PANORAMA No. 42 19 OCTOBER
e bovenlanden van Peru
herbergen een zonderlinge wereld, een land
van enkel vraagteekenen. In alles wijkt het af van wat wij in Europa en in de rest van
Amerika gewend zijn. Vaak lijkt het zelfs of men een andere planeet
bezoekt.
Het land zelf ligt ongeveer 3500 meter boven de zee, dus op
een hoogte waarop in Europa alle bebouwing en geregelde bewoning ophoudt, en waar men op z’n hoogst een Alpenhut voor
bergtoeristen vindt. Maar in Peru en in het overeenkomstig Bolivia
liggen op deze geweldige hoogte juist de groote steden des lands.
De nieuwkomer snakt er naar adem, en moet in het begin zijn
tribuut betalen juist als wie zich voor het eerst op zee waagt.
Menigeen mag er van den dokter zelfs niet eens heen, want de
ijle dampkring eischt er een krachtig hart en sterke longen.
Ook de dierenwereld is er anders: de Spanjaarden vonden er
niet één van de hun bekende tamme of wilde dieren. Geen paarden,
geen koeien, geen varkens, ja zelfs geen schapen, ofschoon het land
juist bij uitstek voor schapen geschikt is. Doch het inheemsche
„schaap", zooals de oude Spanjaarden in hun gemakzucht zeiden,
was een beest dat meer op een kameel leek, maar dan kleiner, en
zonder bult. Het was de llama, die nog steeds in verschillende
variëteiten voorkomt: de tamme alpaca met zijn dikke tressen van
fijne wol, en de wilde huanacu of guanaco en de nog wildere
vicuna, die als de gemzen op de Andestoppen leeft, en beroemd
is om haar zachte gele vacht, zoo licht als veeren en zoo teer
als zijde.
Alles in dit zonderlinge bovenland van den Andes is even ongewoon en merkwaardig.
Maar wat ons het meeste moet treffen, is de hooge beschaving,
die in deze streken bestaan heeft, en waarvan nog talrijke overblijfselen aan den tand des tijds en aan de vernielzucht der Spanjaarden weerstand hebben geboden. Ja, als die Spanjaarden er eens
n iet geweest waren....
Dan zouden er heel wat minder vraagteekens gezetworden achter
eiken naam uit
oud-Perü.
Toen de veroveraars onder Pizarro het keizerrijk der
Inca’s ontdekten en voor het eerst betraden, vonden zij daar groote steden,
reusachtige tempels en staatsgebouwen, bewonderenswaardige waterleidingen, heerwegen, landbouwterrassen, kortom een volmaakt georganiseerde samenleving van een
soort, die sterk doet denken aan die der
Mooren in Zuid-Spanje. Het voornaamste
verschil echter is, dat de Inca’s van Peru
geen letterschrift kenden, en dat zij op het
gebied der werktuigkunde volkomen leeken
waren, zóó hulpeloos, dat ze geen metalen
gereedschappen bezaten, geen schaar of
hamer kenden, ja zelfs nooit op het idee van spijkers waren gekomen. Maar met dat al bouwden zij heele steden van kolossale
steenblokken, die zij voor het mooi met gouden en zilveren platen
plachten te behangen. Want
terwijl ijzer er een zeldzaam
metaal was, bezaten zij
goud en zilver bij massa’s.
Dit nu is het ongeluk
van de Inca-beschaving
geworden. De Spanjaarden zochten juist deze
edele metalen; zij hadden
reeds vage geruchten gehoord van een land met
een geheel gouden godheid, El Dorado of De
Vergulde. Zij hebben dit
land vergeefs rondom de
Caraïbische zee gezocht,
doch toen zij Peru ontdekten, was er geen twijfel
meer mogelijk: dit was
het land van El Dorado!
De tempels waren er van
binnen en van buiten
met goud en zilver bedekt. Groote zonnen en
manen van edel metaal
versierden er de wanden.
Een oude Spaansche
schrijver vertelt met veel
UIT PRAE-HISTORISCH
PERU. Een der monolithen van
Tiahtianacu. (zie artikel)
2
|