|
DE BERUCHTE STINKZWAM.
(Foto Mej. Marie Bijl, Assen).
stolp waar het altijd vochtig is. Wellicht bestonden er toen
nog wel onderdeelen van wezenlijke bevruchtingsorganen,
alles wijst op zoo iets antieks en voorwereldlijks.
Nu, die goede Heimans heeft, wellicht zonder het zelf
te weten, het bij het rechte eind gehad, want ijverige
zwammen-onderzoekers hebben reeds sporen gevonden in
de steenkolenperiode en het is gebleken, dat ze ook in
den tertiaren tijd veel voorkwamen, terwijl men geconstaKINDEREN DER DUISTERNIS.
(Foto Mej. Marie Bijl, Assen).
teerd heeft, dat in fossiel hout even zulke zwamhyphen
voorkomen als in het tegenwoordige verrottende hout.
Maar nog meer hebben die onderzoekingen aan het licht
gebracht, nl. dat men in barnsteen door zwammen gedoode
insecten vond, terwijl in de Wettiner bruinkool, tallooze
zwamkevers en dito muggen aangetroffen werden. Als van
zelf komen we dan op de merkwaardige knodszwammen
die hier in verschillende ontwikkelingstadia zijn afgebeeld.
FRAAI, MAAR GEVAARLIJK. DE BOOMEN VERWOESTENDE HONIGZWAM.
(Foto Mej. Marie Bijl, Assen.)
PANORAMA
Ofschoon men nog niet zoo heel veel weet van het gebruik der zonne-energie in het plantenrijk, zóó is het toch
reeds bekend, dat slechts de hoogerontwikkelde planten
in staat zijn deze energie aan te wenden tot de bereiding
van het zóó noodige zetmeel. Uit het koolstof dioxyd en
het water der lucht en uit water zouten, stikstofverbindingen van den bodem, dus alle anorganische stoffen bereiden
zij de organische plantensotffen : suiker, zetmeel, celstof,
planteneiwit enz.
Wanneer men nu dit belangwekkende assimilatie-proces
nagaat, dan komt men tot de overtuiging dat men de
groene plantencellen of cblorophylkorrels moet beschouwen als heel kleine miniatuurlaboratoria, welke inrichtingen
bezitten, die het zonnelicht, beter gezegd, de ,,stralende’;
EEN HEKSENBEZEMBOOM MET 13 BEZEMS.
(Foto Jos. Raemaekers, Arnhem).
zonne-energie kunnen omzetten in ,,chemische” energie
voor de vorming van organische stoffen.
De paddestoelen, die evenals alle woekerplanten, welke
haar voedsel uit andere planten putten, het assimileerend
vermogen missen, die dus de ,,stralende” zonne energie
niet kunnen verbruiken, zoeken dus ook het hun geen
voordeelbrengende licht niet op, eischen geheel andere
factoren voor hun bestaan, zijn als ,,kinderen der duisternis” op de somberste plaatsen in kelders en holen in de
dichtste gedeelten van het woud, op schaduwrijke hellinkjes enz. te vinden. Daar onze zwammen toch ook koolhydraten bezitten en zij deze onmogelijk zelf konden bereiden, moeten ze dus vegeteeren of parisateeren op die organische substanties, welke de organische stoffen reeds vooruit
gemaakt hebben. Die noodige voedingstoffen vinden ze
zoowel op levende als doode planten of dieren en daarnaar
leven ze als parasieten of saprophieten (vuilnis-bewoners).
En daar de vergane plantenbestanddeelen vooral in het
najaar in buitengewone hoeveelheden op en in den vochtigen
boschbodem voorkomen, groeien in dat jaargetijde dan
ook de zwammen als. . . paddenstoelen uit den grond.
Parasieten halen natuurlijk hun voedingstoffen uit de
levende planten^of dierenlichamen, en het laat zich begrijEen allermerkwaardigst paddenstoeltje, uitsluitend parasiteerend op een anderen
paddenstoel. (Foto B. E. Bouwman, Breda.)
pen, dat zoodoende een groot gedeelte verloren gaat van
het organisme van d*n gastheer, welke het tot zijn eigen
vorming heeft opgenomen. De gevolgen daarvan zijn
ziekten, pathologische afwijkingen (kankergezwellen.heksenbezems etc.), ja dikwijls heeft de besmetting na korter of
langer tijd den dood tengevolge.
Groote boomen, ja geheele boschcomplexen zijn gevallen
als slachtoffers der gevaarlijke honingzwammen (Armillaria
mellea).
Minder bekend, omdat de slachtoffers niet zóó groot
zijn, maar daarom niet minder belangwekkend is een parasitisch leven van zwammen op levende dieren, meest insecten, maar alvorens deze verschijnselen meer gedetailleerd
aan de hand der foto’s te behandelen, wil ik met een enkel
woordje gewagen van paddenstoelen die weer op paddenstoelen vegeteeren.
Hiertoe behooren de Boletus parasiticus en de Nyctalis
asterophora. De namen vertellen reeds, dat ze niet op een
eerlijke paddenstoelmanier aan hun organische stoffen
komen. Parasiticus speaks volumes en Nyctalis staat in
verband met avond en duidt op de duistere plaatsen, waar
dit zwammetje groeit. De eerste woekert op een stuifzwam.
die in veel gelijkt op een grooten aardappel. Langs rulle
zandpaadjes, tegen de bermen op vindt ge ze dikwijls in
groepjes van drie tot vier tusschen het zand uitkijken. Deze
algemeen voorkomende lederachtige zwam, vaak met
grove ongelijke groenige-wratten bedekt, wordt uitverkoren
door de parasitische Boletus. Zeer stijf zitten de buisjes
zwammen tegen de harde huid aangedrukt. Even het signalement ? De steel is geelbruin, soms vlokkig, hoed roest
kleur, eerst bolvlak, daarna ingedeukt onregelmatig ingescheurd. De steel vertoont soms eigenaardige krommingen
en kan in het midden dikker zijn dan onder en boven.
De beroemde botanicus en paddenstoelkenner F. W. van
Eeden heeft deze vreemde zwam het eerst voor Nederland
ontdekt in het najaar van 1864 in den Haarlemmerhout.
Hoewel er een massa stuifzwammen waren vond hij er
maar twee die met B. parasiticus behept waren en al
is deze parasiet van den 2en graad ook elders bijv, in de
buurt van Bussum gevonden, toch is het een der merkwaardigste vondstenvoor een Nederlandsch mycoloog. In Amerika
moet hij volgens Fries meer voorkomen, doch ook elders
heeft men dit zonderling zwamproduct aangetroffen. En
hierbij laat ik het voorloopig en ga over tot een korte bespreking van de hierbij in beeld gebrachte Nyctalis asterophora,
die door een der ijverigste leden van de Nederl. Mycologische Vereeniging de heer B. E. Bouwman in het Mastbosch
bij Breda ontdekt werd. In dicht opeengedrongen groepjes
groeien ze op verrotte of in staat van ontbinding zijnde
Russula soorten, die mooie karmijn of kersroode zdammetjes
met de smetteloos reine lamellenpracht, welke zoo vroolijk
op den mos of naalden grond kleuren, dat een kunstenaarshart als dat van een Marie Wandscheer een Goedvriend
een Neuhaus er zich toe aangetrokken moet gevoelen.
Nu dan die Russula’s, die om hun uiterst lastig uit elkaar
HET GEHEIME LEVEN VAN DE LAAGSTE ZWAMMETJES.
(Foto Mej. Marie Bijl, Assen.)
STU1FZWAMMETJES (Aardappelborrelen). (Foto Mej. Marie Bijl, Assen.
RUSSULA SOORTEN. (Foto Jos. Raemaekers, Arnhem).
te houden kenteekenen zelfs beroepsmycologen nog wel
om den tuin weten te leiden vormen den voedingsbodem
voor de vleezige paddenstoeltjes, die er met hun half bol
vormige hoedjes hun levenssappen in vinden. Als soorten
die bijzonder gezocht zijn worden algemeen genoemd de
Russula adusta en nigricans, maar Rabenhorst vermeldt
in zijn kryptogamenflora, dat ze ook op vervloeiende melken vliegenzwammen aangetroffen zijn.
Mag men de Boletus parasitcius en de Nyctalis asterophora gerust rekenen tot de merkwaardigste parasieten
in het fungirijk, een unicum is de vertegenwoordiger der
knodszwamgroep de Cordyceps militaris.
Immers deze inlandsche soort groeit evenals het overgroote meerendeel van zijn tafelschuimende familie op
de doode of levende insecten.
Hun naam „Knodszwam” doen ze, zooals de foto’s duidelijk laten zien, vollen eer aan, want ze beuren trotsch en
fier een geel-oranje enkele centimeters hoog kncdsje op,
dat wonderschoon op het lichtgroene mos zijn frissche
kleuren tentoonstelt.
Gravende zult ge ontdekken, dat deze knods zijn mycelium heeft genesteld in een mummieachtige rups of pop
zooals foto V goed laat zien.
Een van de eersten in ons lanc , die er zich op beroemen mocht een Cordyceps militaris L gevonden te
hebben was de oude mycoloog C. A. G. Beins te Nunspeet, iemand, die met Kok Ankersmit tot de forerunners behoorde van de nu steeds groeiende schare natuurvrienden, welke onder leiding van voortreffelijke geleerden
het mooie en merkwaardige van eigen land en bodem
onderzoeken.
(Wordt Vervolgd.)
|