|
(sreta 2obo~Öraahensiek
van
HERMAN C. J. ROELVINK
LENTEWOLKEN
bierman C 'J. 'Roelvinh
"Kon, Vereeniging
„HetHederlandsch
;; Tooneel” :;
Hein Harms
N ons gure land is een menschelijke kwaliteit, die door velen slechts al te zeer gemist wordt in hun leven, om er tegen
bestand te zijn, indien die zich in woord
of beeld — en tenslotte in het leven
zélf — openbaart. Die menschelijke
kwaliteit — indien we die zoo noemen mogen, want
waar ze zoo zeldzaam voorkomt, lijkt ze meer op ’n
uitwas — heet: charme. Vandaar, dat waar op het tooneel
die kwaliteit zich openbaart, men zeker zijn kan, dat
’n uigezocht stalles-, parterre- en fauteuilpubliek op zal komen, om deze in hun
dagelijksch leven zoo zelden voorkomende
sensatie, toch eens aan den lijve te beleven,
van een van de wèl-doendste zijden van de
menschelijke veelzijdigheid, toch ook eens
als ’n weldadige ziele-friction te genieten.
En welke fijne vriendelijke, teer stemmende
dingen er in een stuk als „Lentewolken”
ook mogen voorkomen, het blijft ’n onweerlegbaar feit, dat het succes ervan voor ’n
gedeelte te danken is aan de demonstratie
in de personen van deze kristallisatie van
gemoedsrijkdom, in zijne vele en diverse
nuances.
Of is ze niet charmant, die oude Mevrouw
de Wilde, die de jeugd en z’n lentestormen
zoo vriendelijk en welwillend beziet, dat
het zoo gesloten hart van Phil, die den
heelemaal niet charmanten bijnaam van ,,de
ongure” bij zijn vrienden draagt, er van
open springt en de sluizen van z’n hart zich
openen, om haar z’n smart te bekennen, ’n
eerste weldadige uiting, die spoedig leiden
zal tot ’n gelukkige ontknooping. Want gelukkig is de ontknooping! Zonder dat was
de charme te bitter van nasmaak, had er
twijfel kunnen rijzen in menige teer gevoelige
ziel omtrent hare warmte en het weldadige
van hare schittering. Het begint eigenlijk
niets charmant. En als de omgeving, met
het ouderwetsche tuintje en achterhuis van
’n oud Delftsch buurtje — we zien de Delftsche toren met stemmige oude buurthuisjes
op den achtergrond boven het muurtje uitsteken — ons niet wat lieflijks had beloofd,
we zouden het niet geloofd hebben bij het
dispuut ontstaan tusschen de meisjes-studenten daar verzameld ter gelegenheid van de verkiezing van Do, (Riek Hopper) tot presidente van eene meisjes-studenten-vereeniging.
Phil (Jac. Reule) heeft op de vergadering,
waar zulks geschied is, haar candidatuur
bestreden, en dit volgens de uitlatingen der
meisjes en van den aanwezigen student Fred
(van Kerckhoven Jr.) niet op loyale wijze. Het
dispuut hierover schijnt Do echter pijnlijk
aan te doen en ze weigert beslist in te gaan —
zooals ieder haar aanraadt —op de beweringen
door Phil geuit. Algemeene verbazing. Echter
waar zij, als presidente, het niet wil, dan maar niet.
Meisjes af.
Fred echter, die als zoovelen, verliefd op Do is, —
hij woont in het rechtsche huisje bij de allervriendelijkste
juffrouw Petronella, alias Piet, op kamers — lucht echter
na hun vertrek nog eens z’n verontwaardiging over deze
en andere daden van den „ongure”, wordt echter driftig
terechtgewezen door Do, die plotseling verhaalt, hoe de
student in quaestie in zijn leven meer ellende heeft gehad
dan zij allemaal, dat zijn vader zich van het leven
beroofde, en ’n faillissement daarvan het gevolg was en hoe
ze meer respect moesten hebben voor den stillen trotschen
jongen, die in een huisje daarachter, welks verlichte
raam in den vallenden schemer te zien is, woont. Net
daarna vertoont zich vóór dat raam het silhouet van
den jongen in quaestie op het gordijn, en dat verlichte
raam blijft dan van ’n sterk imponeerenden invloed bij
het verhaal dat Do, na Fred’s vertrek aan Mevrouw de
Wilde’s kleindochter Sannetje (studeert voor onderwijzeres
en wordt gespeeld door Emma Morel) doet.
Want, vraagt Sannetje, hoe weet Do dat alles. En dan
vertelt Do, hoe zij van Phil hield en Phil van haar,
hoe zij bij den dood van zijn vader hem haar fortuin
aanbood, hoe zij nooit op dien brief eenig antwoord
kreeg, en alleen zijn vertrek tot gevolg had. Hoe hij
haar, toen zij daarvan hoorde, voor de gesloten deur
van zijn kamer, en zooals zij dacht, ook van zijn hart,
had laten staan en nu, pas na twee jaar, na in dezelfde
stad als hij te zijn gaan studeeren, na twee jaar onder
zijn ramen te hebben geleefd, voor ’t eerst op deze
vergadering weer ’n woord met hem gewisseld had.
Zoo is hare lezing van het geval; ’n oogenblik later
wordt Phil aangediend. Hij komt z’n excuses maken
voor de persoonlijke aantijgingen in z’n speech, vormelijk
en koel. En Do, die voor h$m in de studentenstad kwam,
voor hèm daar wonen ging, kan zich niet bedwingen z’n
naam te stamelen, door de koele zinnen van den trotschen
Hika Hopper en ‘Jac. fteule
jongen heen, die hier echter geen notitie van neemt,
zoodat zij zich zelve meester wordt en ten slotte even
vormelijk, maar kapot van hem afscheid neemt, nadat
ze afgesproken hebben, dat hij haar op de hoogte zal
brengen der noodige praktische oefening, in verband met
hare functie als presidente van „Studiebelang”.
Het tweede bedrijf geeft dezelfde plaats van handeling
op Zondagochtend, waarop we Piet, de hospita zich gereed zien maken ter kerke te gaan, in de vroegte, (of ze
komt van de vroegmis) en een oogenblik latei Fred
dronken thuis komt, geleid door Phil. Fred, die in ’t vorig
bedrijf ’n blauwtje liep bij Do — even na haar gesprek
met Phil — is sinds aan den boemel. ïn z’n dronkenschap verwijt hij Phil, wat hij van Do omtrent diens
vader vernam, en Phil, in woede ontstoken smijt hem
neer, loopt weg, waarna Fred door Sannetje die allang
verliefd op hem is, wordt geholpen, verbonden (hij heeft
’n wonde, omdat hij met ’n boer vocht) vervolgens door
Piet naar bed gebracht, nadat hij Sannetje beloofd heeft,
dat hij haar mee naar de rennen zal nemen dien middag,
waardoor het goeie kind hoopt te verhinderen dat hij zich
nog ernstiger misdraagt. Al deze gebeurtenissen worden
door Marcus Nieuwenburg — den heer Hein Harms, die
deze rol vertolkte, allen lof! —, (den buurman en huiseigenaar van Piet, en eveneens daar inwonende), meegemaakt.
Hij is de oude vrijer, die de ,,verwoestingen” der
liefde in deze jonge menschen Sannetje versus Fred,
Fred versus Do en Do versus Phil gadeslaat. De
aardigste, hartelijkste figuur is die van den twaalfjarigen
padvinder Dolf, (door Mevrouw Lobo-Braakensiek op
schitterende wijze vertolkt) die Phil adoreert, en tante
Do zeer aanhangt, die Sannetje plaagt en Mevrouw
de Wilde vereert, altijd even openhartig z’n gedachten
zegt en van het spreekwoord ,,Kinderen spreken de
waarheid” onbewust het bewijs is.
Na het onstuimige begin dezer Zondagochtend komt
er rust tijdens den kerkgang; alleen Do blijft thuis, wacht
op Phil, waarmede ze samen de paperassen
moet doorzien en Dolf zal hen gezelschap
houden. Als Dolf komt, wordt het gesprek
weldra door Dolf’s vragen dien kant uitgeleid, dat Phil in den vorm van ’n verhaaltje
zijne lezing vertelt van wat tusschen hem
en Do is gebeurd. Dat duldt Do niet. Ze
stuurt Dolf weg, en vraagt ten slotte de
waarheid en alleen de waarheid. Eindelijk
zijn we er. Want nu blijkt, dat Phil had
verwacht, dat Do begrepen had, dat wat
hem zijns vaders partij deed kiezen in de
treurige geschiedenis van diens dood, zijn
oorzaak gevonden had in het feit, dat zijn
moeder zich misdragen had. Dat, waar Do
dat toen niet had begrepen, hij te trotsch
geweest was, haar dat mede te deelen, omdat hij dat voelde als ’n concessie aan zijn
liefde voor Do, welke hij daarvoor te hoog
vond staan. Hij had begrepen willen worden,
en kón, daarin teleurgesteld, haar niet meer
tegemoet komen, omdat daarmee tevens zijn
geloof in hare ziels- „Ebenburtigkeit” gevallen was, en geen concessie gedoogde.
Waarom dan toch nu weer, zij het ondanks zich zelve, die toenadering? Omdat
hij nog van haar houdt! Maar al haar hoop
wordt verijdeld weer, omdat hij niet afstappen kan van zijn wrok om z’n desillusie,
bij het zien van haar gedachte in den brief
van toenmaals uitgedrukt, waarbij zij, die
volgens hem beter weten meest, had moeten
voelen, waar het schortte, zich tóch schaarde
bij de groote massa en gesproken had over
zijn ,,bekladden naam.”
Dergelijke dingen vergeef je niet. Maar
dank zij de vriendelijke woorden van Mevrouw de Wilde, wier charmante lieftalligheid door Mevrouw Chr. Poolman werd weergegeven, breekt het ijs toch in het slotbedrijf
en ondanks den hinderpaal door Do’s plotselinge verloving met Fred (die daardoor door
z’n examen komt) komt alles op z’n pootjes
terecht.
Het charmante van dit stuk is, dat het
geheel zoo in de lieftallige strikjes en lintjes
van ontroerende jongelui’s-sentimenten is
gewikkeld, dat het au fond tragische van
de situatie (bij Ibsen b.v. hadden ze elkaar
niet gekregen en pour cause) geheel wordt
verzacht, en in de zon der menschelijke vriendelijkheid
wordt gekoesterd ter beminnelijker ontluiking.
Deze waarheid bevat het stuk zeker: Tegen échte
lieve dingen, voortvloeiend uit een waarachtige zielerijkdom, daartegen is geen wrok, geen haat bestand.
Maar iedere Phil loopt nu niet altijd op tegen eene
vrouw als weduwe de Wilde, als ’t om ’n lief ding
gaat, en daarom zijn er nog zooveel ongelukkige
menschen!
Sans cela.........! TOM SCHILPEROORT
BERICHT.
In dit nummer van Panorama bevindt zich de
laatste aflevering van den roman van Rudolf
Heubner: JULIANA ROCKOX.
In een der volgende nummers zullen wij een
begin maken met den geheel nieuwen roman van
Bernhard Kellerman
DE TUNNEL,
welke roman in het buitenland een reuzensucces heeft. Alleen in Duitschland zijn er reeds
100.000 exemplaren verkocht. In ons volgend
nummer zullen wij eenige bijzonderheden betreffende dezen roman mededeelen.
|