PANORAMA No. 41 12 OCTOBER
T
oen de kinderen verdwenen waren, zei Drusil: „Beste man,
je moet nu werkelijk wat rusten. Er is zooveel, dat ik zou
willen hooren.... hoe je zoo opeens bent opgestaan, je
gekleed hebt en op die eigenaardige wijze bent weggeslopen. Dokter Mc Intyre vertelde mij niet veel, toen hij met mij
telefoneerde. Alleen, dat je absoluut gezond en gaaf scheen te zijn,
geheel normaal, behalve zekere groote gapingen in je geheugen.
Kom mee en vertel mij er alles van, schat.”
Zij sloeg den arm om hem heen en ging naar de trap. Terwijl
zij die opklommen vroeg Gifford: „Hoe is het met dien kerel, die
met mij in het vliegtuig was.”
„Ned? O, die is alweer in orde, dank aan jou. Dat was weer
juist iets voor jou, om hem ten koste van je eigen kans overboord
te zetten. Ik vermoed, dat in zulk een crisis al wat natuurlijk is
in den geest van sommige menschen aan het werk gaat en dat
hij dan niet denkt aan vrouw of kinderen.... een soort van instinct,
eigenlijk een Beau Geste.”
„Daar ben ik niet zeker van,” antwoordde Gifford. „Mijn
leven schijnt te bestaan uit Beaux Gestes, en andere.... die niet
zoo mooi zijn.”
„Waar heb je toch die nieuwe stem opgedaan. ... zoo flink
en zoo helder? En hoeveel heb je inderdaad vergeten?”
„Meer, dan je met mogelijkheid kunt beseffen, Drusil, dan je
misschien zou kunnen gelooven. Dit alles is geheel nieuw voor mij:
ik zie dit huis en alles, wat daarin is voor de eerste maal.”
„Dat is toch niet waar, Gifford!” Zij hield stil boven aan de
trap. „Hoe kon je je huis en je omgeving vergeten en zelfs je niet
herinneren wat wij zijn— en je zelf... ? Waar is dokter Mc Intyre?”
„Hij vond het beter mij achter te laten aan de poort en ging
naar het hotel om niet den indruk te geven, dat ik teruggebracht
werd door een specialist. Er stonden eenige reporters aan de
huisdeur. Ik heb hun alleen verteld wat geschikt was om gedrukt
te worden. Ik denk niet, dat een van hen mij als normaal beschouwde.”
„Welk gedeelte van je, Giff?” Drusil bleef staan aan de deur
van hun slaapkamer en keek strak in zijn gezicht. „Wat heb je
achter gelaten, lieveling?”
Gifford duwde haar zachtjes de kamer in, ging achter haar
binnen en sloot de deur. Drusil draaide zich om en keek hem
verschrikt aan.
„Giff, weet je wel, dat je nu precies bent als direct na ons
trouwen ? De uitdrukking van je gezicht, de blik in je oogen, teeder
en vurig, de klank van je stem en zelfs de manier, waarop je
spreekt. Er is dezelfde beslistheid over je, die noch scherp, noch
snoevend is. Ik bemerkte het op hetzelfde oogenblik, dat je met
Kenny sprak. Het was als een echo van mijn Giff van jaren
geleden.”
„Dat juist teekent mij geheel, Drusil. Ik ben een echo. Je moet
je voorbereiden op een schok of misschien is het beter voor je niet
voorbereid te zijn. ... ik herinner mij niet het minste van hetgeen
ik gezien, gedaan of gekend heb sedert dat ongeluk op het poloveld
jaren en jaren geleden.... eer ik je ontmoette.”
Drusil ontving die verklaring zooals men zou kunnen verwachten, dat is, dat haar geest die enkel gedeeltelijk kon ontvangen
en verwerken. En zelfs dat gedeelte werd niet geheel aangenomen
als de waarheid. Zij zag er meer beteuterd dan verschrikt uit,
maar tot Gifford's grenzelooze verlichting leek zij niet erg terneer
geslagen.
„Maar Giff,” protesteerde zij, „als dat inderdaad waar is, hoe
kon je dan mij en de kinderen je herinneren?”
„Drusil, ik herinner mij niets. Ik zou je dat niet zoo willen
zeggen, maar ik zie duidelijk in, dat ik het moet doen. Maar het
is werkelijk niet zoo erg als je denkt. Geestelijk ben je een volkomen
onbekende voor mij, maar het schijnt, dat ik in mijn hart mij je
herinner.”
„Maar de kinderen?”
„Op dezelfde wijze. Ik speelde geen rol zooeven, toen ik jelui
drieën beneden ontmoette. Maar in jouw geval was het verschillend.
Ik was pas tot bewustzijn gekomen, toen je met de verpleegster
of directrice in mijn kamer in het ziekenhuis bent gekomen. Ik
deed of ik niet bij kennis was, om iets te hooren over hetgeen er
gebeurd was. Ik beschouwde je, terwijl je daar aan het venster
zat, terwijl ik er volstrekt geen idee van had, wie je was, mij niet
eens herinnerde je ooit in mijn leven gezien te hebben. Maar mijn
hart wendde zich op dat oogenblik tot je en ik werd verliefd
op je.”
„Maar, Giff, dat is ongehoord, nauwelijks te gelooven. En
waarom stond je toen op, kleedde je aan en sloop weg?”
„Omdat ik je hoorde spreken over je echtgenoot. Ik dacht
natuurlijk, dat dat iemand anders was. Pas toen ik dokter Mc Intyre
sprak, hoorde ik, dat ik zeven jaar van mijn leven verloren heb.
Alles, wat in dien tijd gebeurde, is als een onbeschreven blad
voor mij.... Maar toen je daar zat en ik naar je keek en naar je
stem luisterde, toen ontwaakte mijn liefde voor je.”
In plaats van schrik, verslagenheid, afzijdigheid te toonen, riep
Drusil verrukt uit: „Maar, Giff, als dat waar is, dan ben je weer
voor mij, zooals je was op den dag, dat wij trouwden!”
„Drusil, je bent dus niet met afschuw vervuld? Je beseft niet,
dat je je echtgenoot verloren hebt en een vreemde teruggekregen
in zijn plaats?”
„Neen, dat voel ik niet. Integendeel, het is mij, alsof ik een
echtgenoot heb verloren, die genoeg van mij begon te krijgen en,
dat ik mijn verliefden bruidegom teruggekregen heb van voor zes
jaren. O, Giff, mijn schat, het is wonderlijk.... verschrikkelijk.. ..
zoo ontzettend als je maar wilt. Maar zie je niet in, hoe heerlijk
het ook is? Het verklaart alles, wat ik gevoeld heb van het
eerste oogenblik, dat ik je zag. Ik wist, dat er een geheimzinnige
verandering in je gekomen was, maar ik had er geen idee van,
hoe groot die is.... hoe verrukkelijk! De laatste ellendige twee
aren schijnen uitgewischt te zijn... . verdwenen als een mist in de
zon. Je oogen stralen al je liefde voor mij uit. O, Giff, je hebt
sedert jaren mij niet zoo in je armen gekneld, mij gekust, mijn ziel
tot je eigen gemaakt als nu.”
Haar stem beefde. Gifford sloeg de armen om haar heen en
drukte haar aan zijn hart. Het leek hem alsof zij in een soort van
paradijs waren.
HOOFDSTUK 7
De dag brak aan en werd .verwelkomd door een koor van
vogels, want in deze streken is de zomer slechts een volheid van
lente. Op dat groene schiereiland vermengt zich de zeebries met
de geuren van pijnboomen en bloeiend struikgewas. Drogend
zeewier en de zoute uitwasemingen van het zeewater vereenigen
zich tot een verzachtend slaapmiddel.
Een kerkklok luidde in de verte en deed Gifford ontwaken.
Langzaam en aangenaam was die ontwaking van elke levenscel,
iedere zenuw in hem; het was de geest die tot bewustzijn komt
eer het lichaam ontwaakt en die alles om zich heen beschouwt,
zonder dat de lichamelijke afleiding hem stoort.
Hij was benieuwd of iets van zijn geheugen tot hem terug
gekomen was gedurende de donkere uren, die toch voor hem zoo
heerlijk waren. Gifford gevoelde zich verheugd, dat het niet het
geval was.
Hij dacht, dat Drusil nog sliep, maar toen hij zich voorzichtig
in haar richting omkeerde om beter haar schoonheid te bewonderen,
werden haar armen opgeheven en zijn hoofd naar haar boezem
getrokken, totdat hun lippen elkander ontmoetten.
„Gifford, schat, is het teruggekomen?”
„Geheugen ?”
„Ja.” Haar stem was angstig.
„Neen, lieveling.”
21
|