Panorama

Blad 
 van 2380
Records 11746 tot 11750 van 11897
Nummer
1929, nr. 42, 19 okt. 1929
Blad
05
Tekst
PANORAMA No. 42 19 O C T OBER smaak hoe zoo n reusachtige gouden zon bij de verdeeling van den buit aan een Spaanschen officier ten deel viel, en hoe hij zijn zon in één nacht bij het dobbelen verspeelde. De tuin van den Zonnetempel was een namaak-tuin. Niets groeide of bloeide er in werkelijkheid, maar wél was het er vol met planten, bloemen, dieren, schelpen etc. van goud en zilver. Tegen de muren groeiden klimplanten van goud, waar gouden vogels hun nest hadden. Hagedissen van goud zag men er tusschen de steenen, en zilveren vlinders rustten uit op gouden bloemen. Zelfs het tuingereedschap was van edel metaal. En om den inventaris te voltooien lag er een stapel brandhout, geheel van goud en zilver nagemaakt. Garcilaso de la Vega, zoon van een Inca-prinses en een Spaanschen edelman, die de verovering meegemaakt heeft, vertelt in zijn boeiende Comentarios Reales*) hoe de dorpshoofden en gouverneurs van districten bij elk Zonnefeest wedijverden in het meebrengen van steeds grootere schatten in goud en zilver en in het uitdenken van telkens weer nieuwe vormen en gedaanten, waarin men deze fraaie, doch nuttelooze metalen aan de Zon kon aanbieden. De Inca, Zoon van de Zon, en keizer over het machtige Rijk van Cuzco, stond op den drempel van den Zonnetempel, en nam deze geschenken in ontvangst, echter alleen maar uit de handen van de edelen en groote onderkoningen. Men wist zich letterlijk geen raad meer met al het goud en zilver. De voorlaatste keizer Huayna Capac, de laatste die over een onverdeeld en onverzwakt Inca-rijk geregeerd heeft, had zelfs bij de geboorte van den kroonprins een gouden keten, of liever een gouden kabel laten maken, die alleen dienen moest als een soort van koord waar de leden der keizerlijke familie hun plechtstatige dansfiguren aan verrichtten. Garcilaso, die zelf een achterkleinzoon van Huayna Capac’s vaderTupac Inca Jupanqui was, heeft van een Inca-oom vernomen, dat deze kabel meer dan tweehonderd meter lang was, en dat meer dan tweehonderd mannen moeite hadden om hem te dragen. Hij moest zoo dik als de pols van Garcilaso's oom geweest zijn; dan is een meter goud ongetwijfeld een zware vracht voor één man! Wat hebben de Spanjaarden gezocht naar al deze fantastische schatten 1 De Inca’s hadden, bij de nadering der Spanjaarden, de voornaamste heilige voorwerpen in de meren geworpen of in bergspelonken verborgen. Alle pogingen om die schatten terug te vinden, zijn vergeefsch gebleken. Zelfs hebben eenige Spanjaarden later, zooals Garcilaso met kwalijk verborgen leedvermaak vertelt, een vennootschap gevormd om die schatten te herwinnen. Ze zouden onder een meertje een tunnel boren om het water te laten wegloopen, en dan verwachtten zij op den bodem een groot aantal van die Inca-kostbaarheden te vinden. Maar zooals de Inca-schrijver mededeelt: de rots was van vuursteen; ondanks al hun boormiddelen haalden de Spanjaarden er meer vuur dan steen. Een klein eindje slechts vorderden zij; toen was het geld op.... Wat de Spanjaarden niet konden, daar wisten de Inca’s wél raad op, n.1. het bewerken van harden steen. Opmerkelijk is het, hoe ze met die bouwmaterialen wisten te goochelen en zich blijkbaar niet óm den vorm of de afmetingen bekommerden, doch de steenen samenvoegden en bijfatsoeneerden alsof het deeg was. Nog vaardiger waren de voorgangers van de Inca’s, het geheimzinnige volk der monolithen-bouwers, dat ons de bouwvallen van Tiahuanacu en van Ollantaitambo heeft nagelaten. Rondom het Titicacameer hebben zij uitgebreide steden bewoond, met reusachtige tempels en publieke gebouwen. Er staan nog tegenwoordig afgodsbeelden uit één stuk steen, meer dan tweemaal manshoog. Bewonderenswaardig is echter vooral, hoe dit oude, ja onnaspeurlijk oude oervolk slag heeft gehad om rotsblokken te bewerken en bijeen te voegen tot muren, die al misschien tienduizenden jaren lang alle verwering getrotseerd hebben. Er werd geen kalk bij gebruikt, nóch eenig ander voegmiddel, maar de metselaars schijnen door den steen heengesneden te hebben of het kaas was, zoodat er volkomen gladde vlakken ontstaan zijn, die precies op elkaar passen. Geen mes zelfs krijgt men er tusschen. Soms ook bewerkten deze steenkunstenaars de zgn. „levende rots”, waar zij stoeltjesenbanken in uitsneden alsof het tuinaarde was. De Spanjaarden hebben ook onder deze metselwerken onbarmhartig huisgehouden. Alle openbare gebouwen waarvan het gebruik hun niet duidelijk was, hielden zij voor afgodentempels, en dan moest alles tegen den grond. Zoo ging het ook met de astronomische en meteorologische waarnemingspunten, de Zonnepalen, etc. Maar bovendien haalden de goudzoekers alle graven overhoop, omdat een gestorven Inca zijn gouden en zilveren eetgerei mee in het graf nam, Muren werden gesloopt, alleen omdat de Inca's wel gesmolten goud en zilver in de voegen plachten te gieten. Op die manier is er nog maar een klein percentage van de vroegere glorie aan bouwwerken overgebleven ; maar zelfs dat bescheiden gedeelte is voldoende om ons een indruk te geven van de wonderlijke en zelfs grootsche samenleving, die er reeds in de allervroegste tijden op de hoogplateau's om het Titicacameer bestaan moet hebben. *) Verschijnen dezer dagen in de Ned. bewerking van schrijver dezes onder den titel „Het Leven der oude UIT PRAE-HISTORISCH PERU. De z.g. Troon Incas” bii Leopoid s Uitg. Mij. der Inca's bij Cuzco. Links beneden de grondslagen van een prae-historische citadel. UIT PRAE-HISTORISCH PERU. Twee soorten metselwerk te Cuzco —- vermoedelijk links uit de Inca-periode, rechts veel ouder. , 3
PDF
Nummer
1929, nr. 42, 19 okt. 1929
Blad
06
Tekst
PANORAMA No. 42 19 OCTOBER PARIJS IN LICHT. De Champs Elysees en de Place de la Concorde te Parijs» geïllumineerd ter gelegenheid van de Salon de l'Automobile. TREINBOTSING IN POLEN. Een goederentrein liep bij het station Sobokew op een uitLemberg komenden personentrein, waarbij twee wagons» zooals de foto toont» totaal werden versplinterd. Het ongeluk eischte acht dooden en een groot aantal gewonden. MADAME CURIE is van Parijs naar Amerika vertrokken om daar een gram radium in ontvangst te nemen» dat door vereerders en vereersters voor haar is gekocht. Mad. Curie had een gram radium aan een ziekenhuis in Warschau geschonken voor kanker-behandeling; door het Amerikaansche geschenk wordt zij nu in staat gesteld haar wetenschappelijken arbeid voort te zetten. 4
PDF
Nummer
1929, nr. 42, 19 okt. 1929
Blad
07
Tekst
Onderschrift is wel overbodig bij deze foto, die een moment weergeeft der groote gebeurtenis van de vorige week ~~ de vlucht van de Zeppelin over Nederland, hier zwevend boven de groote kerk van Haarlem, PANORAMA No. 4 2 19 O C T O B E R MIAMI in Florida, dat zeer dikwijls van stormen heeft te lijden, werd onlangs weer geteisterd door een orkaan, waarvan de kracht op deze foto zeer goed uitkomt. F O O V 5
PDF
Nummer
1929, nr. 42, 19 okt. 1929
Blad
08
Tekst
PANORAMA - No. 42 19 O C T O B E R ea Zeeft DOOR ARCHIBALD SULLIVAN L ady Billy nam haar sigaret uit haar keurig met de lippenstift bewerkt mondje, „Ja, zeker. Dat weet ik. LI bent de zeepman niet waar ? Ik geloof, dat wij uw producten jarenlang gebruikt hebben. Ik hoop, dat u de vermelding van dit feit niet als een onbeleefdheid beschouwt. U kunt er onmogelijk iets op tegen hebben, dat ik het bestaan van het artikel releveer. Het is bovendien buitengewoon nuttig. Bevordert door de zindelijkheid tevens de goedheid des harten.” De man, die in den met gebloemd cretonne bekleeden gemakkelijken stoel zat, opende de oogen, sloot ze weer en leunde in een andere en nog ongemakkelijker houding. „Ik heb een zoon. ’ begon hij. „Natuurlijk,” viel Lady Billy hem in de rede. „Met alles succes gehad. Maar die zoon van u voldoet niet geheel. Het lukt hem niet om in behoorlijk gezelschap te komen. Het is niet bepaald een gebrek aan manieren en hij ziet er knap genoeg uit. Maar er ontbreekt iets. Hij komt niet op den juisten tijd op een diner en spendeert een hoop geld aan menschen, waar hij niets aan heeft. Hij snauwt zijn vader af, scheldt op zeep, smijt met de deur van het privékantoor en gaat naar de woekeraars om geld op te nemen op grond van latere verwachtingen.” De cretonnen kussens — ’t leek wel of de man met zijn breeden rug alle leven uit de rosé rozen drukte — bewogen zich onrustig. „Maar ik heb u niets van hem verteld en toch schijnt u het te weten.” „Mijn goeie man, — als hij van dezelfde standing geweest was als Lady Billy, zou zij gezegd hebben: „Mijn beste heer, — „mijn goeie man, het is hetzelfde of het over zeep of sealskins gaat. Ik ken ze. De laatste tien jaar van mijn leven heb ik doorgebracht om meisjes te leeren goedmoedig te lachen om advertenties van hun vaders en om jongelui te leeren de hoeden te dragen, waaruit zij hun voornaamste inkomsten trekken. De handel is geen schande maar een noodzakelijk iets. Het is net als met geld. Niemand van ons kan er buiten.” Zij gaapte bescheiden achter drie zwaar beringde vingers. Hij boog zich voorover met de handen op zijn knieën steunend. „Welnu, het komt hier op neer.... ik wensch, dat u van mijn zoon een gentleman maakt. Wat mij betreft, komt het er niet op aan.... ik ben tevreden zooals ik ben. Ik heb mijn zaken en het kan mij niets schelen of ik op het juiste oogenblik met de goede vork eet of niet. Maar ik wil van hem een echte dandy gemaakt zien.’ „Maar, dat is niemand,” hield Lady Billy vol, haar sigaretten-asch op een palm gooiend. „De sjiekste heeren in de stad dragen een groote bloem in het knoopsgat en een dunnen gouden ring. Die ring van u bijvoorbeeld.” „Dat vinden zij op kantoor mooi,” zei hij half verontschuldigend, neerkijkend op den grooten gelen diamant, die aan zijn pink schitterde. „De menschen, waar ik zaken mee doe. begrijpen alleen dit soort versiering. Het schittert.. . . ziet er duur uit. Ik heb den jongen den laatsten keer met Kertmis een veel grooteren gegeven.” Een zelfvoldane glimlach speelde om zijn mond en trok diepe lijnen aan weerszijden van zijn neus. „Misschien heeft u een vrouw en. . . „Neen,” viel hij haar snel in de rede. „Zij kon er niet op wachten tot ik rijk geworden was. Het scheen haar te veel te vermoeien en zij stierf. Zij was geen zakenvrouw — wilde haar aandeelen niet vasthouden.” „En die aandeelen staan nu. ... ?” zij voleindigde den zin niet. „Boven pari,” zei hij en glimlachte. Plotseling voelde Lady Billy zich onuitsprekelijk vermoeid. Misschien kwam dat door de zoo vermoeiende zuiverheid van de zeep. En zij scheen niets anders te zien. De man tegenover haar leek er wel van gemaakt te zijn, — bruine Windsor met een overhemd van paarse Castile. Het vorig jaar was het augurken geweest. Overal waar Lady Billy heenging, gingen ze met haar mee. Zelfs haar Malthezer scheen er in een veranderd te zijn en bengelde met een zuren snuit aan het einde van zijn riem. Nu zou het zeep worden. Een ieder uit de groote wereld moest er mee in kennis gebracht worden. Zij moest ze zien binnen te smokkelen op besloten dineetjes en ze den drempel van enkele loges in de opera doen overschrijden. Iedereen gebruikte zeep; zeep fabriceeren leverde veel op — zeep moest dus haar betalen. „En wat de voorwaarden betreft?” „Heeft u er geen bezwaar tegen, dat ik u daarover schrijf ?”vroeg zij, zich langzaam uit haar stoel losmakend. „Ik heb nooit over geld kunnen praten. Ik heb begrip van ponden, maar shillings en pence en quitanties geven mij een stuip. U kunt den jongen hier Donderdag op de lunch sturen.” Hij liep langzaam de kleine grijze salon door, groot, massief en heel erg welvarend. Lady Billy trok even de wenkbrauwen op, maar dacht aan haar rimpels en zette onmiddellijk weer een strak gezicht. Een sprank van bewondering vloog haar toch ondanks alles door de gedachte. De man was een onmogelijk type, maar hij was vooruit gekomen — hij had gewerkt. „Goedenmiddag,” zei zij, hem de hand toestekend. „Ik zal u over hem schrijven.” „Dank u, dat is heel aardig van u. U bent wel goed,” en hij trok zich onhandig in de hall terug. Hij stond een oogenblik te wachten tot de meid de deur achter hem gesloten had. Lady Billy wachtte geduldig. „Hoe maakt u het?” vroeg zij ten laatste. Hij kwam naar haar toe en nam bijna ruw haar hand in de zijne. „Zoo,dus u zult eenstrachten eengentleman van mij te maken ?” Een diepe blos brandde hem op de wangen. „Ik kan mij voorstellen, wat u van mijn vader en mij wel moet denken. Wij moeten in uwe oogen wel buitengewoon belachelijk zijn.” „Ik denk volstrekt niet, dat u belachelijk bent,” zei zij vriendelijk, „maar veeleer, dat het flink van u is. om wat te willen leeren. Ik begrijp niet, waarom u zich voor zeep schaamt.” „Natuurlijk begrijpt u dat niet,” en weer kreeg hij een kleur als vuur. „Uw naam staat niet op ieder reclamebord in het heele land. Onderdeelen van uw bestaan gaan niet iederen dag de waschkuip in. En dan de kranten.. . . daar staan wij ook allemaal in. Op school noemden ze mij al „Zeepsop.’ Lady Billy lachte en liep langzaam naar de eetkamer. Hij was ten slotte toch nog zoo erg niet. Hij leed alleen onder zeep. „En u beschouwde het als een schande?” zij dook als een vogel in de plooien van haar servet en nam een broodje op. „Ja,” zei hij eenvoudig. „Het doet pijn.” „Dan zult u mij daar onder de koffie eens alles moeten vertellen. Wat mij persoonlijk betreft, zou ik er trotsch op zijn. Dat is de reden, waarom ik een actrice altijd de grootte van haar advertenties benijd. Het moet werkelijk komiek zijn, om je naam in de Underground te lezen.” Zij zag zijn diamanten ring schitteren en begon hem eens nauwkeurig op te nemen. Zijn oogen zagen er goed uit, helder blauw' en even doordringend als die van zijn vader. Zijn mond was flink en welbesneden, zijn haar roodachtig blond met een lichte golving er in. Eenige oogenblikken later, toen zij hem zijn koffie had ingeschonken en een zeer dunne sigaret had opgestoken, blies zij een half dozijn kringetjes door de kamer en zei: „Nu we alleen zijn, moet u mij eens eerlijk vertellen, wat er eigenlijk aan de hand is. Behalve uw dasspeld, afschuwelijken ring en het boordsel van uw jacquet, dat er uitziet of het gemaakt is voor een stokoude baby, zie ik niets wat bepaald verkeerd is. Ik zal ronduit met u praten. Ik ben oud genoeg om uw moeder te zijn, als mijn kamenier mij wilde veroorloven er even oud uit te zien, als ik ben, zoodat wij werkelijk eens openhartig kunnen praten.” Hij plantte zijn ellebogen op de tafel. „Ik heb u al eerder verteld, wat er aan de hand is. Ik kan mij maar niet van die zeep losmaken. Ze volgt mij gewoonweg, Als ik ooit eens een aardigen kerel ontmoet, heb ik altijd het idee, dat hij zijn neus ophaalt, om te ruiken, of er soms een zeeplucht aan mij is. Als een meisje een mooie teint heeft, zeg ik bij mezelf: „Dat heeft ze aan ons te danken.” Dat maakt mij zenwachtig en het gevolg is, dat ik begin door te slaan en mezelf gedraag als een hopelooze idioot. Den een of anderen dag zal ik waarschijnlijk w'illen trouwen, maar welk meisje zal ooit willen trouwen met „zeep”?” „Maar u bent zoo ontzaglijk rijk,” viel Lady Billy hem in de reden. „Wij leven in een commercieel tijdperk en zeep is een zeer behoorlijke branche van de industrie.” „Dat toont juist, dat ik niet van goede afkomst ben,” antwoordde hij bitter, „anders zou ik er niets om geven. Men moet een geboren gentleman zijn, om zich op die manier over die dingen heen te zetten.” „En daarom speelt u op tegen uw vader, slaat met de kantoordeur en maakt overal herrie over?” „Hoe weet u dat?’ „Och!” zei zij met een lachje, „dat is gemakkelijk genoeg te zien. En bovendien denk ik, dat je een zeer dwaze, overgevoelige jongen bent. Iemand moet toch zeker zeep maken.” „LI hebt gemakkelijk praten.' „Zeker omdat ik een vrouw ben?’ „Omdat u niet in de zeep zit.’ 6
PDF
Nummer
1929, nr. 42, 19 okt. 1929
Blad
09
Tekst
P A N O R A M A No. 4*2 19 O C T O B E R Lady Billy stak een nieuwe sigaret op en begon zich een beetje verveeld te gevoelen. Zij had gehoopt, dat hij uit zijn vingerkommetje zou drinken en erwten eten met zijn mes. Maar dergelijke opwindende tafreelen waren blijkbaar niet voor haar weggelegd. Hij haatte alleen maar zeep en alles wat er mee annex was. „U kunt wel begrijpen,” ging hij voort, „waarom ik mij onder gewone menschen beter op mijn plaats gevoel. Zeep beteekent voor hen een winstgevend handelsartikel — geld. Zij behandelen mij dan ook dienovereenkomstig. Terwijl voor menschen uit uw kringen zeep eenvoudig beteekent „zeep” — een artikel, dat het scheermes te hulp komt, en aan overhemden hun blankheid geeft.” „Hoe kan ik je dan helpen?” „Ik weet het niet,” zei hij, „ik weet het absoluut niet.” „Ik zal er eens rustig over moeten denken,” zei zij ten laatste, „maar wees in teder geval een beetje opgewekter. Het helpt je niets, of je al het land hebt.” „Dat komt er in mijn kringen niet op aan.” En toen was Lady Billy er heel zeker van, dat zij zijn glimlach zeer aantrekkelijk vond. „Hij is er geweest,” schreef Lady Billy, „en ik vind hem werkelijk een alleraardigsten jongen. Zoover ik zien kan, heeft hij maar één diepgewortelden tegenzin in zijn leven en dat is — zeep. Het hielp niets, of ik hem al vertelde, dat zeep overal kwam en dat het volstrekt geen bezwaar was, als hij op een zeer fijn stuk zeep zittend, de betere kringen binnengleed. Hij haat het artikel eenvoudig. Het verbaasde mij bijna, dat hij niet kwam lunchen met een groezelig gezicht!” Zij waren werkelijk zeer goede vrienden. Lady Billy wilde het niet toegeven, maar het was een feit. Hij wilde het ook niet toegeven, omdat het hem verwaand toeleek. Lady Billy nam hem overal mee naar toe — en vond het inderdaad aangenaam het te doen. Zij smokkelde hem op de groote partijen naar binnen en loog hem op besloten partijtjes er in, en al dachten de menschen ook aan zeep, zij zeiden tenminste niets. Toen kwam de uitbarsting. „Zij zouden mij niet willen kennen, als zij wisten wie ik eigenlijk was,” zei hij op bruuske manier, haar over den rand van zijn theekop aanstarend. „Het feit, dat ik met u meekom beteekent eenvoudig, dat u voor mij verantwoordelijk bent. Ik zal geen soep eten met een spons, of druiven openmaken met een notenkraker. Maar dat is ook alles wat zij weten. Veronderstel, dat Lady Drade zou weten, dat ik in de zeep was, of Mrs. Cortell, of wie ook; dan zouden zij mij onmiddellijk vertellen, dat de keukendeur aan het einde van de gang was en voor mij nooit meer thuis zijn. Het is verschrikkelijk !” Lady Billy bracht met een enkele handbeweging een krul van haar coiffure weer op zijn plaats. „Dan staat ons nog maar één weg open. Wij zullen ons engageeren en over zeep schreeuwen van de eene salon naar de andere. Ik zal je eerlijk alles vertellen, wat zij over dat gehate artikel zullen zeggen.” Zij keek geamuseerd naar zijn stom-verbaasd gezicht. „Maar... maar... geëngageerde menschen trouwen toch altijd ?” „Dat doen zij niet,” zei Lady Billy „en geloof me maar, als ik zeg, dat ik weet, waar ik over praat. Het kan mijn reputatie niet schaden en jij zult er naam mee maken. Overtreft dat niet je stoutste droomen ?” „Natuurlijk — is het — is het prachtig!” Hij kreeg een kleur als vuur. „Maar ik zie werkelijk niet, wat u er mee wint.” „Mijn beste kleine jongen, je kent Lady Billy niet. Ik heb aan je indrukwekkenden vader beloofd om je in de goede kringen te introduceeren voor een zeker bedrag aan ponden en shillings. En dat ben ik ook werkelijk van plan. Je bent te bescheiden. Je moet leeren vertrouwen te hebben in je zelf en in je zeep. Je zult zien, dat iedereen mij feliciteert met mijn engagement en mij zeer gelukkig zal achten, dat ik jou te pakken heb gekregen. En als wij over zeep praten zul je merken, dat zij ons buitengewoon origineel vinden.” „Het is zeer vriendelijk van u, en. ...” „Niets daarvan”, snauwde zij. „Wordt ik er niet voor betaald? Ik zou nog liever doodgaan, dan dat ik met iemand, dien ik onder mijn bescherming genomen had, geen succes had. Je bent een aardige jongen en zult mettertijd het een of andere aardige, blozende meisje trouwen, dat er een titel en een verhypothekeerd landgoed op na houdt.” „Natuurlijk”, schreef zij aan zijn vader, „zult u de bladen reeds gezien hebben en bent u zonder twijfel reeds aan het opstellen van een brief aan mij, in uw meest verontwaardigden stijl mij er van beschuldigend, dat ik uw zoon in mijn netten gevangen heb. Maar maak u niet bezorgd, wij zijn niet in werkelijkheid geëngageerd. Het is alleen maar om te bewijzen, dat de groote wereld zeep geen beletsel vindt voor een huwelijk. Hij weigert absoluut het te gelooven. Zegt, dat de menschen daarom op hem neerzien. Dit tijdelijke engagement zal hem ’t tegendeel bewijzen en hij zal overtuigd en gelukkig tot u terugkeeren.” „Welnu”, zei Lady Billy, haar hoed met roekelooze nonchalance van het eene einde van haar salon naar ’t andere gooiend, „ik hoop, dat je nu tevreden bent. Waren zij niet groen van afgunst? Heb je geELSA EN LOHENGRIN, gespeeld door Maria Muller en Hans Fidesser, bij de nieuwe ensceneering van Lohengrin door de Stads-opera te Berlijn. hoord, hoe Lady Drade zeep een historisch en werkelijk verrukkelijk artikel noemde? En heb je het gezicht van de Hertogin gezien, toen ik haar vertelde, dat de bouquetten van de bruidsmeisjes uit scheerzeep zouden worden gemaakt? Oh, zeg ik ben moe — wil je even om thee schellen ?” Stel je voor! de wereld, die buitengewoon sjieke kringen schenen zeep absoluut geen bezwaar te vinden. Men zou bijna zeggen, dat zij er behagen in schepten. En hij had altijd gedacht.......... Hij zweeg plotseling en staarde Lady Billy aan, kwam toen naar haar toe en nam haar beide zwaar beringde, kleine handen in de zijne. „Zou u — zou u geen ernst kunnen maken van dat engagement ? Ik weet niets van de liefde, maar ik ben er zeker van, dat... ”, Heel zacht en heel vriendelijk maakte zij haar handen uit de zijne los. „Mijn beste jongen — neen; dat zou ik niet. Ik heb je al eerder verteld aan wie jij toebehoort — aan het blozende meisje met het historische landgoed, dat zoo goed met zeep samengaat. Neen, laat mij uitspreken. Je bent heel vriendelijk en heel aardig geweest en ik hoop, dat ik je geholpen heb, om jezelf en je zeep op de juiste waarde te schatten. C'est tont." „Maar ik heb u lief, en...” „Wil je nu heengaan.,, alsjeblieft?” Dien avond, eenzaam aan haar diner gezeten, droeg Lady Billy een van haar zeldzaamste sieraden ... tranen. 7
PDF
Blad 
 van 2380
Records 11746 tot 11750 van 11897