke werkzaamheid, die met de hunne zoo nauw verwant is en zich als het ware daarbij aansluit. Zij vangen hunne beschrijving van den Nederlandschen taalschat aan daar waar de schrijver van een middelnederlandsch woordenboek zijn,,terminus ad quem” kan stellen; zijn „tot hier toe en niet verder” kan doen gelden. En toch is het onderscheid in de eischen der bewerking van het eene en het andere woordenboek niet klein, en in zekeren zin heeft de bewerker van een Middelnederlandsch Woordenboek eene dankbaarder en gemakkelijker taak dan zijne wetenschappelijke ambtsbroeders. De eerste behoeft slechts te beschrijven hetgeen door hem of anderen in de werken der middeleeuwsche schrijvers gevonden en daaruit opgeteekend is, ook al heeft hij de overtuiging dat zijne verzameling op den naam van volledig geen aanspraak mag maken. Bovendien weet hij dat zijn werk voor sommigen onmisbaar is, dat zonder het door hem aan de hand gedane hulpmiddel de middeleeuwsche teksten niet kunnen worden verstaan, en hij dus de categorieën van menschen kan aanwijzen voor wie hij werkt. De bewerker van een Nederlandsch Woordenboek moet eene zuivere en volledige afspiegeling geven van het hedendaagsche taalgebruik, toegelicht door hetzelfde in de vroegere tijdperken van het Nieuwnederlandsch, d. i. het Nederlandsch sedert de wording van ons onafhankelijk volksbestaan, in den opstand tegen Spanje, dus van omstreeks 1580 af, welk jaar door De Vries in zijne inleiding op het Woordenboek als „terminus a quo” is „aangenomen. Dit is een veel vagere en dus veel moeilijker te bevredigen eisch dan die, welke aan den schrijver van een Middelnederlandsch Woordenboek moet worden gesteld. Evenals het voor een geschiedvorscher eene veel moeilijker taak is de geschiedenis van zijn eigen tijd grondig en onpartijdig te beschrijven, zoo is het ook voor den „woordenaar” veel bezwaarlijker, een juist inzicht te hebben in den inhoud en den omvang der beteekenis van een hedendaagsch woord, en een fijn gevoel voor al de schakeeringen daarvan, daar het niet alleen in de geschreven taal, maar ook in den volksmond wordt gebruikt. En indien hij het zoo ver heeft gebracht, dan moet hij vaak, als hij ze in zijne verzameling niet vindt, de toelichtende voorbeelden gaan zoeken (menigmaal, gelijk men begrijpt, een zeer tijdroovend werk), want alleen in het uiterste geval zal hij er toe overgaan, zelf een voorbeeld te maken. En voor wie is het Nederlandsch Woordenboek bestemd ? Voor wie kan het van nut zijn; wie zullen het gebruiken of opslaan? Hier moet het antwoord geheel anders luiden dan bij het MiddelDe onderteekening van het contract nederlandsch Woordenboek. Men kan hier geene bepaalde categorieën van personen aanwijzen, die in het bijzonder van het Nederlandsch Woordenboek nut zullen hebben, al zal het natuurlijk een vraagbaak kunnen zijn voor allen, die de taal voor schriftelijk en mondeling gebruik zullen behoeven; technici evenwel zullen de eigenlijke beteekenis van een woord liever opzoeken in een vakwoordenboek, al wordt ook aan de behandeling daarvan in het Nederlandsch Woordenboek veel zorg besteed. Het geldt hier eene zaak, die de geheele natie betreft, eene nationale zaak, zooals terecht zoowel door de taalcongressen, waaruit het Woordenboek is voortgekomen, als door den grondlegger er van, den geestdriftigen vaderlander Matthias de Vries, steeds op den voorgrond is gesteld en in de uitnemende Inleiding op het Woordenboek uitvoerig is uiteengezet. Indien, naar de van J. H. Halbertsma afkomstige kernachtige zinspreuk, de taal de ziel der natie is, dan is het ook eene echt vaderlandsche taak, de volksziel, zooals zij zich uit in de taal, in hare diepste schuilhoeken na te gaan en in haar fijnste schakeeringen te ontleden en te beschrijven. Dit is het ideaal, dat De Vries voor oogen heeft gezweefd, waaraan hij de tweede helft van zijn leven gegeven en de bewerking van het Middelnederlandsche Woordenboek opgeofferd heeft, en dat hij in het door hem bewerkte gedeelte er van zooveel in zijn vermogen was in daden heeft omgezet. En terwijl hij met fijnen speurzin de geheime roerselen van de „ziel der natie” trachtte na te speuren, was hij op zijne beurt de ziel der redactie; onder zijn scherp en vorschend oog moest alles doorgaan hetgeen door zijn medearbeiders werd geschreven. Daardoor onderscheiden zich de het eerst bewerkte woorden, beginnende met A (bewerkt door De Vries en zijn door hem hoog vereerden medestichter L. A. te Winkel), met G (door Cosijn) en met O (door Verwijs) door eene eenvormigheid van bewerking, die na den dood van het met onaangevochten gezag bekleede hoofd der redactie en bij de uitbreiding van het aantal medewerkers wel moest ophouden te bestaan. En zoo zal zich in het Nederlandsch Woordenboek, vooral in de later bewerkte deelen, hier en daar verschil van opvatting der taak vertoonen, maar het door al de redacteuren nagestreefde doel is het Woordenboek te maken tot een „Nederlandsch Taalmuseum”, waarin de taal schat van het Nederlandsch nauwkeurig beschreven is. „Mag onze taal", aldus vraagt De Vries, Inleiding bl. i.xxv, „niet eischen dat wij haar in eere houden en van die vereering openlijk getuigenis afleggen? Heeft zij geen recht op een welingericht museum, dat al hare schatten, ordelijk tentoongesteld, aan de geheele natie te aanschouwen en te genieten geeft? Behoort men niet voor de literarische kunst hetzelfde te doen wat men heeft gedaan voor de plastische? Ziedaar dan het doel, dat ons voor oogen moet staan: een Taalmuseum te stichten, naar ons beste vermogen geëvenredigd aan de hooge waarde onzer Nederlandsche taal”. En wat kan men nu in dat Museum al zoo vinden en wat is de beteekenis er van ? Men kan er vooreerst uit zien, hoe de beteekenis der woorden zich gedurende de drie laatste eeuwen heeft gewijzigd, m. a. w. de historische ontwikkeling onzer taal gedurende dat tijdperk; welke beteekenissen en woorden al of niet behooren tot de algemeene taal, en over welke ruime middelen zij beschikt in haar tegenwoordigen toestand; ook hoe onze taal zich onder den invloed van den geest der dichters en schrijvers heeft ontwikkeld en verfijnd. Al wil het Nederlandsch Woordenboek „geen wetboek zijn, geen middel om door gebiedende voorschriften de vrije taal aan banden te leggen”, het mag toch wel antwoord geven op de vraag, of men
PDF
Nummer
1914, nr.05, 28 jan. 1914
Blad
10
Tekst
PANORAMA iets zegt of niet of eene bepaalde uitdrukking, waaraan men twijfelt, door het gebruik van schrijvers, die de taal wisten te hanteeren, geijkt of gewettigd is. Zoo kan het Woordenboek bijdragen tot opscherping en controleering van ons taalgevoel, er toe strekken om het gevoel voor hetgeen goed Nederlandsch is of niet, hetwelk vooral door germanismen wordt verflauwd, in ons levendig te houden en te verfijnen. Daartoe kan ook dienen de studie van de groepen van zinverwante woorden of synoniemen, wier keurige beschrijving er in is opgenomen: ik neem als voorbeelden de artikelen aansporen, aanstonds en omdat. Vooral leerzaam zijn de artikelen, waarin de kleinere rededeelen, de voorzetsels, voorvoegsels en voegwoorden worden beschreven; waarvan sommige voor het eerst in onze taal uitvoerig zijn behandeld : in het bijzonder de verschillende onderdeden der beteekenis van de voorzetsels zijn met buitengewone zorg behandeld, en enkele onderscheidingen in de beteekenis verrassend door hare nieuwheid; als voorbeelden noem ik de artikelen aan, af, al, be, ge, of (twee art\), om, on, onder (twee art"., voor het eerst hier onderscheiden), e. a. En zoo zou ik eene reeks van belangwekkende artikelen ook over naamwoorden en werkwoorden kunnen noemen die het een lust is te lezen, en waarin men evenzeer de fijnheid der onderscheidingen in de taal bewondert als de scherpzinnigheid van den taalkenner, die deze onderscheidingen opmerkt en ze in de juiste woorden weet uit te drukken. De lezing van het Woordenboek acht ik een gezond voedsel voor den geest en ik haal met instemming de woorden aan uit De Vries* Inleiding: „Elk woord zoodanig te behandelen, dat al die verklaringen, aanhalingen en opmerkingen een samenhangend tafereel uitmaken, waarin de afzonderlijke trekken, die achtereenvolgens worden geschetst, zich vereenigen tot één helder beeld, ziedaar wat wij ons moesten voorstelien. Zijn wij bij die poging niet al te ver beneden het peil van billijke eischen gebleven, dan mogen D. A. THIEME. wij hopen dat het Woordenboek, in overeenstemming met de bedoeling, niet alleen bij voorkomende behoefte opgeslagen, maar ook wel eens gelezen zal worden’* (t. a. p. bl. lxxxv). Vijftig jaren zijn verloopen, sedert dat het tot stand komen van het Woordenboek verzekerd was door het teekenen van het contract met de uitgevers, en nog zullen verscheidene deelen moeten verschijnen vóór dat het is voltooid. Dit wekt misschien verwondering bij degenen, die niet kunnen begrijpen, welk een arbeid er voor de samenstelling van het Woordenboek wordt vereischt; ook het door de Gebroeders Grimm gei. stichte Deutsches Wörterbuch, in 1854 begonnen, is evenmin reeds voltooid. Misschien zou er een grooter deel afgewerkt hebben kunnen zijn, maar d*» eerste 25 jaren zijn voor het Woordenboek niet de voorspoedigste geweest. De betrekkelijk weinige tijd van den dag, die er voor De Vries voor het Woordenboek overbleef; de te geringe voorarbeid die was verricht, toen reeds met de bewerking werd begonnen, nl. voor het verzamelen van bouwstoffen, die voor een deel nog moesten worden bijeengebracht: de tijd in de eerste deelen besteed aan het opsporen en beschrijving van de etymologie of de afleiding der woorden, ook de grootsche opzet, doch vooral het geringe MARTINUS NIJHOFF. aantal werkkrachten, ziedaar enkele oorzaken, waardoor de geregelde en snelle voortgang der bewerking van het Woordenboek werd belemmerd. Voegt daarbij de wederwaardigheden, waardoor de geschiedenis van het boek gedurende een deel van dien tijd tot eene lijdensgsschiedenis is geworden. De medestichter van het Woordenboek. Te Winkel, van wien De Vries in de Inleiding (bl. xxviu) getuigt: „dat heldere verstand, dat scherpzinnige oordeel, die logische juistheid van begrippen, dat geoefende grammatische zintuig, bij die veelzijdige kennis en die gemoedelijke waarheidsliefde, dat alles is mij eene dagelijksche leerschool geweest, waaraan ik nog neden erkentelijk herdenk”, ontviel hem reeds in 1868; het laatste wat hij schreef was eene onvoltooide schets van het artikel „afspinnen”; zij brak af met de aanhaling „zijn levensdraad is afgesponnen”, zooals De Vries met aandoening in eene noot op dat woord vermeldt. De tweede medearbeider, de geestrijke Eelco Verwijs, van wiens buitengewone werkkracht en groote gaven De Vries het beste mocht verwachten, werd na eenige jaren van aangename samenwerking aangetast door eene kwaal, die hem het werken hoe langer hoe meer onmogelijk maakte en hem in 1880 ten grave sleepte. En de derde, de scherpzinnige en geleerde P. J. Cosijn, werd in 1877 tot een academischen werkkring geroepen en moest zijne werkzaamheid aan het Woordenboek staken; de hoop dat hij haar weer zou opvatten is niet vervuld. Zoo stond De Vries, door deze opeenvolgende slagen getroffen en zelf niet meer over zijne vroegere kracht beschikkende, weder alleen voor de zware taak, en er bestond gevaar, dat de schoone en grootsche onderneming te niet zou gaan door gebrek aan arbeidskrachten. Er gingen jaren voorbij dat er geene enkele aflevering verscheen en het aanvankelijk zeer groote getal inteekenaars slonk langzamerhand tot op een vierde. Doch gelukkig lieten de uitgevers, in weerwil van de ongunstige geldelijke uitkomsten, den moed niet zinken en in 1879 hergaf een heldere lichtstraal op zijn pad aan De Vries den wegkwijnenden moed, toen het congres te Mechelen het besluit nam zich te wenden tot de Nederlandsche en Belgische regeeringen, „opdat krachtige maatregelen genomen werden om de verdere uitgave van het Nederlandsch Woordenboek te verzekeren en te bespoedigen.” Dit besluit had het gewenschte gevolg: van dien tijd af trok de Nederlandsche regeering zich de zaak aan, en ook de Belgische voldeed aan het verzoek op de meest heusche en vleiende wijze. De Vries toog weder aan het werk en mocht de voldoening smaken aan het congres te Breda (1881) de dertigste aflevering aan te bieden. Vooral was het voor hem een groot geluk, dat hij zijn leerling A. Kluyver kon opleiden tot zijn opvolger, en aan hem de leiding der zaak kon toevertrouwen, wanneer hij zelf niet meer in staat zou zijn, zijne krachten er aan te wijden. Nu brak een nieuw tijdperk van wederopleving aan, en deze werd bloei, toen door de zorgen der Commissie van Bijstand”, een uitvloeisel van het Taalcongres te Amsterdam (1887), het aantal medewerkers kon worden uitgebreid. In 1888 werden de Heeren A. Beets en J. W. Muller aan de Redactie verbonden; van 1891—92 de Heer Uhlenbeck, van 1891—1896 de Heer De Vreese, van 1902—1905 de Heer Lodewijckx. Thans, nu de Heeren Muller (in 1902) en Kluyver (in 1911) tot een academischen werkkring zijn geroepen, bestaat de Redactie uit de Heeren Beets (sedert 1888), Boekenoogen (1896), Heinsius(1906), Knuttel (1907) en Van der Meulen (1912), Er verschijnen nu geregeld zes afleveringen in een jaar en er is gegronde hoop, dat het groote en grootsche werk over een twintigtal jaren voltooid zal zijn. En daar het meerendeel der redacteuren nog jong van jaren is, mag men de toekomst van het Woordenboek verzekerd achten. * * ♦ * * * * ♦ * Wij spreken aan de Redactie bij gelegenheid van den gouden herdenkingsdag onzen hartelijken wensch uit, dat het haar gegeven mogen zijn, deze nationale taak tot een goed einde te brengen, dat zij de voltooiing er van moge bewerkstelligen en beleven, en dat het haar niet moge ontbreken aan de voor de vervulling harer zware maar schoone taak noodige volharding en onontbeerlijke werkkracht. Ook aan de Uitgever-firma’s, wier namen op eene eervolle wijze aan het Nederlandsch Woordenboek zijn verbonden, en die eene gelukkige gedachte — meenden dat deze dag niet onopgemerkt mocht voorbijgaan, komt een woord van warme erkentelijkheid toe voor het aandeel dat zij hebben in de totstandkoming van het Nederlandsch Woordenboek, door hunne onbaatzuchtigheid en hunne onverflauwde belangstelling in deze nationale zaak. Van de oorspronkelijke uitgevers is niemand meer in leven; de Heer D. A. Thieme overleed in 1879: de HeerMartinus Nijhoff in 1894, en de laatst overgeblevene, de Heer A. W. Sijthoff, stierf voor weinige maanden en mocht dus helaas dezen ook voor hem zoo gewichtigen dag niet beleven, maar de firma’s Nijhoff en Sijthoff zetten de tradities harer stichters met groote trouw voort en zijn vast besloten mede te blijven werken aan de voltooiing van het grootsche werk. J. VERDAM. / A. W. SIJTHOFF.
PDF
Blad 
 van 2380
Records 491 tot 495 van 11897