Panorama

Blad 
 van 2380
Records 341 tot 345 van 11897
Nummer
1913, nr.22, 26 nov. 1913
Blad
01
Tekst
o o o IeJAARG., No.22. 26 November 1913. PRIJS PER NUMMER : 10 cent : 20 CENTIEMEN O o o ö. W. SIJTHOFF’S UITGEVERS-MAATSCHAPPIJ - LEIDEN
PDF
Nummer
1913, nr.22, 26 nov. 1913
Blad
02
Tekst
Beroemde Meesters DE WONDEREN VAN HET ï * HEELAL. * : DOOR GOS. DE VOOGT. In dit rijk geïllustreerde Album van ongeveer 60 bladzijden kan men de Padvinders gadeslaan in hun kampen, bij hun oefeningen, marschen enz. Op de zeer vele en duidelijke kiekjes zullen vele koopers zichzelf en hunne vrienden herkennen, waardoor het later een aangenaam Souvenir wordt aan hunne jeugd. Prijs in cartonnen band slechts f 0.90. IN DEN BALKAN NA DEN VREDE Servië en de Serviërs. Mededeelingen en gegevens betreffende Handel, industrie en het land in het algemeen, verzameld ter plaatse en na den oorlog uit officieele bronnen door Gos. de Voogt. Doordat de schrijver van dit vlot geschreven en prettig te lezen boek met officieele introducties van ministrieele en consulaire zijde voorzien was, kon hij in den Balkan, speciaal te Belgrad, alle bronnen raadplegen en gegevens verzamelen die vooral voor den Nederlandschen Handel en Nijverheid van veel belang zijn. ingenaaid f 2.90. Gebonden f 3.50. 2 deelen ingenaaid f 4.20, gebonden in linnen prachtbanden / 5.20. In dezen nieuwen roman van den gevierden schrijver wordt het groote vraagstuk van het Huwelijk en de Echtscheiding behandeld. De conclusies waartoe de schrijver komt, heeft hij verwerkt in dezen roman. Op een meesterlijke wijze heeft HALL CAINE dit werk geschreven. Het onderwerp: de staatsrechtelijke en maatschappelijke achterstelling van de vrouw maakt het boek tot het belangrijkste werk van den auteur. «JMEUWSTE UITGAVEN Verzameling van Kunstwerken uit bekende Musea in Europa. 48 REPRODUCTIES in kleuren naar de meesterwerken van Rembrand!, Jan Steen, Frans Hals, Israëls, Mauve, Millet, Fantin Latour, Zorn, Bottichelli, Murillo, enz. Met een beschrijvenden tekst bij elke plaat. Dit werk zal worden uitgegeven in 12 aft, elk van 4 platen. Prijs /0.60. per aflevering. Nimmer is een dergelijke rijkdom van gekleurde platen voor een zoo lagen prijs uitgegeven. Merkwaardigheden uit het Dieren- en Plantenrijk en van het Heelal in het algemeen. EEN STANDAARDWERK voor elk Huisgezin. Rijk geïllustreerd met prachtig gekleurde platen en ongeveer 1OOO afbeeldingen. Het reusachtig succes dat in 1911 aan de „Wonderen der Wereld” is ten deel gevallen zal door ude „Wonderen van het Heelal” nog worden overtroffen. 2 deelen in 2 prachtbanden ƒ 17.10. PER NUMMER [êPER JAA .W.Suthofps Uitgeversmaatschappij. Leide ■ M™l! JLiUW \ p—n ] cz^/V-j r-v rv ©Df
PDF
Nummer
1913, nr.22, 26 nov. 1913
Blad
03
Tekst
Dirk Schäfer DIRK SCHAFER ================ D e naam Dirk Schafer is in de kunstwereld geen onbekende. Hij zal velen gemeenzaam in de ooren klinken als die van een bekend en zeer begaafd Nederlandsch klavierspeler. De Dirk Schafer, wiens beeltenis en van wiens werk wij thans afbeeldingen geven, een neef van den pianist, bespeelt een ander klavier, de gamma’s die hij voortbrengt zijn kleurengamma’s. Een eerlijke bekentenis moge vooropstaan: wij kenden het werk van dezen schilder, die ontegenzeggelijk, getuige zijn pastels, een voortreffelijk teekenaar is, nog niet, ofschoon hij wel in het publiek is verschenen met zijn werk. Misschien nog niet zoo heel lang, — en ofschoon hij, naar het uiterlijk te oordeelen, niet zoo piepjong meer is. Maar het gebeurt meer, vooral in een land als het onze, waar de vooraanstaanden in de schilderkunst, de »gearriveerden”, zoozeer beslag hebben gelegd op de aandacht van het publiek, op de gunst van kunstkoopers en verzamelaars, dat werkelijk beteekenende talenten langen tijd verborgen bleven — er zijn voorbeelden te over — achter het scherm der • onbekendheid, dat de kunstwereld, ten nadeele van de smaak en schoonheidsontwikkeling des volks, op de meest onbillijke wijze in twee ganschelijk ongelijke helften verdeelt. Zoo is het niet onbegrijpelijk dat we zonder vrucht zochten naar levensbijzonderheden van dezen schilder. Maar wèl vonden we een sympathieke beoordeeling van zijn werk, in „Elsevier”, van Aug. j.l„ van de hand van een letterkundigen geestdriftige, Sam. Goudsmif, die, naar eigen getuigenis, zich slechts zelden op dit terrein beweegt. Goudsmit schreef naar aanleiding van een tentoonstelling van Schafer’s werk in „Arti” te Scheveningen en uit zijn hooggestemd proza valt af te leiden dat hij Schafer beschouwt als een, die, wel is waar, eigen richting en eigen krachtsbewustzijn gevonden heeft, maar nog zoekende is, zich nog niet geheel geven wil of te geven vermag. Want, zegt Goudsmit: „Want hij heeft, door de troebele kentering van den tijd bezwaard, nog anderer kracht noodig, om zich op te werken. Hij doet het zoo kinderlijk-openlijk, dat wij dadelijk moeten begrijpen.” „Rembrandt, en ook Bauer, om grootheid en wellicht ook door de aantrekking van hun onderwerp hem treffend, hebben hem nog een duw moeten geven tot de trap van zijn eigen vreugde. Zij tillen hem op het paard van zijn eigen aandrift. Hij lacht en laat zich in den beugel tillen, en rijdt heen, en is zichzelve. Straks zal hij zelf opstijgen, en geheel alleengaan, en ons verblijden. Want zoo is hef bij hen die niet van de allergrootsten zijn; zij wachten in de drukkende, ziellooze stilte op geluid van moediger vreugde. De stilte der Ontkenning heeft hen overmeesterd, en zij zitten verslagen neer, en zoeken en wachten dan, en leven in onvrede. Maar opeens klinkt van buiten de fluit van een blijde stem, en zij voelen den krachtigen greep van den sterkere, en zij voelen hun plicht en hun liefde en bestemming, en zij staan op, en zien rond, en bewegen zacht met het hoofd, in een ontroerde gehoorzaamheid, en doen hun keel meezingen, èn gaan heen, en zingen den heelen tijd. Zoo merken wij — wij zien het steeds levendiger naderen -— iets in hem dat los moet komen, geheel eigen; een vreugde, die hij aan ons wil doen, en die hij allengs voelt niet langer te kunnen terughouden. En eindelijk begint hij met die zwarte krijtteekening; een boomgaard voorop, liefelijk, daarachter een mooie oude kerk met stompen toren, en wat wijdheid van land. ©irh Schdfer, 7Auiiehmakende ‘Kinderen. • ©irk Schdfer. Maar de zon breekt los boven den toren, en straalt een schoof van licht uit. onder een donkere wolk weg. Zie toe, hoe hij beproeft de uitstorting van zijn vreugde, en nog niet kan. ..omdat hij nog niet durft. Zoozeer is hij gewoon zich te beheerschen, de vaart van zijn aandoening in te toornen. Vol van een heerlijke frissche zelftucht, is hij niet in staat, dien los te laten om tot de groote zingende ontroering te geraken, waarnaar zijn innerlijke krachten hem drijven.” „Zoo is, meenden wij, deze kunstenaar logisch gekomen door de beelding van de werkelijkheid heen tot de voorstelling van een sentiment, dat instee van buitenwerkelijk te zijn, juist is, het fijnste der werkelijkheid van het , oogenblik. Want nu heeft hij, met zijn hartstocht naar menschelijke verblijdenis, gedrongen door de vele verwarrende vuilniswanden heen van den kerker dezer wereld. Hij heeft het einde van alle leed, en de verwinning van alle liederlijkheid aanschouw En vermetel-weg den jubel die in hem op is geklommen, uitgezongen langs de verbaasde en dom-verwonderde en zieligvoortreffelijk-glimlachende aangezichten heen van hen, die niet kunnen gelooven. En eindelijk is hijzelve sterk geworden, tot den Opwekker, die roept buiten onze dempende muren. En wij hooren duidelijk, zacht maar vast, en groeiend en zwellend, zijn stem liefelijkmanend naar ons heen: O Freunde, nicht diese Töne, sondern lasst uns angenehmere anstimmen und freudenvollere .... Freude .... Wij hopen dat de lezer ook aan de reproducties, die wij als voorplaat en op deze pagina geven, „Freude moge beleven I
PDF
Nummer
1913, nr.22, 26 nov. 1913
Blad
04
Tekst
DIRK SCHÄFER OCHTEND AAN HET IJ. DIRK SCHÄFER. RONDEDANS.
PDF
Nummer
1913, nr.22, 26 nov. 1913
Blad
05
Tekst
De toekomstige Vorst van Albanië Prins Wilhelm von Wied. (Foto Niederasthroth.) H K hoop, dat dat voldoende zal blijken/* antwoordde Nagtegaal nog wat koel en uit de hoogte. Toen liepen zij weer terug naar het terrein en na een korten groet ging Nagtegaal heen. Een onaangenaam incident, peinsde Rogge na. Hij begreep best, uit welken hoek de wind waaide. Dat was de wraak der Kooistra’s, meer nog gemunt tegen den aam nemer Lock dan tegen hem, maar die bèm toch meer trof. Ba, die oude lasterpraatje te Die man had alles buigen. Dat Lize daar niets van merkte, van haar vader hield in bewondering voor zijn flinkheid; ’t was hem een raadsel. Als hij Lize de oogen eens opende en haar dan voor de keuze stelde tusschen haar vader en hem. Kooistra stond voor niks. Nu weer zoo’n verspreiden. Hoe wilde hij, hoe kon hij. maar één doel: geld. En daarvoor moest Dan, maar ook dan alleen, zou hij een eerlijk man kunnen blijven. Kreeg de oude Kooistra hem in zijn macht, dan kon hij alle nobele principes wel aan den kapstok hangen. Maar ’t kind opzetten tegen den vader, ’t stuitte hem tegen de borst, hij kon ’t niet, hij wilde ’t niet. Lize was immers gelukkig in haar onwetendheid. En wat had hij haar meer te geven, dan dit dagelijksche en kalme levensgeluk I Ha, daar was de jonge Lock ook, ’n aardige jongen, hij mocht hem liever dan den oude; ’n vaardig timmerman was ie ook. Rogge ging nu op hem af eq terwijl bepeinsde hij : „Zal ik hem spreken over die praatjes ?” Beter niet, verwierp hij toen. Hoe eerder ze in den doofpot geraakten, hoe liever ’t hem was. „Mijnheer Rogge, groette Lock beleefd, is u wel tevreden over het werk ?” „Het gaat goed,” meende Rogge. „Ja dat lijkt mij ook zoo.” ,/t Is anders vervelend,” klaagde hij, zooveel tegenwerking als mijn vader ondervindt van Mijnheer Kooistra. Rogge kleurde. „’t Is misschien wat vreemd,” zei de jonge Lock, met een verlegen glimlachje op zijn knap, prettig gezicht, dat ik bij u hiermee aankom, maar misschien zoudt u er eens iets aan kunnen doen. U, als eerlijk man, kunt toch onmogelijk zoo’n practijk goedkeuren. Bovenstaande foto geeft ons 3 leden van de Nederlafidsche delegatie voor de Londensche Conferentie ter bespreking van de veiligheid op zee voor de daden der Kooistra’s? Hoe moest ’t dan gaan, °o° PA N O R A M A °o° TWEEËRLEI RICHTING door JOHANNA STEKETEE (Vervolg). O o o°o Rogge vond ’t onaangenaam, verwachtte ’t zelfde praatje over ’t rotte hout. We zouden ’n klein huisje bouwen voor Muis, u weet wel voor dien man, wiens huisje verbrand is. Hij woont daar onder aan den heuvel. Alles was al in orde, toen Muis bij ons kwam, en zei, dat hij er van afzag. Mijnheer Kooistra kon hem teekening en hout nog goedkooper leveren. Hoe vindt u nou zoo’n practijk ? ’t Was maar een klein huisje voor een arm man, waar dus uit den aard van de zaak niet zooveel aan te verdienen viel, maar de handelwijze blijft er even leelijk om. Vindt u ook niet,” klonk het verontwaardigd. „Het is niet netjes,” antwoordde Rogge, geërgerd en beleedigd tevens. Naar huis loopend door de bloeiende roggevelden, liggend onder den gouden glans van den zomerhemel, hinderde het gebeurde hem weer vreeselijk. Begon men er nu al mee, hem aansprakelijk te stellen o o o°o wanneer hij eenmaal met Lize was getrouwd ? Dan zou men hem langzamerhand in staat achten tot de zelfde unfaire daden. Dat wilde hij niet. Hij zou een eerlijk, man blijven. Hij zou toonen, dat zijn geloof hem ernst was en hij wilde niet de godsdienst houden tot dekmantel van gemeene daden. Was hij maar nooit met die Kooi ra’s in aanraking gekomen, kwam even de wensch in hem op. Maar dan had hij ook Lize nooit.... En hij hield zoo van haar .... Lize, innig, lief, mooi meiske. En ’t was ook zoo vanzelf gekomen, half buiten hem omgaande, zijn kennismaking met de Kooistra’s, toen hij jong en onbekend zich hier had gevestigd. De muziekclub, de kerk had hem op den weg der Kooistra’s geleid. Hij had ook veel genoegen door hen gehad, en nog .... En dan Lize. Maar toch .... ’t Was hem nu, alsof de weg, dien hij zich had gekozen, den weg van eerlijk man, op den duur toch niet vereenigbaar zou blijken met zijn relatie’s met de Kooistra’s. En om Lize scheen hem dat een groote slag .... IV. „Lize.” Rudolf Rogge tikte tegen het venster van de woonkamer, waar Lize, gebogen over haar naaiwerk, ijverig zat te naaien. Verrast keek ze op, waar ze hem niet had hooren aankomen. Maar dadelijk lachte ze hem nu vriendelijk toe, en het viel hem weer voor de zooveelste maal op, hoe mooi ze toch was. „Waar ben je zoo ijverig mee bezig?” vroeg hij. Tot antwoord hield ze een keurig servet voor hem uit, waarop ze hem toonde de letters, die ze aan ’t borduren *ras, een R en K. Zoo’n handig, lief, ijverig vrouwtje, prees hij. En in zijn verbeelding zag hij haar al zitten in hun eigen woonkamer later, zoo knusjes en gezellig. Wat ’n heerlijk moedertje zou ze ook niet zijn ! „’t Weer is nu zooveel koeler en nu ben ik eens druk aan den gang gegaan; als ’t zoo warm is, kan ik niet borduren, dan kleeft het garen aan mijn hand vast. „Houdt je nog veel van me Lize?” vleide Rudolf, zijn armen plotseling om haar hals slaande en baar hartstochtelijk-kussend. „Of ik nog veel van je houd, wat ’n vraag I” Ze keken elkaar nu diep in de oogen. „Stel je nu eens voor, dat je niet met me kon trouwen. Zou je dat vreesdijk vinden? Met spanning wachtte hij baar antwoord af. Maar Lize meenend, dat hij een grapje maakte, zei niets anders dan : „Rare jongen.” „Stel je dat nu eens ernstig voor,” herhaalde Rogge. „Och kom, natuurlijk zou ik dat vreeselijk vinden, anders had ik je toch niet genomen, toen je me vroeg, domme jongen. Dat is nu al meer dan twee jaar geleden. In de groote zomervacantie waren Annie en Bertha toen juist hier met onze receptie. Herinner je je? Rogge knikte. „Een engagement dient tot nadere kennismaking. Ik had je dus kunnen tegenvallen.” „Nu dat heb je niet gedaan,” verklaarde Lize. Ben je nu tevreden ?” Eenige oogenblikken zwegen ze. „Verbeeld je, zei Lize toen, Pa wordt ouder, als die sterft dan zou ik heel alleen zitten.” ’t Idee alleen deed haar huiveren. „En dan .... een oude vrijster te worden, dat zou ik ook niet prettig vinden, ’t is misschien kinderachtig in den tegenwoordigen tijd.” „Dus als ik eens stierf, dan zou je een anderen man kiezen,” ging Rogge erop in. „Och Ru, wat zeur je, laten we over zulke gevallen in ’t geheel niet spreken. Beiden zijn we jong en gezond, ’t Is dan zoo verdrietig aan den dood te denken. Maar toch ging Rogge door : „Misschien zou een andere man je veel meer geluk kunnen geven.” De toekomstige Vorstin van Albanië Prinses von Wied, geb. Schönburg-Waldenburg. (Foto Niederasthroth.) „Wil je graag van me af?” vroeg Lize toen hem ernstig aankijkend met haar mooie, glanzende oogen. „Och neen schat, maar ’t bezwaart me soms, dat ik zoo weinig verdien. Ik ben arm en ik zal altijd arm blijven. Ik heb ook niets geen betere vooruitzichten.” Ernstig keek Lize hem aan. „Ik dacht, dat een architect toch nog al wat verdienen kon. Ik vind ’t zoo’n mooi vak.” „Ja, wèl is ’t een mooi vak, maar ’t brengt alleen voldoende op, als er heel veel te doen is. Nu, hier is de gouden tijd van korten duur geweest. Er is biertoen te veel gebouwd. Er zijn nu huizen over. Een nieuw bouwplan gaat meer en meer tot de uitzonderingen hooren. Toen ik hier pas was, toen was ’t hier goed, toen verdiende ik genoeg. Ik heb er weinig van kunnen overhouden. Ik had nog verplichtingen: mijn oude moeder.... En ik zou ook geen andere plaats weten, waar op ’t oogenblik de kansen beter staan.’ Even schrok Lize. „Als ’t móést, maar anders, als het niet heel erg noodig was, zou ik hier niet graag vandaan gaan. Hier is alles, wat ik liefheb 1 ’t graf van mijn goede moeder. Ik ben hier geboren.” „Je zusters hebben ’t toch ook gedaan,” haalde Rogge op. „O ja, dat wel.” „En je agentschap van de levensverzekering,” vroeg Lize even later, brengt dat niets op?” Rogge schudde ’t hoofd. „Daar verdien ik niets meer mee .... ’t is-visschen achter ’t net. Misschien hebben anderen er meerslag van dan ik.” En ’t is zoo’n vervelende boel, ongeduldigde hij, dat postjes zoeken en niet vinden. „Je moet Pa eens vragen,” zei Lize als ’n uitkomst. „Wat?” „Om je te helpen met ’t een of ander er bij te verdienen. Pa is daar voor zich zelf ook zoo handig in. Altijd en overal weet hij nieuwe klanten te krijgen. Ja de zaak gaat goed. Natuurlijk heb ik later wel wat te wachten,'hoewel er altijd veel in de zaak zal moeten blijven, maar ik vind ’t niet prettig daarop nu al te rekenen.” „Nee, natuurlijk, dat is ’t ook niet,” stemde Rogge toe. En naar huis gaande dien middag scheen hem ’t opvolgen van Lize’s raad toch ’t beste, wat hij doen kon. ’t Lag Nog twee leden van de Nederlandsche delegatie voor de Conferentie te Londen ter bespreking van de veiligheid op zee.
PDF
Blad 
 van 2380
Records 341 tot 345 van 11897