PANORAMA - No. 42 19 O C T O B E R
ea Zeeft
DOOR ARCHIBALD SULLIVAN
L
ady Billy nam haar sigaret uit haar
keurig met de lippenstift bewerkt mondje,
„Ja, zeker. Dat weet ik. LI bent de
zeepman niet waar ? Ik geloof, dat wij uw
producten jarenlang gebruikt hebben. Ik
hoop, dat u de vermelding van dit feit niet
als een onbeleefdheid beschouwt. U kunt
er onmogelijk iets op tegen hebben, dat ik
het bestaan van het artikel releveer. Het
is bovendien buitengewoon nuttig. Bevordert
door de zindelijkheid tevens de goedheid
des harten.”
De man, die in den met gebloemd cretonne
bekleeden gemakkelijken stoel zat, opende
de oogen, sloot ze weer en leunde in een
andere en nog ongemakkelijker houding.
„Ik heb een zoon. ’ begon hij.
„Natuurlijk,” viel Lady Billy hem in de
rede. „Met alles succes gehad. Maar die
zoon van u voldoet niet geheel. Het lukt
hem niet om in behoorlijk gezelschap te
komen. Het is niet bepaald een gebrek aan
manieren en hij ziet er knap genoeg uit.
Maar er ontbreekt iets. Hij komt niet op
den juisten tijd op een diner en spendeert
een hoop geld aan menschen, waar hij niets
aan heeft. Hij snauwt zijn vader af, scheldt
op zeep, smijt met de deur van het privékantoor en gaat naar de woekeraars om
geld op te nemen op grond van latere
verwachtingen.”
De cretonnen kussens — ’t leek wel of de
man met zijn breeden rug alle leven uit de
rosé rozen drukte — bewogen zich onrustig.
„Maar ik heb u niets van hem verteld
en toch schijnt u het te weten.”
„Mijn goeie man, — als hij van dezelfde
standing geweest was als Lady Billy, zou
zij gezegd hebben: „Mijn beste heer, — „mijn
goeie man, het is hetzelfde of het over
zeep of sealskins gaat. Ik ken ze. De laatste
tien jaar van mijn leven heb ik doorgebracht
om meisjes te leeren goedmoedig te lachen
om advertenties van hun vaders en om
jongelui te leeren de hoeden te dragen,
waaruit zij hun voornaamste inkomsten
trekken. De handel is geen schande maar
een noodzakelijk iets. Het is net als met
geld. Niemand van ons kan er buiten.”
Zij gaapte bescheiden achter drie zwaar
beringde vingers. Hij boog zich voorover
met de handen op zijn knieën steunend.
„Welnu, het komt hier op neer.... ik
wensch, dat u van mijn zoon een gentleman
maakt. Wat mij betreft, komt het er niet
op aan.... ik ben tevreden zooals ik ben.
Ik heb mijn zaken en het kan mij niets
schelen of ik op het juiste oogenblik met
de goede vork eet of niet. Maar ik wil
van hem een echte dandy gemaakt zien.’
„Maar, dat is niemand,” hield Lady Billy
vol, haar sigaretten-asch op een palm
gooiend. „De sjiekste heeren in de stad
dragen een groote bloem in het knoopsgat
en een dunnen gouden ring. Die ring van
u bijvoorbeeld.”
„Dat vinden zij op kantoor mooi,” zei
hij half verontschuldigend, neerkijkend op
den grooten gelen diamant, die aan zijn
pink schitterde. „De menschen, waar ik
zaken mee doe. begrijpen alleen dit soort
versiering. Het schittert.. . . ziet er duur uit.
Ik heb den jongen den laatsten keer met
Kertmis een veel grooteren gegeven.”
Een zelfvoldane glimlach speelde om
zijn mond en trok diepe lijnen aan weerszijden
van zijn neus.
„Misschien heeft u een vrouw en. . .
„Neen,” viel hij haar snel in de rede. „Zij
kon er niet op wachten tot ik rijk geworden
was. Het scheen haar te veel te vermoeien
en zij stierf. Zij was geen zakenvrouw —
wilde haar aandeelen niet vasthouden.”
„En die aandeelen staan nu. ... ?” zij
voleindigde den zin niet.
„Boven pari,” zei hij en glimlachte.
Plotseling voelde Lady Billy zich onuitsprekelijk vermoeid. Misschien kwam dat
door de zoo vermoeiende zuiverheid van
de zeep. En zij scheen niets anders te zien.
De man tegenover haar leek er wel van
gemaakt te zijn, — bruine Windsor met
een overhemd van paarse Castile.
Het vorig jaar was het augurken geweest.
Overal waar Lady Billy heenging, gingen
ze met haar mee. Zelfs haar Malthezer
scheen er in een veranderd te zijn en bengelde
met een zuren snuit aan het einde van zijn
riem. Nu zou het zeep worden. Een ieder
uit de groote wereld moest er mee in kennis
gebracht worden. Zij moest ze zien binnen
te smokkelen op besloten dineetjes en ze
den drempel van enkele loges in de opera
doen overschrijden. Iedereen gebruikte zeep;
zeep fabriceeren leverde veel op — zeep
moest dus haar betalen.
„En wat de voorwaarden betreft?”
„Heeft u er geen bezwaar tegen, dat ik
u daarover schrijf ?”vroeg zij, zich langzaam
uit haar stoel losmakend. „Ik heb nooit
over geld kunnen praten. Ik heb begrip
van ponden, maar shillings en pence en
quitanties geven mij een stuip. U kunt den
jongen hier Donderdag op de lunch sturen.”
Hij liep langzaam de kleine grijze salon
door, groot, massief en heel erg welvarend.
Lady Billy trok even de wenkbrauwen
op, maar dacht aan haar rimpels en zette
onmiddellijk weer een strak gezicht. Een
sprank van bewondering vloog haar toch
ondanks alles door de gedachte. De man
was een onmogelijk type, maar hij was
vooruit gekomen — hij had gewerkt.
„Goedenmiddag,” zei zij, hem de hand
toestekend. „Ik zal u over hem schrijven.”
„Dank u, dat is heel aardig van u. U
bent wel goed,” en hij trok zich onhandig
in de hall terug.
Hij stond een oogenblik te wachten tot
de meid de deur achter hem gesloten had.
Lady Billy wachtte geduldig.
„Hoe maakt u het?” vroeg zij ten laatste.
Hij kwam naar haar toe en nam bijna
ruw haar hand in de zijne.
„Zoo,dus u zult eenstrachten eengentleman
van mij te maken ?” Een diepe blos brandde
hem op de wangen. „Ik kan mij voorstellen,
wat u van mijn vader en mij wel moet
denken. Wij moeten in uwe oogen wel
buitengewoon belachelijk zijn.”
„Ik denk volstrekt niet, dat u belachelijk
bent,” zei zij vriendelijk, „maar veeleer, dat
het flink van u is. om wat te willen
leeren. Ik begrijp niet, waarom u zich voor
zeep schaamt.”
„Natuurlijk begrijpt u dat niet,” en weer
kreeg hij een kleur als vuur. „Uw naam
staat niet op ieder reclamebord in het heele
land. Onderdeelen van uw bestaan gaan
niet iederen dag de waschkuip in. En dan
de kranten.. . . daar staan wij ook allemaal
in. Op school noemden ze mij al „Zeepsop.’
Lady Billy lachte en liep langzaam naar
de eetkamer. Hij was ten slotte toch nog
zoo erg niet. Hij leed alleen onder zeep.
„En u beschouwde het als een schande?”
zij dook als een vogel in de plooien van
haar servet en nam een broodje op.
„Ja,” zei hij eenvoudig. „Het doet pijn.”
„Dan zult u mij daar onder de koffie
eens alles moeten vertellen. Wat mij persoonlijk betreft, zou ik er trotsch op zijn.
Dat is de reden, waarom ik een actrice
altijd de grootte van haar advertenties benijd.
Het moet werkelijk komiek zijn, om je
naam in de Underground te lezen.”
Zij zag zijn diamanten ring schitteren
en begon hem eens nauwkeurig op te nemen.
Zijn oogen zagen er goed uit, helder blauw'
en even doordringend als die van zijn
vader. Zijn mond was flink en welbesneden,
zijn haar roodachtig blond met een lichte
golving er in. Eenige oogenblikken later,
toen zij hem zijn koffie had ingeschonken
en een zeer dunne sigaret had opgestoken,
blies zij een half dozijn kringetjes door
de kamer en zei:
„Nu we alleen zijn, moet u mij eens
eerlijk vertellen, wat er eigenlijk aan de hand
is. Behalve uw dasspeld, afschuwelijken
ring en het boordsel van uw jacquet, dat
er uitziet of het gemaakt is voor een stokoude
baby, zie ik niets wat bepaald verkeerd is.
Ik zal ronduit met u praten. Ik ben oud
genoeg om uw moeder te zijn, als mijn
kamenier mij wilde veroorloven er even
oud uit te zien, als ik ben, zoodat wij
werkelijk eens openhartig kunnen praten.”
Hij plantte zijn ellebogen op de tafel.
„Ik heb u al eerder verteld, wat er aan
de hand is. Ik kan mij maar niet van die
zeep losmaken. Ze volgt mij gewoonweg,
Als ik ooit eens een aardigen kerel ontmoet,
heb ik altijd het idee, dat hij zijn neus
ophaalt, om te ruiken, of er soms een zeeplucht aan mij is. Als een meisje een mooie
teint heeft, zeg ik bij mezelf: „Dat heeft
ze aan ons te danken.” Dat maakt mij
zenwachtig en het gevolg is, dat ik begin
door te slaan en mezelf gedraag als een
hopelooze idioot. Den een of anderen dag zal
ik waarschijnlijk w'illen trouwen, maar welk
meisje zal ooit willen trouwen met „zeep”?”
„Maar u bent zoo ontzaglijk rijk,” viel
Lady Billy hem in de reden. „Wij leven
in een commercieel tijdperk en zeep is een
zeer behoorlijke branche van de industrie.”
„Dat toont juist, dat ik niet van goede
afkomst ben,” antwoordde hij bitter, „anders
zou ik er niets om geven. Men moet een
geboren gentleman zijn, om zich op die
manier over die dingen heen te zetten.”
„En daarom speelt u op tegen uw vader,
slaat met de kantoordeur en maakt overal
herrie over?”
„Hoe weet u dat?’
„Och!” zei zij met een lachje, „dat is
gemakkelijk genoeg te zien. En bovendien
denk ik, dat je een zeer dwaze, overgevoelige jongen bent. Iemand moet toch
zeker zeep maken.”
„LI hebt gemakkelijk praten.'
„Zeker omdat ik een vrouw ben?’
„Omdat u niet in de zeep zit.’
6
|