|
PANORAMA om te volgen. In tien seconden waren zij allen in de
kinderslaapkamer. Toen bedacht hij zich — doch te
laat — dat hij den zak speelgoed vergeten had.
„Hier is mijn sloop,” zei Frieda en trok aan den
rooden mantel. „Er gaat een massa in.”
„En dit is de mijne,” zei Bob, aan den anderen kant
trekkende. „We waren bang, dat alles niet in de kousen
zou gaan.”
„Dat zou ’t ook niet,” zei Santa Claus, „Kijk, ik zal
de schatten in jelui zakken doen en dan moeten jelui
gauw in bed springen en je oogen toe doen en ze niet
meer openmaken en geen woord spreken voordat ’t licht
is, anders zou alles wel eens in stof en asch kunnen
veranderen”.
„O-o-h!” gaapten zij allebei. Maar aanstonds was
iedere gewone uitroep krachteloos ten opzichte van de
wonderbaarlijke dingen, die Santa Claus uit zijn zak
haalde. Diamanten aigrettes, een prachtige halsketting
van beurtelings een saffier en een paarl, een handspiegel
gevat in goud, een met juweelen bezette zakdoekendoos,
een snoer paarlen — alles schitterde in den maneschijn
en viel beurtelings in een of ander der kussensloopen,
die voor de kinderen opgehangen waren! —
„En nu als de wind in bed,” fluisterde Santa Claus,
en met een „Dag beste Santa” wipten zij er in. Zoodra
was hij de kamer der kinderen niet uit, of Santa Claus
spoedde zich naar den Ooster-vleugel. — Het was hem
ingeschoten, dat er op zijn schoorsteenmantel twee gedraaide zilveren kandelaren stonden. Hij pakte ze op en
ijlde naar de trap. — Tot hiertoe ging alles goed, maar
nu was oppassen de boodschap. Er waren nauwelijks
twaalf minuten verloopen, sedert de inbrekers op jacht
naar versterking waren gegaan en het was hoogst onwaarschijnlijk, dat zij reeds teruggekeerd zoudenzijn, maartoch—
Hij keek over de oude eikenhouten .leuning. Juist
waar het schoenenkamertje was, werd de hall smaller en
liep uit in een gang, die naar het onderhuis voerde.
De kust was vrij en als een roode geest sloop Harry
de trap af. Zijn programma was nu kant en klaar en
zijn eerste werk was om de deur van het kamertje open
te zetten, zijn tweede om al het speelgoed uit den waschzak onder de bank in den zak van de bandieten te
doen en op het voetstuk neer te gooien en zijn laatste
werk om op zijn oude plaats te klimmen en zijn mantel
er over te laten vallen. Toen wachtte hij af en dat
wachten was wel het moeilijkste van alles.
Het duurde ruim vijftien minuten alvorens de inbrekers
wederom ten tooneele verschenen. Zij leken Harry wel '
een week toe. Hij ontdekte spoedig door hun manier van
doen en spreken, dat zij, — zooal geen champagne —
dan toch iets gevonden hadden, wat dezelfde uitwerking had.
„Waar is . .. hik. . . die verd . . . buit” vroeg Kobus.
„Haal het eruit... hik ... Ste.”
Ste gehoorzaamde.
„Hij is veel. ,. hik , . . lichter!” zei hij, hem wegende.
Zonder er ook maar in het minst op verdacht te zijn,
dat hij op het punt stond een ontdekking te doen, stak
hij zijn hand erin en haalde er een negerpop, van lappen
gemaakt, uit. Hij gaf een gil en liet haar vallen alsof
het een cobra-slang was en de beide mannen deinsden
achteruit, toen het afzichtelijke zwarte ding daar op den
grond lag in het maanlicht,
„Verroer u niet, of gij zijt ten doode opgeschreven!”
sprak een grafstem vanaf de zuil, waar de betooverde
buit op gelegen had. De inbrekers sloegen de oogén vol
afschuw op en toen slaakten zij beiden een half verstikten kreet, want binnen een meter van hunne neuzen
ontdekten zij de moordende glimmende loopen van
twee revolvers! — in werkelijkheid maar onschuldige kandelaars, doch echte revolversin hun verschrikte verbeelding.
Zij vielen op de knieën voor den Heilige van den
Kerstnacht.
„’t Is ... hik... de duivel zelf!” bracht Kobus met
moeite uit, maar hoe de lippen van Ste ook trokken,
er kwam geen geluid over.
„Ga door die. .. open deur . . . daarginds,” sprak de
stem, „en . . . als ge . . . rumoer maakt... of een kik
geeft. .. blijf ik ten eeuwige dage bij u spoken met al
de duivelen uit uw zak. Ga!”
Beide mannen gluurden steelsgewijze naar de deur van
het schoenenkamertje en bevend opstaande, gingen zij er
achteruit’ heen, terwijl de glimmende loopen op hen gericht bleven. Zij gingen de deur binnen. Harry sprong
van de verhooging, draaide den sleutel om en kreeg toch
zoo’n lachbui, dat hij dreigde te bersten
Toen zij veilig en wel opgesloten zaten — hij kon
duidelijk hooren, hoe zij in hun eng kwartier begonnen
te twisten — ontdeed hij zich snel van zijn geleende
tooi, kleedde den oorspronkelijken Santa Claus aan en
zette hem weef op zijn voetstuk. Daarna sloop hij weer,
zacht naar boven naar de kinderkamer en nam den zak
van de boeven mee. — Eerst overtuigde hij zich of
de kinderen sliepen en toen was het slechts het werk
van vijf minuten om het speelgoed in de kussensloopen
en de juweelen in den dievenzak te doen.
Toen sloop hij weer naar beneden, ontsloot eensklaps
de deur van het kamertje, zette haar op een kier en
gooide den zak naar binnen.
De kreet van afschuw, dien de inbrekers slaakten,
leverde het bewijs, dat zij nog in den waan verkeerden
dat zij met iets bovennatuurlijks te doen hadden en hij
was vrij zeker, dat zij geen hand meer in den zak zouden steken — En al deden ze het — wat dan nog!
De hoofdzaak was, dat de juweelen in hun bezit bevonden zouden worden. Nu zijn schikkingen getroffen
waren, bracht hij wederom een bezoek aan de bovenwereld,
Gebraden Kalkoen:
rood crêpe-papier, rood lint, roode kersfklokjes en daarbij groene bladeren, groene
planten of groen crêpe-papier.
1 kalkoen, 125 gram boter, 125 gram
vet spek, vulsel, zout.
Kerstgebruiken.
Ten onzent is de tafel niet Kerstmis
o meest versierd met twee kleuren: rood
en groen. Roode bloemen of hulsfbesjes.
Speciaal Hollandsche Kerstgerechten hebben wij hier niet, doch wij hebben er wel
enkele uit Engeland overgenomen, waarvan
wij de voornaamste hieronder laten volgen.
De kalkoen uitnemen, kop, hals en de
uiteinden der vleugels en pooten verwijderen.
Den krop voorzichtig leegmaken, eerst in
lauw, vervolgens in koud water l/4 uur laten
uittrekken, zorgvuldig wasschen en afdrogen
en met een der hierachter volgende farces
gevuld, weer in de borstopening plaatsen en
dichtnaaien. Dan met zout inwrijven, opzeilen en met dunne schijfjes spek bedekken.
De boter bruin laten worden, den kalkoen
er inleggen, in den oven plaatsen en gedurende een halfuur voortdurend met de heete
boter overgieten. Vervolgens water toevoegen,
de pan sluiten en den vogel gaar en mooi
lichtbruin braden (2!/2 a 3 uur).
Vulsels voor gebraden kalkoen:
1 e. Levervulsel: De kalkoenenlever, 2 a 5
kippen- of ganzenlevers, 2 sjalotten, 1 heel ei.
2 eierdooiers, 150 gr. oud brood, zout, peper,
melk, l/2 eetlepel fijn gehakte peterselie.
De lever fijn hakken en dooreen zeefwrijven,
de fijn gehakte sjalotten in boter licht fruiten.
Overigens bereiding als van gehakt.
2e. Amandelvulsel: 100 gr. boter, 5 eieren,
200 gr. oud brood, 8 a 10 bittere amandelen.
70 gr. krenten, zout, nootmuskaat.
De boter tot room roeren, achtereenvolgens
het geraspte brood, de heele eieren en de eierdooiers, de gemalen offijngestampte amandelen
en de goed gewasschen krenten er door mengen. Zout en nootmuskaat naar smaak
De PI umpudding:
250 gr. bloem, 250 gr. donkerbruine
suiker, 250 gr. krenten, 150 gr. oud
brood, 400 gr. elemirozijnen, 150 gr.
sukade, 50 gr. snippers (gedroogde of
gekonfijte), 150 gr. kalfsniervet, 4 zure
appelen, 5 eieren, V2 nootmuskaat, 1 d.L.
rum, brandewijn of sherry, sap en geraspte schil van één citroen, 10 gr. zout.
De rozijnen van pitten ontdoen, met de
krenten wasschen en drogen, het brood raspen, de velletjes zorgvuldig van het niervet
verwijderen en dit laatste met de bloem zoo
fijn mogelijk hakken; de sukade en de appelen
fijnsnijden en al de nu genoemde ingrediënten
door elkaar kneden, tot er samenhang is.
Dan de goed uitgeklopte eieren, den rum,
het citroensap, de geraspte citroenschil toevoegen. Een dichtmazigen doek vrij dik met
bloem bestrooien, de puddingmassa er in
binden en gedurende 6 uur in water koken.
Om het aanbranden van den doek (e voorkomen, wordt een bord op den bodem van
de pan gelegd. Het water moet koken, vóór
de pudding erin geplaatst wordt.
De plumpudding kan langen tijd, gedurende
5 a 6 weken, bewaard blijven; men hangt
hem dan in den doek geknoopt op.
Vlak vóór het opdienen wordt de
plumpudding met brandewijn of rum
overgoten, welke dan aangestoken
wordt. Als men het licht in de
kamer, met uitzondering van enkele
enkele kaarsen of een schemerlampje, uitdraait, dan maakt de
pudding, die op datzelfde oogenbinnengebracht wordt, omgeven
door de blauwe vlammetjes, een
feestelijken indruk.
Kinderen vooral bewonderen het
(en zeerste, toch ... is de pudding
geen kinderkost
maar nu aan de kamer van den kolonel. Er brandde een
nachtlicht op het kleine tafeltje naast zijn bed, waardoor
het hoofd met de nachtmuts van den ouden heer zichtbaar
was. — Licht om hem te hooren snurken was onnoodig!
Zachtkens legde Harry zijn hand op den schouder van
den ouden heer. Hij werd dadelijk wakker.
„Wat is.... wat is er? Jij? Hamilton? Er is toch
niets?”
„Het spijt mij, dat ik u storen moet, mijnheer” zei
Harry, „maar ik dacht, dat het beter zou zijn alleen
bij U te komen om de dames niet te laten schrikken.”
„Wat?” zei de kolonel, terwijl hij overeind rees.
„Ik heb twee inbrekers achter slot zitten in het
schoenenkamertje in de hall,” zei Harry. Ik dacht, dat
u misschien wel naar Barohester aan de politie zou
willen telephoneeren?”
„Maar beste jongen! Ik — ik begrijp je niet! Twee
inbrekers? In het kamertje?”
De kolonel rolde half uit bed en Harry hielp hem
om zijn kamerjapon en pantoffels aan te trekken en ging
hem voor naar beneden, terwijl de kolonel allerlei.onsamenhangende bemerkingen maakte.
„Daar zitten zij,” zei Harry, op het hokje wijzende.
„Het zijn groote, zware schurken en het was een heele
toer ze binnen te krijgen. We moesten hen maar liever
met rust laten, totdat de politie komt.”
Een geluid van verward vechten daar binnen, leverde
het ommiddellijk bewijs, dat Harry niet droomde; de
kolonel pakte hem bij den arm en met korte stooten
klonk het: „Jij? Een klein kereltje, zooals jij? Hamilton,
je bent een echte Brit! Ik had ’t nooit kunnen gelooven!
Zulk moordenaarstuigI Je hebt hun ondergang bewerkt I”
Een oogenblik later belde hij Barchester op. Het
duurde eenigen tijd voordat hij aansluiting kreeg maar
eindelijk gelukte het hem en twintig minuten later kwam
een auto in volle vaart voorgereden en een oogenblik
later stonden er vier agenten in de hall. De kolonel
stapte naar het kamertje, door de politieagenten gevolgd
en gooide de deur open, en Kobus en Ste waggelden
eruit, bijna gestikt in hun eng, vensterloos kwartier, en
uitgeput door hun wederkeerige beschuldigingen. In een
ommezien waren zij geboeid.
„Eerlijk geknipt,” zei Ste.
„Dat is zeker,” bromde Kobus.
Een van de beambten dook in het hok en haalde den
zak te voorschijn. Hij stak er zijn hand in en de boeven
zetten oogen op, groot van verwachting, wat er wel
voor een monster te voorschijn zou komen. Toen de
beambte een aigrette toonde,slaakten zij tegelijk een kreet!
„’t Kom- van ’t zoopie” zei Ste.
„We keken dubbel,” zei Kobus.
Deze opmerkingen waren Latijn voor allen behalve
voor Harry, maar hij genoot ervan. De kolonel had het
veel te druk met in den zak te snuffelen.
„De schurken! De doortrapte boeven! mompelde hij
maar. Hamilton, wij zijn je grooten dank verschuldigd
— grooten dank. Zonder jou —
„Onzin, kolonel,” riep Harry uit. „Pak ze meeheeren.
Kom mee, kolonel, anders wordt u doodziek, ’t is beestig
koud! Goeden nacht, heeren. U zult ze wel aankunnen”,
en langzaam ging hij naar boven, het aan den kolonel
overlatende om aan de agenten te vertellen, wat hij
. zonder twijfel deed, hoe moedig mr. Hamilton was.
Onnoodig te vermelden, dat Harry en Hilda — want
Harry maakte van de eerste de beste gelegenheid gebruik
om haar uitvoerig verslag te doen van zijn middernachtelijk avontuur — zich stil hielden.
Terwijl hij niet geprezen wilde worden, liet Harry hen,
bij gebrek aan beter, in den waan, dat hij een geluid in
de hall hoorende, ineens op twee stoere inbrekers in was
'geloopen, onverwachts van achteren aan was gevallen,
hen in den nek gepakt en tegen wil en dank in het kamertje
geduwd, en den sleutel omgedraaid had.
Frieda en Bob vertelden een merkwaardig sprookje,
hoe Santa Claus in de hall van zijn voetstuk gestapt
was, met hen mee naar boven was gegaan en hun
kussensloop met de meest wonderbaarlijke juweelen
gevuld had; die — ze moesten het bekennen — in het
morgenlicht in „gewoon huis-, tuin- of keukenspeelgoed”
veranderd waren!
Dit zichtbare feit werkte doodend op hun verhaal;
hun moeder kenschetste het als een mengelmoes van
„droomen en verbeelding”, en dus zochten zij hun troost
maar bij mr. Hamilton en vertelden hem het geheele
wonderbaarlijke avontuur — de eenige, die het gelooven
wilde! —• Harry smeedde het ijzer, terwijl het heet was! Wat
kon de kolonel zeggen tot een man, die juist zijn huis
voor berooving — misschien voor erger —bewaard had?
En op zijn beurt zocht nu de kolonel tijd te winnen!
Hij legde zijn hand op Harry’s schouder en zei; „Ik
heb er niets op tegen, mijn jongen — ik mag je graag.
Maar ik betwijfel of je kansen gunstig staan bij het
meisje zelf”.
Dat gaf den doorslag. Denzelfden morgen werd het
engagement publiek en daar het juist Kerstmorgen was,
waren er tenminste twee menschen, die onvermengd
Kerstgenot smaakten.
<*) Santa Claus i* de oude man met witten baard, die aan de Engelnche
kinderen hun kerstgeschenken brengt; meestal doet hij ze in hun kous, d;e
ze aan hun bed o hangen
BIJ DIT NUMMER VAN PANORAMA
BEHOORT GEEN ROMANBIJVOEGSEL
|