|
De toekomstige Vorst van Albanië Prins
Wilhelm von Wied.
(Foto Niederasthroth.)
H
K hoop, dat dat voldoende zal blijken/* antwoordde
Nagtegaal nog wat koel en uit de hoogte.
Toen liepen zij weer terug naar het terrein en na
een korten groet ging Nagtegaal heen.
Een onaangenaam incident, peinsde Rogge na. Hij begreep best, uit welken hoek de wind waaide. Dat was de
wraak der Kooistra’s, meer nog gemunt tegen den aam
nemer Lock dan tegen hem, maar die bèm toch meer trof.
Ba, die oude
lasterpraatje te
Die man had
alles buigen.
Dat Lize daar niets van merkte, van haar vader hield in
bewondering voor zijn flinkheid; ’t was hem een raadsel.
Als hij Lize de oogen eens opende en haar dan voor de
keuze stelde tusschen haar vader en hem.
Kooistra stond voor niks. Nu weer zoo’n
verspreiden. Hoe wilde hij, hoe kon hij.
maar één doel: geld. En daarvoor moest
Dan, maar ook dan alleen, zou hij een eerlijk man kunnen blijven.
Kreeg de oude Kooistra hem in zijn macht, dan kon hij
alle nobele principes wel aan den kapstok hangen. Maar
’t kind opzetten tegen den vader, ’t stuitte hem tegen de
borst, hij kon ’t niet, hij wilde ’t niet.
Lize was immers gelukkig in haar onwetendheid.
En wat had hij haar meer te geven, dan dit dagelijksche
en kalme levensgeluk I Ha, daar was de jonge Lock ook,
’n aardige jongen, hij mocht hem liever dan den oude; ’n
vaardig timmerman was ie ook. Rogge ging nu op hem af
eq terwijl bepeinsde hij : „Zal ik hem spreken over die
praatjes ?” Beter niet, verwierp hij toen. Hoe eerder ze
in den doofpot geraakten, hoe liever ’t hem was.
„Mijnheer Rogge, groette Lock beleefd, is u wel tevreden
over het werk ?”
„Het gaat goed,” meende Rogge.
„Ja dat lijkt mij ook zoo.”
,/t Is anders vervelend,” klaagde hij, zooveel tegenwerking als mijn vader ondervindt van Mijnheer Kooistra.
Rogge kleurde.
„’t Is misschien wat vreemd,” zei de jonge Lock, met een
verlegen glimlachje op zijn knap, prettig gezicht, dat ik
bij u hiermee aankom, maar misschien zoudt u er eens
iets aan kunnen doen. U, als eerlijk man, kunt toch
onmogelijk zoo’n practijk goedkeuren.
Bovenstaande foto geeft ons 3 leden van de Nederlafidsche delegatie voor de Londensche Conferentie ter bespreking van de
veiligheid op zee
voor de daden der Kooistra’s? Hoe moest ’t dan gaan,
°o° PA N O R A M A °o°
TWEEËRLEI RICHTING
door JOHANNA STEKETEE (Vervolg).
O
o
o°o
Rogge vond ’t onaangenaam, verwachtte ’t zelfde
praatje over ’t rotte hout.
We zouden ’n klein huisje bouwen voor Muis, u weet wel
voor dien man, wiens huisje verbrand is. Hij woont daar
onder aan den heuvel. Alles was al in orde, toen Muis bij
ons kwam, en zei, dat hij er van afzag.
Mijnheer Kooistra kon hem teekening en hout nog goedkooper leveren.
Hoe vindt u nou zoo’n practijk ?
’t Was maar een klein huisje voor een arm man, waar
dus uit den aard van de zaak niet zooveel aan te verdienen
viel, maar de handelwijze blijft er even leelijk om. Vindt
u ook niet,” klonk het verontwaardigd.
„Het is niet netjes,” antwoordde Rogge, geërgerd en
beleedigd tevens.
Naar huis loopend door de bloeiende roggevelden, liggend
onder den gouden glans van den zomerhemel, hinderde het
gebeurde hem weer vreeselijk.
Begon men er nu al mee, hem aansprakelijk te stellen
o
o
o°o
wanneer hij eenmaal met Lize was getrouwd ?
Dan zou men hem langzamerhand in staat achten tot
de zelfde unfaire daden. Dat wilde hij niet.
Hij zou een eerlijk, man blijven. Hij zou toonen, dat zijn
geloof hem ernst was en hij wilde niet de godsdienst houden
tot dekmantel van gemeene daden.
Was hij maar nooit met die Kooi ra’s in aanraking
gekomen, kwam even de wensch in hem op. Maar dan
had hij ook Lize nooit.... En hij hield zoo van haar ....
Lize, innig, lief, mooi meiske.
En ’t was ook zoo vanzelf gekomen, half buiten hem
omgaande, zijn kennismaking met de Kooistra’s, toen hij
jong en onbekend zich hier had gevestigd. De muziekclub, de kerk had hem op den weg der Kooistra’s geleid.
Hij had ook veel genoegen door hen gehad, en nog ....
En dan Lize.
Maar toch ....
’t Was hem nu, alsof de weg, dien hij zich had gekozen,
den weg van eerlijk man, op den duur toch niet vereenigbaar zou blijken met zijn relatie’s met de Kooistra’s. En
om Lize scheen hem dat een groote slag ....
IV.
„Lize.”
Rudolf Rogge tikte tegen het venster van de woonkamer, waar Lize, gebogen over haar naaiwerk, ijverig zat
te naaien.
Verrast keek ze op, waar ze hem niet had hooren aankomen. Maar dadelijk lachte ze hem nu vriendelijk toe,
en het viel hem weer voor de zooveelste maal op, hoe mooi
ze toch was.
„Waar ben je zoo ijverig mee bezig?” vroeg hij.
Tot antwoord hield ze een keurig servet voor hem uit,
waarop ze hem toonde de letters, die ze aan ’t borduren
*ras, een R en K.
Zoo’n handig, lief, ijverig vrouwtje, prees hij. En in zijn
verbeelding zag hij haar al zitten in hun eigen woonkamer
later, zoo knusjes en gezellig.
Wat ’n heerlijk moedertje zou ze ook niet zijn !
„’t Weer is nu zooveel koeler en nu ben ik eens druk
aan den gang gegaan; als ’t zoo warm is, kan ik niet borduren, dan kleeft het garen aan mijn hand vast.
„Houdt je nog veel van me Lize?” vleide Rudolf, zijn
armen plotseling om haar hals slaande en baar hartstochtelijk-kussend.
„Of ik nog veel van je houd, wat ’n vraag I”
Ze keken elkaar nu diep in de oogen.
„Stel je nu eens voor, dat je niet met me kon trouwen.
Zou je dat vreesdijk vinden? Met spanning wachtte hij
baar antwoord af. Maar Lize meenend, dat hij een grapje
maakte, zei niets anders dan : „Rare jongen.”
„Stel je dat nu eens ernstig voor,” herhaalde Rogge.
„Och kom, natuurlijk zou ik dat vreeselijk vinden, anders had ik je toch niet genomen, toen je me vroeg, domme
jongen. Dat is nu al meer dan twee jaar geleden. In de
groote zomervacantie waren Annie en Bertha toen juist
hier met onze receptie. Herinner je je?
Rogge knikte.
„Een engagement dient tot nadere kennismaking. Ik
had je dus kunnen tegenvallen.”
„Nu dat heb je niet gedaan,” verklaarde Lize. Ben je
nu tevreden ?”
Eenige oogenblikken zwegen ze.
„Verbeeld je, zei Lize toen, Pa wordt ouder, als die sterft
dan zou ik heel alleen zitten.”
’t Idee alleen deed haar huiveren.
„En dan .... een oude vrijster te worden, dat zou ik
ook niet prettig vinden, ’t is misschien kinderachtig in den
tegenwoordigen tijd.”
„Dus als ik eens stierf, dan zou je een anderen man kiezen,” ging Rogge erop in.
„Och Ru, wat zeur je, laten we over zulke gevallen in
’t geheel niet spreken. Beiden zijn we jong en gezond, ’t
Is dan zoo verdrietig aan den dood te denken.
Maar toch ging Rogge door : „Misschien zou een andere
man je veel meer geluk kunnen geven.”
De toekomstige Vorstin van Albanië Prinses von
Wied, geb. Schönburg-Waldenburg.
(Foto Niederasthroth.)
„Wil je graag van me af?” vroeg Lize toen hem ernstig
aankijkend met haar mooie, glanzende oogen.
„Och neen schat, maar ’t bezwaart me soms, dat ik zoo
weinig verdien. Ik ben arm en ik zal altijd arm blijven. Ik
heb ook niets geen betere vooruitzichten.”
Ernstig keek Lize hem aan.
„Ik dacht, dat een architect toch nog al wat verdienen
kon. Ik vind ’t zoo’n mooi vak.”
„Ja, wèl is ’t een mooi vak, maar ’t brengt alleen voldoende op, als er heel veel te doen is. Nu, hier is de gouden
tijd van korten duur geweest. Er is biertoen te veel gebouwd.
Er zijn nu huizen over. Een nieuw bouwplan gaat meer
en meer tot de uitzonderingen hooren.
Toen ik hier pas was, toen was ’t hier goed, toen verdiende
ik genoeg. Ik heb er weinig van kunnen overhouden. Ik
had nog verplichtingen: mijn oude moeder.... En ik
zou ook geen andere plaats weten, waar op ’t oogenblik
de kansen beter staan.’
Even schrok Lize. „Als ’t móést, maar anders, als het
niet heel erg noodig was, zou ik hier niet graag vandaan
gaan. Hier is alles, wat ik liefheb 1 ’t graf van mijn goede
moeder. Ik ben hier geboren.”
„Je zusters hebben ’t toch ook gedaan,” haalde Rogge op.
„O ja, dat wel.”
„En je agentschap van de levensverzekering,” vroeg
Lize even later, brengt dat niets op?”
Rogge schudde ’t hoofd.
„Daar verdien ik niets meer mee .... ’t is-visschen achter ’t net. Misschien hebben anderen er meerslag van dan ik.”
En ’t is zoo’n vervelende boel, ongeduldigde hij, dat
postjes zoeken en niet vinden.
„Je moet Pa eens vragen,” zei Lize als ’n uitkomst.
„Wat?”
„Om je te helpen met ’t een of ander er bij te verdienen. Pa is daar voor zich zelf ook zoo handig in. Altijd
en overal weet hij nieuwe klanten te krijgen. Ja de zaak
gaat goed. Natuurlijk heb ik later wel wat te wachten,'hoewel er altijd veel in de zaak zal moeten blijven, maar ik
vind ’t niet prettig daarop nu al te rekenen.”
„Nee, natuurlijk, dat is ’t ook niet,” stemde Rogge toe.
En naar huis gaande dien middag scheen hem ’t opvolgen van Lize’s raad toch ’t beste, wat hij doen kon. ’t Lag
Nog twee leden van de Nederlandsche delegatie voor de Conferentie
te Londen ter bespreking van de veiligheid op zee.
|