|
N ACHTSCÈNE.
DOOR D. MUSBACK.
Hierboven geven wij het portret van een der oudste
jagers uit Drente, vergezeld van zijn getrouwen viervoeter, Reeds menige langoor heeft door hun toedoen
het leven gelaten om te dienen als heerlijk boutje.
DE SCHERPSCHUTTERS VEREENIGING „ORANJE NASSAU"
te 's-Gravenhage heeft op de banen St. Hubert, haar jaarlijkschen grooten wedstrijd ge
houden. Dit kijkje in de banen geeft van links naar rechts de Heeren: A' v. d. Bok, G. Keeser
(oprichter); W. v. d. Vet (de 2eer bekende veteraan); J. Lipjes en J. P. v. d. Berg.
Drentsche jagers in hun eigenaardige kleederdracht.
Het slachtoffer dat zij in de hand houden is zeker
niet het eerste en zal ook wel niet het laatste zijn.
Met een diepen zucht ontwaakte Margot
uit een slaap vol benauwde droomen. Bij
’t schijnsel van ’t nachtlichtje, dat grillige
schaduwplekjes door de kamer wierp, zat
ze plots rechtop in haar bed, wreef de oogen
uit, keek angstig rond. Bewoog daar iets bij ’t venster? Och
welneen ! Het overgordijn werd zachtjes door den wind bewogen, ’t raam’ stond altijd op ’n kier. Verbeelding ! Ze was
dien avond naar ’n bioscoopvoorstelling geweest... ’n prachtfilm had ze gezien, wel angstig! Roovers, valsche munters,
’n geschaakte bruid.... toestanden om van te rillen I Ze was
nu eenmaal „dol” op bioscopen, gaf er haar laatste geld
voor uit hoewel ze er niet in slaap van kon komen. Ze keek
met slaperige oogen op ’t wekkertje, dat nijdig tikte.
Kwartier vóór drieën! Wat was dat ? Hoorde ze zuchten?
Groote genade, dat was geen verbeelding meer! Met starangstige oogen keek ze naar de kamerdeur die half geopend
was. Dom dat ze de deur niet dicht had gedaan ! Ze sliep
alleen beneden, boven waren de slaapkamers van Ma en
den commensaal. Ma had last van jicht, kon niet beneden
slapen, ’t was er te vochtig. Zoo was Margot beneden ingekwartierd, naast ’t kleine zijkamertje. Hoor, nu kuchte
er iemand in ’t zijkamertje, dat was geen verbeelding meer !
Koude rillingen trokken door haar lichaam. Wat moest
ze doen ? Ma en de dienstbode roepen, ja natuurlijk. Door
haar zenuwachtigheid vond ze haar pantoffels niet, stak de
voeten in overschoenen. Over haar schouders sloeg ze een
cape; door de half duistere kamer gleed Margot langs de
meubels, verloor ’n overschoen die te groot nu was ; met
wijd-open oogen bleef ze bevend in de gang staan, luisterde,
tuurde strak naar de deur van ’t zijkamertje.Duidelijk hoorde
ze ademhalen. Meer dood dan levend liep ze de trappen op,
stond een oogenblik later voor haar Moeders ledekant.
„Wordt u wakker . . . . er is iemand in huis I”
Mevrouw, doodelijk ontsteld, staarde haar dochter aan.
„Wat zeg je? Och kind .... je bent overspannen van
de voorstelling.... ga weer slapen !”
Mevrouw maakte reeds aanstalten om de dekens over
de ooren te trekken, doch de dochter verhinderde dit plan.
„Neen ’t is geen verbeelding!” nijdigde Margot....
„ik ga Jans roepen . ... er zijn dieven, moordenaars . . .
Mevrouw, nu klaar wakker, volgde bevend haar dochter
naar den zolder, waar op ’n kamertje de gedienstige sliep.
„Jans .... Jans .... sta op ... . verbeuzel geen tijd ... .
er is onraad zegt de juffrouw !”
Mevrouw hield van agitatie den kandelaar schuin, boven
Jans’ hoofd, zoodat heete wasdruppels op Jans’ voorhoofd
vielen, een feit waardoor ze dadelijk klaar wakker was
en begon te jammeren.
„Wees toch stil!” snauwde Margot .........ga nu gauw
mee .... zachtjes loopen !”
Achter elkaar, met doodsbleeke gezichten, strompelden
ze de trappen af, die kraakten. In de gang, dicht bij ’t
zijkamertje, bleven ze op ’n wenk van Margot stil staan,
de hoofden dicht naar elkaar toegebogen, in ademloos
geluister.
„Ik boor niets!” klonk gedempt de stem van Mevrouw,
terwijl ze haar dochter §n Jans aanstaarde. Toen plots
klonk gekuch uit ’t kamertje.
„Hij is verkouden ook4” fluisterde Jans doodsbleek
wordend. Mevrouw moest zich vermannen om niet in-een
te zinken, greep de trapleuning vast.
„Sluit de deur, draai den sleutel om, die zit aan den buitenkant I” fluisterde Margot bevend.
„Dat durf ik niet, voor geen duizend I” rilde Jans.
„Lafaard I” zeide Margot buiten zich zelf.
„Nou u hoef me niet te schelde !” kwam Jans boos....
„ik heb me leve te lief. . . .”
Margot sloop met den moed van een ware heldin door
de gang, trok de deur dicht, hield triomfantelijk den sleutel in de hoogte.
In de half verlichte gang, zag ze de twee figuren van
haar moeder en jans staan, als twee silhouetten.
„Wat ben je flink, kind!” snikte Mevrouw.... „wat
moeten we nu doen?”
Samen, schuivend naar elkaar, overlegden ze wat te doen.
„Ga Meneer roepen, Jans. . . . da’s ’n man!” vond Me
vrouw . . . . onze commensaal!”
„Nee Ma .... laat politie komen 1” raadde Margot....
„Ja kind .... Jans ga jij nou ’s als ’n meid, als ’n knappe
meid, ’n paar agenten halen . . .
„Heere nog an toe .... ’t lijkt wel of u zegt: „Jans
haal eris ’n paar gebakjes bij de koffie I” kwam ze brutaal,
overspannen.
„Jij durft niets !”
Margot verdween in haar kamer, sloeg ’n mantel om,
trok schoenen aan, holde de deur uit.
Mevrouw en Jans bleven verslagen achter.
„Wat ’n dochter.... wat ’n dochter, zoo flink hè?”
huiverde Mevrouw .... gelukkig daar kwam ze terug,
met twee agenten nog wel I
De agenten werden als ’t ware bestormd door de vrouwen
met vragen ; nu was de angst geweken, doch ze wenkten
met de handen, verzochten stilte. En Margot gaf den sleutel over. Onnoembaar angstig volgden hun blikken de agenten, die met ’n ruk ’t zijkamertje openden.
Ademloos luisterden ze ... .
Totdat ....
Een verward geschreeuw weerklonk en de politiemanVan 17 23 Ocfober is te Wageningen hef 7e Lustrum der Land- en Tuinbouwschool, die zich steeds in toenemenden bloei mag verheugen, herdacht. Vooral in de laatste jaren wordt
meer en meer het nuf van deze instelling ingezien, zoodat het niet te verwonderen is, dat dit Lustrum recht feestelijk gevierd is.
Foto links: Het Hoofdgebouw der Tuinbouwschouwschool. Rechts: Een der vele laboratoria.
|