|
BRONNIMF
NATIONALE TUINVERS1ERINGSKUNST.
DOOR D. J. VAN DER VEN.
D
EZE aflevering van
,,Panorama” brengt
tuinbeelden en tuinvazen in groote verscheidenhei’d en ze doet zulks opeen
tijdstip, dat niet beter zou
kunnen worden gekozen. Immers vorige tot koopen lokkende nummers verkondigden het u reeds in Tepe’s
stemmingsvolle natuurfoto’s,
dat de herfst gekomen was,
en een oud leerdichtje van
Broeder Gheraert, genomen
uit zijn ,,Natuurkunde van
bet Geheel al” zeide mij
bij het kalenderblaadje aftrekken :
Tsevende tekijn, dat ’s waghescale.
Want men weet dan wale
Dat die dach es dan even lanc,
Gegen die nacht in dien ganc;
Die Erefst gaet dan inne
Na astronomie sinne.
De herfst, het wondere kleurenseizoen, dat ons telken jaar
weeraan droomend gevangen houdt in zijn blozende en verbleekende boomenpracht, hij is weer gekomen als een weldadigenazomerverlenging,misschienzichrekkend totSintMichiel.
En de mensch vergeet dan zoo gauw, dat één kleine
windrichtingverandering plots het jaargetijkarakter kan
laten zien, op een wijze zóó ruw, zóó guur, dat we naar
regenjassen en warme ulsters grijpen, dat we weer de
dagen naderen waarin St. Katheleyne de koeien aan de
lijn bindt en de laatste buitenminnende stadsmenschen
hun verblijven op het land verwisselen met die in de
amusementen biedende stad.
O, ’t wordt nu heusch ernst in de bosschen van ons
mooie vaderland, want de herfst gaat zich nu niet toonen
als de mooie warm-zachte najaarstijd, die heel de boomenwereld in ontroering brengt, maar treedt op als de werker, die al de weelde opruimt van den zomer en het groote
natuurhuis klaar en sober gereedmaakt voor den winter.
Dat is de onmeedogende strenge herfst, die met een ,,nu
heb jullie genoeg gepronkt” d loofboomen, hun bladerentooi
doet verliezen, die regenvlagen nee.rkletst zóó dat ’t woud
beeft en steunt, boomen en struiken zich buigen en wenden,
maar machteloos zich toch aan ’sherfst’s strenge regeerings
voorschriften moeten onderwerpen.
Dan staan we voor de drie maanden van het jaar, die
ééns door den Engelschen schrijver Sydney Smith als navolging op de Fransche van de Republikeinsche kalender
gedoopt zijn „wheezy, sneezy and breezy.”
Bedacht men hollandsche vertalingen, dan zou men
al spoedig komen tot het trio de miezerige, de vriezerige en
de briezerige, in hun klanken reeds sterk herinnerend aan
het laatste couplet van de Genestet’s boutade:
SIERVAAS
„Uw kliemerig klimaat maakt mij het bloed in de aderen
Tot modder, ’k heb geen lied, geen honger, vreugd noch vree,
Trek overschoenen aan, gewijde grond der vad’ren
Gij —• niet op mijn verzoek — ontwoekerd aan de zee.”
Wanneer ge, dan op zoo’n druilerigen Novemberdag uw
blikken richt naar de eeuwig groene melancholieke Taxusboomen, naar de blauwe Retinospera’s, de glanzige jeneverbessen, de uitheemsche coniferen, in ’t kort, als ge u omringd
ziet van al die groenblijvende struiken, die in de komende
maanden als de moest sprekende tuin en parkbeplanting
gelden .... zal de massale groepeering van hooge ernstige
chamaycypare soorten, het staalblauw en de zwak-fijne
tinten der glauca-varlëteiten u, als ge voor natuurindrukken
vatbaar zijt niet opbeuren, doch dieper uw smart doen
gevoelen. Maar zet op een grasveld met een zóó stemmig
fond evergreens een fijnbelijnde goed geproportioneerde
vaas plaats er een blank tuinbeeld en uw gedachtengang ontwikkelt zich bij de beschouwing van zulk een
winterpartij in een geheel andere richting. Hoe komt dat ?
Wel omdat het tuinornament, mits met sentiment uitgevoerd en geheel in harmonie gebracht met de omgeving,
waartusschen het staat, nooit zoo zeer als in den winter
haar bloemenrol van schoonheidgeefster speelt omdat —
de oude Lenotretuinen hebben het zoo schitterend bewezen—
het tot uiting gekomen gevoel van den beeldhouwer kan
maken dat aan de vaas geheel en al de rol van bloem
toebedeeld wordt.
En zoo is het ook met het tuinbeeld.
Is de bewonderenswaardige ,,Flora” van het pavilloen
der Tuileriën, waarin de beroemde Fransche beeldhouwer
Carpeaux zich geheel en spontaan gegeven heeft, zoodat zij
als ’t ware van waarheid, gracie en geest straalt niet als
een vrije bloem ontloken ondanks de conventie van een in
een streng keurslijf gesloten negentiende-eeuwsche kunst?
Werd niet sedert overoude tijden in Italië ingezien,
dat beeld? ouwwerk en fonteinen als bekorende schoone stadsversieringeen niette loochenen nuttigheid bezitten? Moetmen
in onze dagen niet minstens even veel ten koste leggen voorhet
welzijn van geest en ziel als voor de groote sociale lichamelijke hygiëne? Vragen, die onwillekeurig op de lippen
komen, als we zien hoe weinig ons volk gehecht schijnt
te zijn aan kunstzinnige monumenten en versieringen
FLORA TEMPEL
ANTIEKE VAAS MET BACCHANTEN FEEST.
(ORIGINEEL IN HET VATICAAN TE ROME.)
in tuinen en openbare parken.
Vinden we in het buitenland overal de prachtigste
parkvazen en parkbeelden
aan den openbaren weg, hier
schijnt Bernardin de Saint
Pierres uitspraak: ,,Point
d’attributs mythologiques ou
le peuple n’entend rien” zoo
als onaanvechtbaar axioma
opgevat te zijn, dat men
overtuigd niet te behooren
tot een volk dat een Phidias
of Praxiteles heeft voortgebracht, tot voor korten tijd
volhardde maarin het geheel
geen kunstzinnige tuin of
parkversieringen te plaatsen.
Tot voor korten tijd, want
eindelijk is ook bij ons een kentering ten goede gekomen.
Immers door de verbeterde verkeersmiddelen en de in
alle rangen der samenleving gevoelde ,,drang naar buiten”
is het mogelijk in de stad zijn dageiijksche bezigheden
te verrichten en na afloop zijn vrijen tijd „buiten” door
te brengen.
En bij het intiemere samenleven van de hoog-ontwikkelde stadsmensch en de natuur is men gaan inzien, dat
vazen en beelden de bekoring van een tuin verhoogen,
dat ze als overgang van huis tot natuur er zelfs moeilijk
gemist kunnen worden. En daar zeker getuigd mag worden,
dat de tuin een bezitting moet zijn voor niemand te hoog of te
laag en genoegen geeft voor ouden jong, zoo is het vangroot
gewicht te begrijpen, dat het groot grondbezit ons wel de
heerlijkste voorbeelden kan schenken van kostelijke en
decoratieve aanlagen, maar dat de eigenaar van een bescheiden villa, ja zelfs de bewoner van een kleine cottage
met de tot zijn beschikking staande middelen, resultaten
kan bereiken, die naar verhouding even belangrijk als
kunstzinnig kunnen zijn.
Maar nu mag de kosten voor hen, die kapitalen besteden
aan grootsche parkaanleg een vrij onbelangrijke overweging
zijn, voor den ,,buiten” levenden stadsmensch met bescheiden middelen dient deze uitgave wel terdege onder oogen
gezien te worden, en het is een tot verheuging stemmend
feit, dat er in ons land door meer dan één firma naar wordt
gestreefd tégen een minimum prijs eerste klasse copieën
van Grieksche of Romeinsche vazen en vermaarde tuinbeelden te leveren en ook oorspronkelijke ontwerpen, door
nieuwe methoden in een materiaal te verwerken, dat, bestand tegen alle ongunstige weersinvloeden door groote
prijsmatigheid gebracht kan worden onder alle ,,buiten”
en ,,tuinversiering” minnende liefhebbers. Willem Brouwer
te Leiderdorp, de artistieke ontwerpers van de Hoogeberg
te Velsen en niet het minst de nog jonge maar energieke
firma van Balgooy te Nijmegen .... ze arbeiden allen met
ijver aan de verwezenlijking van het edele doel: goede en
goedkoope tuinsieraden te leveren.
Nu de z. g. ,,nieuwe” Engelsche tuinstijl ons een tuin
geeft, die aestetisch bevrediging schenkt en door tijdschrift
en weekblad in woord en beeld verkondigt wordt, dat de
schoonheid in de innerlijkste betrekking tot den mensch
staat, nu komt een tak van kunstnijverheid tot bloei, welke
alleen zijn bestaansvoorwaarde vindt in de tot waarheid
gemaakte wensch van ,,eigen” huis en hof te bezitten.
De binnenhuiskunst ontwikkelt zich volgens aestetische
banen en nu de nieuwe richting in de tuinarchitectuur
den tuin beschouwt als een verruiming van het huis, nu
wij dus èn tuin èn woning tesamen als „ons thuis” gaan
beschouwen zal onze zorg voor de aankleeding van den tuin
ook grooter worden.
Moet ik na deze beschouwingen met mijn lezers nog
over den technischen kant van het tuinversiering vraagstuk spreken ? Moet ik, wijzend op de beschouwing van
tuinsieraden in de open lucht er aan herinneren, dat de
afwerking niet te precieus mag zijn,'maar voldoen moet
aan Beets eischen in :
„Wat schoon is moet eenvoudig zijn
Maar eenvoud mag geen ruwheid wezen
Eenvoudig zij ’t gevoel, maar fijn?”
Och, op deze vragen wil ik in dit vluchtige schetsje
geen antwoord geven, maar alleen mijn vreugde uitspreken
dat ook in Nederland een streven ingang vindt, dat in het
buitenland zich reeds van groote algemeene waardeering
verzekerd mag weten.
Nu staan we weer voor de komende sombere wintermaanden, de zon die heden schijnt kan morgen verscholen
.zijn achter een ondoordringbaar velum van regenzware
wolken. De tuinen krijgen een verlaten, sommige een
droef aanzien. Daarom is het juist nu de tijd te
wijzen, in een zoo mooi tijdschrift als Panorama is op een
nationale kunstnijverheid in opkomst en de hoop uit te
spreken dat haar producten een even groote verbreiding
in den lande zullen krijgen als het populaire tijdschrift,
dat in zijn herfstnummer van heden in woord en beeld
propaganda maakt voor een artistieke tuinversiering.
Waarvan ik dan later de bewijzen hoop te zien in de
tuinen mijner ,,Panorama”-lezers.
Haarlem, 12 October 1913.
|