Panorama

Blad 
 van 2380
Records 336 tot 340 van 11897
Nummer
1913, nr.21, 19 nov. 1913
Blad
12
Tekst
PROFESSOR METSCHNIKOFF, een der Directeuren van het Instituut Pasteur. Dr. roux, mede-directeur van het Instituut Pasteur. DE GRAFTOMBE VAN PASTEUR. JUBILEUM INSTITUUT PASTEUR. 18 November 1888—18 November 1913. Ieder, die weet, hoe groot het aantal slachtoffers is van de infectieziekten, tot welker bestrijding Pasteur (geb. 1822, gest. 1895) den weg gewezen heeft, zal ook inzien hoe ontzaggelijk veel de lijdende menschheid dezen grooten Franschen geleerde te danken heeft. Door de microscopische organismen te isoleeren en hun levensvoorwaarden te veranderen kwam hij tot het besluit dat de giftige werking der specifieke bacteriën van verschillende ziekten kon worden gewijzigd en verzwakt, zoo zelfs dat het gif een voorbehoedmiddel of geneesmiddel werd. Hierop nu berust de wetenschappelijke 'giondslag der voorbehoedende inenting, waar Pasteur de grondlegger van is. Pasteur paste zijn inentingsmethode met gunstig gevolg toe op geïnfecteerde dieren. Zijn grootste roem dankt hij echter aanzijn, met zulke gunstige resultaten bekroonde, inentingen tegen hondsdolheid, waarmee hij zich den laatsten tijd van zijn leven bezighield. In 1888 werd voor hem een instituut opgericht, dat oorspronklijk uit verschillende vrijwillige bijdragen gesticht is. Tijdens zijn leven is Pasteur geëerd als slechts weinigen te beurt viel, maar grooter moet hem toch de voldoening geweest zijn, dajt zijn leven een onafgebroken werken is geweest tot heil der menschheid. EEN VAN DE VELE LABORATORIA VAN HET INSTITUUT PASTEUR. 15 November was het 50 jaar geleden dat in Denemarken het vorstenhuis Sleeswijk-Holstein-Sonderburg-Glücksburg aan de regeering kwam. - Wij geven hierbij een foto van de Koninklijke familie benevens Koning Christiaan XI te paard. De begrafenis van den onlangs overleden Japanschen premier Prins Katsura.
PDF
Nummer
1913, nr.21, 19 nov. 1913
Blad
13
Tekst
HET WONDER VAN HET DORP = DOOR WILLY CORNELISSEN-SCHEPP ................= ET kleine Italiaansche dorp was in feesttooi. De paar nauwe, bochtige straatjes die schuin opliepen tegen de berghelling, waren overboogd met slingers cedergroen, kransen van olijfblaren kroonden de deuren der bouwvallige huisjes. Overal wapperde vlaggendoek, wuifde groen en bloemen. Het koningspaar zou op hun reis naar Zuid-Italië langs komen en twee volle uren vertoeven in het kleine gehucht aan den voet van den berg. Het eigenlijk doel van het oponthoud van het hooge paar was de verwoesting te bezichtigen, die een aardschok en lavastroom eenige maanden geleden hadden aangericht. Maar in de vreugde eindelijk de vorsten in hun midden te hebben, hadden de bewoners het oorspronkelijk doel van de komst vergeten. En het bezoek, dat bedoeld was als een bezoek van rouwbeklag, scheen te worden omgezet in een vreugde- en kermisfeest, zooals de streek in tientallen van jaren niet gekend had. Op het feestterrein, waar de kinderen onthaald zouden woiden was een muziektent geplaatst. Overal waren groote en kleine tenten opgeslagen met bont gekleurd speelgoed, lekkernijen en fruit. Daar ook was de groote loods gebouwd, die de vliegmachine borg, welke moest opstijgen, terwijl het koningspaar het terrein zou oprijden. Het was een vliegtuig van nieuwe constructie, uitgevonden door Catella, een jong ingenieur, uit de streek geboortig. De bedoeling was, een demonstratie voor het koningspaar te houden waarbij zijn nicht, die ook uit de streek geboortig was, hem zou vergezellen. ’s Morgens, al uren voor het feest zou beginnen, liepen de kinderen in hun Zondagsche pakjesrond. Ze sloopen rond om de groote houten loods, die het geheimzinnig tweevleugelig monster verborg. Ze gluurden met hun zwarte kijkers door de reten, peuterden met de krachtige bruine vingertjes tusschen de naden der planken. Moeder Marietta tooide haar jongen met een grooten pasgevlochten krans van olijfblaren. Nog inniger dan anders legde ze haar handen op zijn hoofd met de zwarte krullen, voor hij met een vroolijk „Adio” wegsprong. In gedachten bleef ze hem nastaren. Moeder Marietta had zorgen om haar eenig kind, haar Carlino, ofschoon hij beter, vromer, ernstiger en liefdevoller was dan eenig kind uit de streek. Al maanden geleden had heer pastoor het haar gezegd, hoe jammer hetwas, datCarlino geen kind was van rijke ouders. Hij had het ware priesterbloed in de aderen. Hij had een verstand zoo vlug en zoo helder als geen der anderen, hij was vromer en standvastiger in het nakomen van zijn kerkelijke plichten dan de meeste volwassenen. Jammer, jammer, dat Carlino’s moeder niet een klein sommetje over had. Dan kon hij naar het groote Seminarie in Rome. O, hij zou het zoo ver brengen, misschien wel tot kardinaal en misschien .... misschien .... de pauszetel was immers Open voor allen .... Maar hoe kon Carlino naar het groote Seminarie? Moeder Marietta had dikwijls niet eens geld voor voldoende voedsel en kleeren en ze kende niemand aan wiefi ze geld vragen kon. En moeder Marietta’s broer dan, vroeg heer pastoor. O, zeker, haar broer in Messina was welgesteld. Maar hoe kon ze hem geld vragen voor het kind, dat juist oorzaak was geweest, dat hij haar uit zijn huis had gejaagd. Dat ze zich gegeven had aan den mooien Philoppo Monti, den armen spoorwegarbeider had hij haar nooit vergeven. Neen, daar hoefde ze niet aan te denken. Toen had mijnheer pastoor bedroefd gezucht, ’t Was jammer, heel jammer, moeder Marietta moest er nog maar eens goed over denken. De jongen was zoo begaafd, zoo vroom 1 Maar zonder geld, zonder één soldi .... de reis, het uitzet, de boeken .... Dan moest Carlino maar evenals zijn vader aan de spoorlijnen gaan werken. Hij was wel tenger van bouw, niet bijzonder krachtig. Maar niet waar, anders zat er niet op ! — Dit gesprek had moeder Marietta vervolgd, dag en nacht. Ze voelde het als een misdaad tegen haar kind, dat ze hem door haar armoede de kans op heiligheid ontnemen moest. Een paar honderd Lire, als ze d i e maar had I ’t Werd haar als een obsessie en het vergalde haar elke vreugd om den jongen. Vandaag kwamen de koning en de koningin en Carlino zou eerbiedig zijn vorst begroeten. En dan te moeten denken, dat als ze maar een paar honderd Lire had, eens misschien de groote koning in ootmoed knielen zou voor haar Carlino 1 Ze kon er over peinzen, uren en uren, terwijl ze haar kleine huishouding deed, wanneer ze voor haar bouwvallig buisje zat, starend over den overzonden weg. Ze voelde, hoe het verlangen, haar jongen het geld te verschaffen, haar soms dreigde slecht te maken. Met een ruk kon ze opschrikken angstig, voor haar eigen gedachten. Maar nu was het feest en moeder Marietta moest zich haastig kleeden, om tijdig op het terrein te zijn bij Carlino. Ze knoopte haar kleurigsten hoofddoek om van rood en helgeel gestreepte zijde, dien Philoppo haar nog vóór de* geboorte van Carlino geschonken had. Dicht bij het feestterrein vond ze haar zoon. Hij had op haar gewacht en vol opgewondenheid vertelde hij, dat de vliegmachine misschien niet op zou gaan. Mijnheer Catella’s nicht was plotseling ziek geworden; er werd gezocht naar een anderen passagier. Ze drongen naar voren, door de opgewonden menschenmenigte heen. Over een half uur zou het koningspaar aankomen, de tweedekker was reeds buiten gebracht. Plotseling gingen de deuren van de loods wederom open. Catella, in zijn fonkelnieuw vliegenierscostuum trad naar buiten, gevolgd door een grooten, forschen kerel, zijn mechanicien. Deze klom op een bank en riep met luide stem : ,,Vierhonderd Lire biedt signor Catella aan den man of de vrouw uit het dorp die de luchtreis met hem maken wil?’ Even heerschte er een doodelijke stilte onder het volk, toen brak het lawaai los. Het was een wild geschreeuw en geroep, doch niemand trad naar voren. Plotseling echter ontstond er een hevig gedrang aan Een dezer dacjen werd er te Arnhem een vossenjacht gehouden, welke eindiade op het landgoed Wamsborn, eigenaar Mr. Foxema. Aan deze jacht namen ongeveer 160 dames en heeren aeel. (Foto v. Es.) de linkerzijde der loods en even later trad moeder Marietta op de beide mannen toe. Een gemompel van verwondering en afkeuring ging van mond tot mond, men verdrong zich om Carlino, die zijn moeder met angstigen blik nakeek. De menschen zagen, hoe Catella zijn portefeuille uit zijn zak haalde en iets opschreef. Toen gaf hij moeder Marietta het beschreven blaadje papier. Het was een chèque, groot vierhonderd Lire. Een oogenblik keek moeder Marietta de dichte menschenhaag als zoekend langs. Toen verhelderde haar gelaat, haastig snelde ze toe op den pastoor, die zich tusschen de toeschouwers bevond. Ze drukte hem de chèque in de hand. „Voor Carlino I” zei ze, met zulk een klank van hoog geluk in haar stem, dat het hem tranen in de oogen bracht. Voor hij den tijd vond haar toe te spreken, was ze reeds in de loods verdwenen. Terwijl de pastoor, omstuwd door de nieuwsgierige omstanders Carlino zocht tusschen de opeengedrongen menigte, trok moeder Marietta de overkleeren en vliegenierskap aan van Catella’s nicht. Haar hart klopte wild, maar het was niet de vrees voor een mogelijk ongeluk, dat haar zou kunnen overkomen. Carlino kon nu naar het Seminarie, Carlino zou heilig worden als heer pastoor, misschien zou hij het nog verder brengen, prelaat, kardinaal I . . . . „’t Is tijd, moeder Marietta 1 Ik hoop dat je mij zegen brengt I” riep Catella om den hoek. Moeder Marietta knielde neer, sloeg een kruis en prevelde: „Heilige moeder Gods, help hem, maak hem tot een der dienaren van den Heiland ! Haastig stond ze op. Als in een droom trad ze naar buiten. Volgens de aanwijzing van Catella klom ze in het vliegtuig, blind en doof voor de haar omringende menigte, het gejoel en gejuich der menschen. Terwijl onder donderend hoera-geroep het koninklijk echtpaar het terrein opreed, werd de motor aangezet. Kleiner en kleiner werd de forsche tweedekker, tot hoog boven den krater stegen zij, als wilden c'e inzittenden zeggen, dat van nu af aan de mensch heerschappij had verkregen tot zelfs over den berg, die eeuwen aan eeuwen daar gestaan had als de godheid van het dorp, zegen brengend of verwoestend, als naar Zijn Hoogen Wil. Maar.... is het zinsbegoocheling .... was die zwarte stip werkelijk een groote vogel.... plotseling schiet ze omlaag, nu wordt ze duidelijk zichtbaar ! De groote vogel zwenkt, de vleugels schijnen te slaan in angstig klapwieken. Het is doodstil in de lucht, de motor heeft opgehouden te werken. Plotseling helt het gevaarte, en als door een doodelijk schot getroffen stort de vogel omlaag. Boven het jammeren en gillen der menigte uit klinkt een kreet, zóó doordringend, zóó snerpend, dat een oogenblik aller oogen zich richten naar de plaats van waar ze kwam. In 'doodsangst heeft Carlino zijn moeder gevolgd, tot hoog boven den bergtop uit. Als een looden band heeft die spanning zich om zijn hersens gelegd. De schrik, die daarop volgde, bij het zien neerstorten van het vliegtuig, heeft dien band doen springen en een kreet ontlokt aan zijn lippen, die niets menschelijks meer scheen te hebben. Daarna is hij met gesloten oogen en doodelijk bleeke lippen tegen moeder Helena aangevallen. Hij was bewusteloos. Twee dagen later heeft de begrafenis plaats van de slachtoffers van het droevig ongeluk. In de kleine kapel staan naast elkander de twee nog geopende kisten. Catella is zoo verminkt dat men het doodskleed hoog op heeft getrokken, tot over het hoofd. Van moeder Marietta is al door een wonder het gelaat ongeschonden gebleven. Ze schijnt reeds in den val door den hevigen luchtdruk gedood te zijn. Haar oogleden zijn vredig gesloten, om den mond ligt een uitdrukking van hoog geluk. Het flikkerende licht der lange kaarsen speelt over het kleine glanzende al- , taar erachter, werpt schaduwen en lichtstrepen over de biddende koorknapen, over Carlino, die in zijn kanten koorhemd neerknielt aan het voeteneinde. Dan begint de klok te luiden en de mis neemt een aanvang. Met heilige geestdrift bezield zingt Carlino mee in de koren, met gespannen aandacht volgt hij de woorden, die vanaf het spreekgestoelte door de kleine kerk klinken. En als de priester den zegen geeft, heeft hij het gevoel, alsof zijn hart opengaat en volstroomt met het glanzend witte licht, dat eens uitstraalde van zijn Heiland, hetzelfde licht uit zijn wonderdroom. Hij heeft het gevoel of hij zou kunnen meejuichen in de engelenkoren, hier, aan de voeten van zijn doode moeder. Want door zijn droom weet hij, dat ze niet dood is maar levend, meer levend dan hijzelf en zijn medemenschen. De kisten worden gesloten en de processie verlaat het kerkje in statigen optocht. Vlak achter de baarvan zijn moeder gaat Carlino, in zijn, kanten hoorhemd. De dorpelingen, die langs den weg staan, slaan als hij voorbij komt, in vromen eerbied een kruis. Hij is geworden hun jonge Heilige, die het wonder gebracht heeft in het dorp. Als de processie voorbij is, steken ze de hoofden bijeen, en spreken over het wonder dat geschiedt is aan Carlino, terwijl hij in bezwijming lag en zijn moeder overging tot het land der dooden. Moeder Helena staat te midden van een groepje luisterende vrouwen en ze verhaalt van het wonder. In haar armen had ze den bewusteloozen knaap gehouden, totdat hij eindelijk de oogen weer opsloeg. Maar wat ze toen ih zijn oogen, of zijn gelaat had gelezen, dat was de afspiegeling geweest van de hemelsche zaligheid. In groote verrukking had de jongen verteld, hoe hij zijn moeder gezien had als een wit-stralende engelengestalte. Ze had hem gevoerd langs zingende engelenscharen, door hemelsche dreven, tot voor een gouden troon. Op dien troon zat de Heilige Vader. Die had de hand naar hem uitgestrekt en hem de treden van den zetel doen opstijgen. Als zegenend had hij de hand op zijn hoofd gelegd, en hij had gezegd: „Kom tot me; mijn zoon, uw moeder heeft den losprijs betaald. Eens zult ge zetelen als ik, als een der eerste dienaren Gods op den stoel van den Heiligen Petrus 1” Toen had zijn moeder hem teruggevoerd langs de juichende koren, en als in een visioen had hij het panorama van zijn geboortestad gezien, het feestterrein met de opeengepakte menigte, den kalen berg met zijn rookenden kratermond. Terzijde daarvan, tegen de berghelling had hij de doode lichamen zien liggen van een vrouw °n een man. Zijn moeder had er hem naar gewezen en ze had gezegd : „Zie Carlino, daar ligt mijn doode lichaam, maar nu weet je, dat ik leef in de hemelsche gewesten, en dat ik altijd mèt je zal zijn. Ga nu, mijn kind, en volbreng je taak !” Toen had hl] zich voelen glijden, lager en lager, ^en oogenblik had hij zichzelf zien liggen, bewusteloos in de armen van moeder Helena. Toen was er duisternis geweest, totdat hij de oogen opsloeg en weer tot bewustzijn kwam. Zoo was het wonder gekomen tn het kleine dorp aan den voet van den berg. Een week later vertrok Carlino naar het Seminarie. Velen deden hem uitgeleide. Het dorp heeft in den omtrek een roep van heiligheid gekregen, en de dorpelingen wachten, wachten, of eens de voorspelling in vervulling zal gaan.
PDF
Nummer
1913, nr.21, 19 nov. 1913
Blad
14
Tekst
De Nederlandsche Handelshoogeschool te Rotterdam geopend. DE OPENINGSPLECHTIGHEID der Nederlandsche Handelshoogeschool te Rotterdam. Eerste rij van links naar rechts: C. A. P. Stolk, onder-voorz. Raad v. Beheer; ]. K.Rxxys, voorz. Raad v. Beheer; Dr. D. Bos, Pres.-Cur., Mr. Cort van der Linden, Min.-Pres.; Mr. Zimmerman, Burgen.; Mr. M. Treub, Min.; Jhr. Loudon, Min.; A. G. Kröller, Voorz. Alg. Best. Tweede rij, tweede van Rechts: „Prof.” Dee, Pedel der Leidsche Universiteit. De Nederlandsche Handelshoogeschool fe Rotterdam. ROOT Rotterdam . . . het heeft weer eens getoond dien eere-tite! waardig te zijn. De stad, waarop zoo velen als ,,werkstad neerzien heeft weer eens een staaltje, neen een prachtig staal van initiatief, De rector-magnificus der Handels- Van durf èn Van Jachtige hoogeschooi, Prof. Mr. g. w. j. uitvoering gegeven zooals dat Bruins in ziin kamer. 4 zoo dikwqls m de eerste handelsstad van het land gebeurt. En het is daarom zoo beteekenisvol omdat het een daad betreft, die verbetering zal brengen in een behoefte die zich geleidelijk sterker deed gevoelen. Daarin brachten de handelsmannen nu zélf verbetering. Omdat het van anderen kant niet te verwachten was... In ’t begin dezer eeuw toch was reeds de behoefte aan hooger onderwijs uitgesproken. Later werd daarop door den toenmaligen ministerpresident Dr. A. Kuyper gewezen. De sympathie was heel gering. De handelsman moest zichzelf vormen was de overheerschende idee . . . De woelige handelswereld was niet overeen te brengen met de studie in de stille studeerkamers. De tijd leerde anders. Sterker deed zich aldoor de behoefte gevoelen aan uitgebreider handelsonderwijs, aan ruimer kijk op algemeene toestanden, die den handel beheerschen, aan beter begrip van ontstaan van crisissen, aan meerdere kennis van het handelsverkeer en van de landen die een afzetgebied kunnen uitmaken. De machtige drijfveeren, die den wereldhandel beheerschen, moeten den grooten handelsman bekend zijn . . . Deze wetenschap, men voelde het, was noodig voor den handelsman, wilde hij tenminste zijn zaken met succes drijven. Wel besefte men. dat men den handelsman niet alléén door een theoretische opleiding zou kunnen vormen, en dat de practijk nog wel iets anders zal eischen, of misschien wel lijnrecht tegenover het in theorie geleerde zal staan. Maar door de verbeterde verkeersmiddelen gaat alles sneller in zijn werk en dat eischt weer sneller besluiten, ergo ruimer overzicht, meer theoretische kennis. En deze wilde men den aanstaanden jongen handelsman bijbrengen. Daarbij kwam een andere factor. In de tweede stad van het rijk wat grootte betreft werd behoefte gevoeld aan een inrichting van hooger onderwijs, aan intellectueel centrum. En kon dat beter dan een inrichting op het levensgebied, dat de ontwikkeling van de stad beheerscht: de handel? Van regeeringswege werd niet in die behoefte voorzien. Minister Cort van der Linden zeide het in zijn openingsrede : „de regeering der volken is niet meer „in staat alle belangen te behartigen, die ingrijpen in „het algemeen welzijn. De behoeften aan regeling en „organisatie nemen veel sneller toe dan de middelen „waarover de Staten beschikken. Maar anderzijds is „in onze maatschappij het particulier initiatief. En ver- „der: Eene Handelshoogeschool is een onmisbare „schakel in het systeem van ons onderwijs. In steeds „sneller tempo vinden nieuwe krachten toepassing, „wordt de techniek verbeterd, breidt de handel zich „uit. En ’t is daarin dat de handelshoogeschool zal „leeren een grooten tijd te krijgen. De vooruitgang ,,van Rotterdam, de voortvarendheid en durf van ,,den Rotterdamschen handel en de Rotterdamsch onder- ..nemingsgeest scheppen invloeden, die voor het Het eerste college der Handelshoogeschool op Maandag 10 November. In *tmidden: Prof. Bruins. Drie heeren, die een buitengewoon werkzaam aandeel in de voorbereiding der handelshoogeschool hadden. Van links naar rechts: J. A. Ruys, Voorz. Raad v. Beheer. C. A. P. v. Stolk, ondervoorz. der Curatoren. Mr. W. C. Mees, Secr. Raad v. Beheer, enz. ,,welslagen van deze inrichting van onschatbare ,,waarde zijn. Bovendien is het voorrecht dat Rotterdam zich heeft verworven, dat het eene instelling vestigt waarvan te midden van zuiver materiëele belangen de veredelende werking eener hoogere cultuur zich baan zal breken. Voor nog geen jaar wist iemand iets van de handelshoogeschool. Nu is zij er reeds in volle glorie. Dit snelle besluiten, dit snelle uitvoeren is het bewijs, dat de practijk ook doorwerken kan op de wetenschap. De opening van de hoogeschooi (die nog geen eigen gebouw heeft doch gevestigd is in de historische zalen, van het Bataafsch genootschap boven het hart van de handelende Beurs) geschiedde in bijzijn van tal van autoriteiten. Aanwezig waren o.a. de Ministers van Binnenlandsche zaken, Waterstaat, Handel eh Nijverheid en Buitenlandsche zaken. Voorts afgevaardigden van de hoogescholen, de Commissaris der Koningin enz. Bij die opening werd o. a. de man gehuldigd, die het voornaamste aandeel in de voorbereiding heeft gehad: de heer C. A. P. van Stolk werd benoemd tot ridder in de orde van den Nederlandschen Leeuw. Rest ons nog te’ vermelden dat de leervakken der hoogeschooi zullen omvatten; Staathuishoudkunde, Aardrijkskunde, Geschiedenis, Natuiïr- en Technische Wetenschappen, Handelswetenschappen, waaronder Comptabiliteit, Handelsrekenen, Wiskunde. Talen en Correspondentie, Assurantiewezen, Transportwezen en Bankwezen, Journalistiek, enz. De studietijd zal twee jaar beloopen en ook studie-reizen naar het buitenland en practische oefening vormen studie-onder- | deelen. Reeds 55 studenten zijn ingeschreven, welk getal li. wel spoedig zal worden ver- I ? meerdeert. Wij twijfelen niet of, waar /-JP er van alle kanten nu zooveel steun aan onze jongste hoogeschool wordt gegeven, de resultaten van dit hooger M onderwijs ook niet zullen uit- a c. v. HHHHbJH De Jongste” Pedel, de heer C. v. d. Zwalm, pedel der Handelshoogeschool te R’dam.
PDF
Nummer
1913, nr.21, 19 nov. 1913
Blad
15
Tekst
TJIPTO MANGOENKOESOEMO en zijn echtgenoote in Javaansch costuum. DE BANNELINGEN. • — W ANNEER dit nummer van ons Weekblad in druk verschijnt, zal de Tweede Kamer reeds een eindweegs zijn gevorderd met de behandeling der Indische begrooting. Dat die behandeling ditmaal een ongewoon groote belangstelling trekt —- getuige het feit, dat gestadig nieuwsgierigen zonder vrucht toegang zoeken tot een der tribunes — is, behalve als gevolg van de wisseling van Kamermeerderheid en Regeering, te danken aan de omstandigheid, dat in onze Oost onder de Javaansche bevolking een staathuishoudkundig en maatschappelijk opleven is waar te nemen, gelijk zich dat ook in andere landen van het Verre Oosten heeft geopenbaard. Indië heet een veelbewogen tijd door te maken. Of deze voorstelling juist is, zal uit de mededeelingen der Regeering moeten blijken. Maar zeker is het dat twee bewegingen op Java sterk op den voorgrond zijn getreden: de Sarekat Islam, en de Indische Partij, welker leiders, na het interneeringsbesluit dat hen trof, het beter hebben gevonden om naar Nederland te komen in vrijwillige ballingschap. Hier hebben zij de gelegenheid gevonden om in woord en geschrift te antwoorden op de grieven die tegen de grondslagen hunner partijvorming en tegen hun beleid als aanvoerders zijn te berde gebracht. En in de Volksvertegenwoordiging hebben zij zoowel verdedigers, of halve verdedigers gevonden, als bestrijders. Voor een beslist onzijdig weekblad als het onze kan alleen de vraag gelden of zij belangstelling verdienen, in dezen zin, dat het oog van het publiek voor een tijd op E. F. E. DOUWES DEKKER, met zijn echtgenoofe en kinderen. (Fotors Charls & Co. Bandoeng). hen gericht is. Zij vormen een actualiteit - met de vraag of hun optreden, hun lotgevallen, een moment beteekenen in de politieke en koloniale geschiedenis des lands, laten wij ons niet in.'Evenmin met de vraag of zij revolutionnairen zijn en opstand hebben gepredikt tegen het wettig gezag in onze Oost. Het NederlandsAe Volk zal in deze dagen veel lezen omtrent deze mannen, veel vernemen omtrent hun werkelijke of beweerde drijfveeren. hooren van hun deugden en fouten. Er zal alle gelegenheid wezen om hoor en wederhoor toe te passen. En dan zal allicht de vraag rijzen: hoe zien ze er uit. die zoo over de tong gaan? Dat is een begrijpelijke nieuwsgierigheid. Ook wij hebben reeds in ons blad van eenige weken terug een aanleiding van de lezingen, die onwillekeurig komt de vraag op, of zij ook huisgenooten hebben, die mede zouden hebben te lijden van het interneeringsbesluit. Om aan deze belangstelling te voldoen geven we eenige kieken, waarop E. F. E. Douwes Dekker, de Javaansche arts Tjipto Mangoenkoesoemo, ridder in de Oranje-Nassau-orde (wegens zijn hulpverleening in de door pest geteisterde streken geridderd) en Raden Mas Suardy Suryaningrat voorkomen met hunne echtgenooten. Wij betuigen laatstgenoemden heer onzen dank voor het afstaan van deze foto’s. © © R. M. SUARDY SURYANINGRAT en echtgenoote in nationale kleederdracht. foto van hen gegeven naar zij hebben gehouden, doch PÉGOUD, DE LUCHT-ACROBAAT, CHEVILLARD. DE NAVOLGER EN CONCURRENT VAN PÉGOUD ter gelegenheid van zijn opstijgingen te Rotterdam gekiekt voor zijn machine. ONAFHANKELUKHEIDSFEESTEN TE ARNHEM. Het historische gedeelte van den optocht op zijn tocht door de stad. P. OTTO. HET NIEUW GEKOZEN KAMERLID voor district III te Amsterdam. PROF. Dr. H. KAMERLINGH ONNES, wien de Nobelprijs voor Scheikunde is toegekend.
PDF
Nummer
1913, nr.21, 19 nov. 1913
Blad
16
Tekst
.G WESTERMANN. Rotogravure mm lei den .
PDF
Blad 
 van 2380
Records 336 tot 340 van 11897