£
Uitgave A. W Sijthoff’s Uitgevers-Maatschappij, Leiden.
* *
* *
5 ADRES VOOR REDACTIE EN ADMINISTRATIE: $
DOEZASTRAAT 1, TELEFOON 1, LEIDEN.
* *
* *
PRIJS PER NUMMER 10 CENT
VOOR BELGIË 20 CENTIEMEN
CORDONNIER,
DE BOUWMEESTER VAN HET VREDESPALEIS
te
DE OPENING VAN HET VREDESPALEI
Er is nauwelijks een gebeurlijkheid van groote internationale beteekenis te denken, waarvan de1 spot in dergelijke mate, in woord en beeld, zich heeft meester gemaakt, als van de oprichting, den bouw, de opening van Carnegie' s stichting, het Vredespaleis. Het is wel alsof alle humoristen ter wereld, allecari-caturisten van naam, van het oogenblik af dat de edel denkende Amerikaan ettelijke millioenen guldens beschikbaar stelde voor den bouw eener schitterende behuizinge voor het internationale gerechtshof van bemiddeling tusschen de Staten, zich het oude latijnsche adagium hebben herinnerd, »dat het moeilijk is geen satyre te schrijven,
Nu zijn satyre en spot wapenen die niet zelden verwonden wie er zich van bedient. En ook de geestigste mensch dient niet te vergeten, dat de bliksem van den spot nooit of te nimmer den eik der overtuiging ontwortelen kan.
Eeuwen en eeuwen achtereen heeft men den spot gedreven met den vermetelen mensch, die poogde om zich, een vogel gelijk, in het ijle luchtruim te bewegen. Dag aan dag nog eischt een gansch nieuwe wetenschap koene levens — maar men vliegt!
De eerste man, die zich met een regenscherm op straat vertoonde, is uitgelachen als een zot. Maar wie thans moedwillig in een stortbui gaat, wordt voor niet veel minder dan een dwaas gehouden.
Indien Marconi in de middeleeuwen had geleefd, zou het zeer vermoedelijk bij spot niet gebleven zijn, maar hadt men hem wellicht op den brandstapel gebracht.
Het is nu eenmaal zoo, dat, heel de geschiedenis der menschheid door, de dragers van groote denkbeelden zijn verketterd, dat men steeds vreemd heeft gestaan, gereed met spot en hoon en erger, tegenover elke gedachte die bestemd scheen om in den gang der _ gebeurtenissen, gelijk men die als onvermijdelijk aanvaardde, een omwenteling te brengen.
Toegegeven kan worden, dat de wereldgebeurtenissen, schier van het oogenblik af, dat Carnegie het plan vormde om aan de wereld-conferenties voor den vrede en aan het door de eerste dier conferenties ingestelde hof van bemiddeling een eigen woning te verschaffen, een verloop hebben genomen, dat weinig bemoedigend scheen voor de verwezenlijking van het grootsche denkbeeld der vrede onder de volkeren.
In nagenoeg elk deel van de wereld stonden de volkeren gewapenderhand tegenover elkander en ten dage dat het Vredespaleis geopend wordt, is de vrees voor zoodanige verwikkelingen die gansch Europa in vuur en vlam zouden gezet hebben, te nauwernood geweken.
Zeker, spot en satyre hadden een dankbaar arbeidsveld. Er kon gesmaald worden op goedmoedige,
goedgeloovige pacifisten, op het nastreven van utopiën, op de beweerde onoprechtheid van staatslieden, diplomaten en van de vorsten, hun meesters,, die met den olijftak zwaaiden, maar het kruit droog hielden, de bewapeningen van legers en vloten gestadig opdreven, in een voortdurende bedreiging van de welvaart der volkeren.
Maar dit was dan toch alleen mogelijk, indien men zich op het standpunt stelde, dat degenen die oorlog willen voorkomen, die het Recht in de plaats willen stellen van de kracht der wapenen, die aan de arbitrage grooter beteekenis in den omgang der Staten willen zien toegekend, inderdaad een utopie nastreefden,
De inrichters van de eerste Internationale bijeenkomst voor den Vrede, in Mei—Juli 1899 te ’s-Gra-hage gehouden, hebben van stonde af aan elk utopistisch streven terzijde gesteld. II n e s’ a g i t pas d’entrer dans la domaine de lutop ie, zeide wijlen de heer Staal, de Russische afgevaardigde, in zijn openingsrede.' En hij lief er op volgen:
,,Bij het werk, dat wij gaan ondernemen (een werk dat hij te voren aldus had aangeduid : p r é v e n i r les conflits par lesmoyenspacifiques) moet rekening gehouden worden met het mogelijke, moet niet gestreefd worden naar het najagen van afgetrokken denkbeelden. Zonder iets prijs te geven van onze uiterste verwachtingen, moeten wij blijven op den bodem der werkelijkheid, die in al haar
ANDREW CARNEGIE
diepten onderzoeken, om vaste grondslagen op te bouwen, welbegrensde onderlagen vast te stellen.
Zoo was het toen — zoo is het nog, ondanks alles wat sedert is gebeurd.
Zeker, aan de dolzinnig schijnende opdrijving der bewapeningen kwam nog geen einde; zeker, sedert 1899 werd menige veldslag en zeeslag geleverd, die tientallen millioenen aan geld en honderdtallen van millioenen, in geld uitgedrukt, aan menschenlevens hebben gekost, en nimmer scheen de gedachte aan wereldvrede verder van ons, dan in de maanden die aan de opening van het Vredespaleis juist voorafgingen.
Maar ook — hoevele geschillen van volkenrechterlijken aard werden in dien tijd niet in der minne beslecht, zonder dat naar middelen van geweld behoefde te worden omgezien?
Laat men dat toch niet vergeten, als men meent dat de opening van het Vredespaleis in hef licht der jongste wereldgebeurtenissen een ietwat komischen indruk maakt. Want die meening is een onjuiste.
*
* *
Het is een onvergankelijke eer voor ons land dat de beslechting van dergelijke geschillen op Neder-landschen bodem zal geschieden, dat hier gearbeid zal worden aan de verdere volmaking van het volkenrecht.
Gansch onverdiend is die eer niet. Ter eerste Vredesconferentie is het herinneed:
„Het is op den historischen bodem der Nederlanden, dat de grootste vraagstukken van het staatkundig leven der Staten behandeld zijn; hier heeft, mag men zeggen, de wieg gestaan van de wetenschap van het internationale recht; eeuwen achtereen hebben de voornaamste onderhandelingen tusschen de Europeesche mogendheden hier plaats gehad; het is, eindelijk, hier dat die merkwaardige transactie werd onderteekend, die een ,,trève’ ' stelde aan de bloedige twisten der Staten. Wij bevinden ons dus volledig op de geschiedkundige iiln’ .
Zoo is dan voor ons, Nederlanders, de opening van het Vredespaleis, een gebeurtenis ook van groote nationale beteekenis. Want zonder onbescheiden te zijn, mogen wij in de plaatsing van het Vredespaleis op Nederlandschen bodem een erkenning zien van hetgeen onze beste zonen, in de richting van vrede tusschen de volkeren, voor het welzijn van gansch de menschheid hebben gedaan,
Wij mogen in het Vredespaleis zien een geschenk van de Nieuwe Wereld aan de Oude, waar de kiem gelegd werd voor de overal zich ontwikkelende edelmoedige denkbeelden van broederliefde en menschenmin; een hulde ook aan het land dat een Grotius en een Asser zijn zonen mag noemen, hef kleine land, dat, naar het onsterfelijk woord onzer hooggeëerbiedigde Koninginne-Moeder, groot zij en blijve, in alles waarin een klein land groot kan zijn!
|