PA N O R A M A N o, 4 5 9 N O V E M P> E R
beide banen het spel in vollen gang y^as,
begonnen de eerste regendroppels te vallen.
Ze vielen in steeds grooter dichtheid en
weldra werd het een algemeene sauve qui
peut naar het clubhuis. Het was bij vijven.
Als de bui ophield, zouden de twee mixed
doublés nog worden afgespeeld. In afwachting van die opklaring maakte ieder het
zich zoo gemakkelijk mogelijk en vormden
zich gezellige groepjes rondom de tafeltjes.
De gesprekken wisselden zich af met steeds
pessimistischer blikken naar de lucht. Geen
wonder, want een onweer van respectable
geweldigheid had domicilie boven de tennisbanen gekozen en dacht blijkbaar voorloopig
niet aan overtrekken. Het werd angstig
donker. De bliksem was niet van de lucht.
De radio, die tot nu toe met vroolijke
muziek de stemming had helpen opfleuren,
werd veiligheidshalve afgezet. De telefoon
op een zijtafeltje bij het raam rinkelde telkens;
sommige dames bleven er angstig uit de
buurt. Verscheidene spelers waren al reeds
naar huis getrokken.
Op het voorpleintje sneden de gesloten
wagentjes door het watergordijn.
Het gelukkig bezit van een wagentje
was noch Dolfs noch Ernst’s deel, en zoo
zaten ze met Gine Gomez, Sonja en nog
een paar anderen te wachten, tot de bui
eindelijk zou overdrijven. Dat wil zeggen,
het groepje zat bij elkaar, behalve Sonja,
die aan den anderen kant van het clublokaal
zich eenzaam had opgesteld, verdiept in de
lezing van een sportblad. Ten minste naar
het scheen.
Als ze dien middag niet had moeten
spelen, was ze vast niet gekomen.
Een helle flits, gevolgd door ‘n ratelenden
donderslag, deed het gezelschap schrikken.
Ernst zag een vonk tusschen de telefoon
en het fonteintje overspringen.
Gine was bleek, Angst sprak uit haar
oogen.
„Ik wil hier vandaan. Toe Ernst, telefoneer
om een taxi.’*
„Nu telefoneeren ! Ik zou je hartelijk
danken. Straks als het onweer over is. Nu
is het beslist gevaarlijk."
„Gevaarlijk, gevaarlijk! Och jongen, wees
niet kinderachtig. Ik moet zeker eerst wachten, tot de bliksem hier is ingeslagen.
Telefoneer alsjeblieft en laten we
allemaal hier weggaan. Dit huisje ligt
zoo hoog." Flits ? Het electrische licht
knipperde en het clubhuis dreunde
van den slag. Het weer was inderdaad
beangstigend. „Vooruit Ernst. Telefoneer alsjeblieft. Ik wil weg!" Ernst
aarzelde. Hij keek in het pikante
bange gezichtje, de mooie donkere
oogen, aarzelde. De mooie donkere
oogen kregen een heel andere uitdrukking. Minachting, woede spraken
eruit. „Durf je niet? Dan zal ik het
zelf doen. Ik dacht, dat je dat risico
wel voor me over zou hebben."
Gine maakte aanstalten om op te
staan. Ze keek Ernst strak aan.
„Een laffe man!"
Ernst kreeg een kleur als een pioen.
„Bang? Nee, bang ben ik niet. Het
is alleen onverantwoordelijk. Maar
voor jou zal ik telefoneeren." Hij
sprong op. Maar een ander, een ander
DE LILLIPUT-BRANDSPUIT, die op de
tentoonstelling van motorrijtuigen te Londen
te zien was. De kleine auto kan 80 KJML
per uur rijden.
die goed geluisterd had, ondanks het sportblad, sprong ook op.
„Ernst wees niet gek! Je mag niet telefoneeren met zulk noodweer !”
Gine draaide zich om naar de spreekster.
Keek toen Ernst tartend aan.
„Nee, als je niet mag! Dan natuurlijk
niet. Wat een uitkomst!"
Ernst gezicht vertrok.
„Ja, ik wil gek zijn. Ik zal wel telefoneeren !"
Weer flitste het. Weer rinkelde de bel.
„Ik wil niet, dat je telefoneert."
„Wedden, dat ik het tóch doe en wel
onmiddellijk !"
„Ja.... wedden. Om wat ?"
„Om een nieuw racket."
Hij liep naar de telefoon en wilde naar
den haak grijpen. Maar voordat hij zijn
hand bij het rinkelende toestel had gebracht,
stond er geen telefoon meer op het tafeltje.
Een slag, een geluid van verbrijzeld metaal
en wat eens een telefoontoestel geweest
was, lag in stukken op de grond. Het snoer
was totaal afgerukt.
Sonja stond er naast, haar vernielde
racket in de hand. Het was wel een rake
„smash" geweest.
„Telefoneer nu maar voor je...." Het
woord kwam er niet uit, maar haar van
woede glinsterende oogen lieten geen twijfel
aan de minder vleiende bedoeling.
Meteen draaide ze zich om, verdween
door de glazen deur. Zonder mantel, zonder
hoed stapte ze als een zegenvierende amazone door de nog steeds neerstroomende
regen het gazon over, naar den uitgang van
het clubterrein.
De achtergeblevenen hadden niet met
grooter stomheid geslagen kunnen zijn, indien de vernieling door het hemelvuur geschied ware, inplaats van door een krachtige
vrouwenhand, gewapend met een stevig
racket. De stemming was door het incident
verdwenen. En toen een half uur later het
weer opklaarde, was ieder blij zijn huisgoden te kunnen gaan opzoeken.
Het was in geenen deele: the end of a
perfect day.
L i§9
noes
ud:
Jr
2682
's Avonds tegen acht uur beidé Ernst
aan. Waar, behoeven wij niet te zeggen.
Dolf kwam hem in de gang tegemoet.
„Zoo kerel, blij je te zien. Een nare geschiedenis vanmiddag. Kom mee dan zullen
wij die diverse muizenissen eens wegpraten.
Ik heb fijne sigaretten en ouwe whisky.
Ernst deed echter heelemaal niet somber.
„Vertel eens gauw. Waar is Sonja?"
„Die halve gare ? Die is niet eens komen
eten. Ze zit alleen in de serre. Natuurlijk
als een soort Kenau op haar lauweren te
rusten. Een flink stuk ijs op haar bol is het
eenige. Jij moest...."
„Dolf, kerel je bent een beste dokter,
maar in dit geval zou ik toch zelf graag
de diagnose stellen. Ik ga er heen. De deur
zal toch wel niet op slot zijn."
Hij noch Dolf konden weten, dat bedoelde
deur sedert het belletje van Ernst op een
vrij groote kier stond en dat zich in die
kier een heel lief roze meisjesoortje vertoonde.
Maar toen Ernst naderde waren èn kier
èn oortje verdwenen.
Hij klopte. Klopte nog eens. Greep den
deurknop en draaide hem om. Het slot
was los. Hij trad binnen en sloot de deur
achter zich.
De doortastende vrouw zat met den rug
naar hem toe.
„Sonja ...!"
De dame draaide zich met stoel en al
om. „Jij...! Hoe durf jij hier nog in huis
te komen! Hoe durf je.... 1’”
„Sonja. Waarom deed je dat vanmiddag ?
Waarom sloeg jij die telefoon kapot?"
„Waarom, waarom.... ?" Ze was opgestaan en keek verschrikkelijk boos.
Ernst wachtte.
„Waarom....? Om die weddenschap te
winnen natuurlijk. Wat dacht jij wel ?"
Ernst was heelemaal niet bang. Zelfs niet
voor die ontzagwekkende blikken. Zijn gedachtengang en logica bleken verbijsterend.
„Sonja, schatje, wil je met me trouwen7"
„Schatje....! Trouwen.... ? Nee, natuurlijk niet !"
Maar ze deed het toch.
|