Panorama

Blad 
 van 2380
Records 11736 tot 11740 van 11897
Nummer
1929, nr. 41, 12 okt. 1929
Blad
21
Tekst
PANORAMA No. 41 12 OCTOBER „Maar Pa/' zei ze, „wat is dat voor ’n raar goed! ’t Is blauw!** „Ja/* zei Pa, „’t is blauw, hè? Dat is nou een uitvinding van m’n eigen. Het ziet er een beetje gek uit, maar ik wed met je om een zijen jurk, dat de kippen er van gaan leggen. Ik heb niet voor niets veertig jaar lang kippen gehouden! Je moet op ze letten, Sal, en over ze nadenken. Waarom legt een kip niet bij koud weer? Omdat ’t weer de kip koud maakt. Hier worden ze warm van. Probeer 't maar ’ns. Geef ze ieder een theelepeltje vol, en je zult zien dat ze leggen.” „Ik geloof er geen snars van,” snauwde Sally, „en ik houd u aan uw woord met die zijen jurk, zoowaar als ik Briggs heet.” Maar ze gaf den hoenders den volgenden dag de voorgeschreven portie. Toen Pa Briggs dien avond zijn pijp uitklopte en opstond van zijn stoel in den winkel van Rogers, toen zei hij: „Rogers, heb je ook behoorlijk versche eieren in huis, — eieren die je kunt aanbevelen?” „Ja zeker,” zei Rogers met een grijns, „dus je krachtvoer helpt niet?” Pa grinnikte. „’t Is aan ’t werken,” zei hij, „en je kunt me een dozijn van die eieren geven. Maar denk erom, je hoeft ’t niet aan Sally te vertellen.” Rogers lachtte. „Alles veilig,” zei hij. Pa stopte den zak met eieren weg achter de beschuitkist en stak er drie in zijn zak. Toen hij zijn woning bereikte, sloop hij stil om het huis heen en legde de drie eieren in drie nesten. Toen ging hij naar binnen. Den volgenden morgen begroette Sally hem met een glimlach. „Eieren vandaag, Pa,” zei ze. „Dat kippenvoer werkt prachtig. Ik heb er drie!” Pa sloeg zonder commentaar aan ’t eten en sprak eerst toen hij er twee ophad, „’t Is een genot, weer eieren te hebben,” zei hij. Dien avond en den volgenden avond legde hij weer drie eieren neer, als voren. Den derden morgen zei Sally: „’t Is toch gek met de kippen, Pa; ze leggen, maar ze kakelen er niet bij, zooals een kip toch hoort te doen als ie een ei gelegd heeft.” Pa aarzelde even. „’t Is zoo koud,” zei hij, „daar zal ’t wel van komen.” Ongeveer ’n week later zei Sally: „Heusch Pa, van die kippen begrijp ik niks. Ze leggen net zoo geregeld als in den zomer, zonder dat ze ooit kakelen of druk doen, —* en ’t gekste is, dat ze precies iederen dag drie eieren leggen, dat vind ik onnatuurlijk.” Dien avond legde Pa Briggs vier eieren in de nesten, en den volgenden avond vijf, en toen drie, en het gevaar, waarin zijn list geraakt was, bleek overwonnen. Op een morgen echter veroorzaakte Sally nieuwen schrik door te zeggen: „Pa, ik kan uit die kippen niet wijs worden. Ze blijven alsmaar leggen, maar ineens geven ze geeneen fatsoenlijk groot ei meer, zooals ze gewoon waren, en nou leggen ze allemaal kleintjes, niet grooter dan van een Bantammer.” Pa krabde zich achter de ooren. „Je zult moeten toegeven, Sally, dat ’t voor een kip een heele prestatie is, om bij zulk weer te blijven leggen, en ik ben al blij, dat ze nog iets geven. Maar geef ze ’ns een beetje meer van dat krachtvoer, misschien doen ze ’t dan weer beter.” „Ja, dat kon wel,” zei Sally. „’t Is gewoon een wonder, Pa. ’t Zou me niets verwonderen, als ze eendeneieren gingen leggen, als ik ze maar genoeg van dat voer geef.” Pa keek speurend naar haar gezicht, maar het stond broodonschuldig. Nee, ze vermoedde niets. Den volgenden dag waren de eieren weer van de gewone afmeting. „Het is toch een zegen, als je kippen hebt die leggen.” zei ze weer op een dag. „Ik heb vanmorgen een half dozijntje naar mevrouw van den dominee gebracht, en ze was zóó blij! Ze zei, dat het zoo n zegen was om weer eens versche eieren te proeven. Ze werd ziek van dat rare tuig, dat ze bij Rogers kocht. Ze was vreeselijk dankbaar.” Zoowat 'n week later zei ze: „Die kippen van ons zijn ’t toppunt, Pa. Een week geleden was dat kippenvoer op, en ze hebben van toen af geen korrel meer gehad, en toch blijven ze maar aan ’t leggen. Ik kan er geen touw aan vast knoopen.” Pa zat te kronkelen in zijn stoel. „Oei, oei, Sally,” zei hij, „dat moet je niet doen! Geef ze d’r maar flink van, ze verdienen ’t. Als jij ophoudt met voeren houden zij op met leggen, en wat gauw ook. De werking van dat goedje duurt nooit langer dan twee weken. Nee,” bedacht hij zich, „tien dagen is de langste tijd, die ik heb meegemaakt.” Evenveel genot als Pa Briggs had van zijn eieren bij 't ontbijt, evenveel schik had hij met Rogers over de list, en de kruidenier vond het ’n heelen toer, de voorgeschreven geheimhouding te bewaren. Het zou zoo’n goeie mop zijn om te vertellen. Maar Pa nam hem iederen dag onderhanden, en hij hield zich aan de afspraak. Op een Zondagmorgen kwam Pa beneden om te ontbijten en liet zich neer op zijn stoel. Sally bracht zijn koffie, en spek, en brood. „Je hebt de eieren vergeten, Sally,” vermaande Pa. „D’r zijn d’r geen vanmorgen,” zei Sally kortaf. Pa keek op en zag, dat haar mond heel strak stond. „Geen eieren?” vroeg hij bevend. „Neen,” zei ze beslist, „geen eieren! Ik kan gelooven dat kippen eieren leggen zonder te kakelen, en ik kan gelooven dat kippen den heelen winter eieren leggen, en en ik kan gelooven dat Plymouth Rocks Leghorn-eieren leggen en Shanghai-eieren en Bantam-eieren, Pa, maar als de kippen bedorven eieren beginnen te leggen, dan heb ik geen vertrouwen meer in kippen.” Pa Briggs lei zijn mes en vork neer. „Bedorven eieren?” kreet hij. „Ja bedorven eieren,” zei ze. „U en Rogers hadden een beetje beter uit moeten kijken.” Pa keerde zijn portie spek om en bekeek die critisch. „Zal ik de zijen japon in Franklin gaan halen of moet Rogers ’m maar bestellen?” vroeg Sally. Pa ging met de vingers door zijn haar, streek langs zijn baard en grinnikte toen schaapachtig. „’t Kan mij niet schelen waar je ’m vandaan haalt,” zei hij. HET ONTBIJT van de inlandsche familie in de Preanger. 19
PDF
Nummer
1929, nr. 41, 12 okt. 1929
Blad
22
Tekst
PANORAMA No. 41 12 OCTOBER De Wereld Over Indrukwekkend architectonisch schoon en pracht van monumenten en gehouwen in de steden treft ons dikwijls even sterk als de majesteit of de stille schoonheid der natuur. Men zal dit zonder voorbehoud onderschrijven, nu wij van tijd tot tijd foto’s zullen plaatsen van mooie stadsgezichten en deze serie openen met een opname van den verlichten dom te Berlijn. 20
PDF
Nummer
1929, nr. 41, 12 okt. 1929
Blad
23
Tekst
PANORAMA No. 41 12 OCTOBER T oen de kinderen verdwenen waren, zei Drusil: „Beste man, je moet nu werkelijk wat rusten. Er is zooveel, dat ik zou willen hooren.... hoe je zoo opeens bent opgestaan, je gekleed hebt en op die eigenaardige wijze bent weggeslopen. Dokter Mc Intyre vertelde mij niet veel, toen hij met mij telefoneerde. Alleen, dat je absoluut gezond en gaaf scheen te zijn, geheel normaal, behalve zekere groote gapingen in je geheugen. Kom mee en vertel mij er alles van, schat.” Zij sloeg den arm om hem heen en ging naar de trap. Terwijl zij die opklommen vroeg Gifford: „Hoe is het met dien kerel, die met mij in het vliegtuig was.” „Ned? O, die is alweer in orde, dank aan jou. Dat was weer juist iets voor jou, om hem ten koste van je eigen kans overboord te zetten. Ik vermoed, dat in zulk een crisis al wat natuurlijk is in den geest van sommige menschen aan het werk gaat en dat hij dan niet denkt aan vrouw of kinderen.... een soort van instinct, eigenlijk een Beau Geste.” „Daar ben ik niet zeker van,” antwoordde Gifford. „Mijn leven schijnt te bestaan uit Beaux Gestes, en andere.... die niet zoo mooi zijn.” „Waar heb je toch die nieuwe stem opgedaan. ... zoo flink en zoo helder? En hoeveel heb je inderdaad vergeten?” „Meer, dan je met mogelijkheid kunt beseffen, Drusil, dan je misschien zou kunnen gelooven. Dit alles is geheel nieuw voor mij: ik zie dit huis en alles, wat daarin is voor de eerste maal.” „Dat is toch niet waar, Gifford!” Zij hield stil boven aan de trap. „Hoe kon je je huis en je omgeving vergeten en zelfs je niet herinneren wat wij zijn— en je zelf... ? Waar is dokter Mc Intyre?” „Hij vond het beter mij achter te laten aan de poort en ging naar het hotel om niet den indruk te geven, dat ik teruggebracht werd door een specialist. Er stonden eenige reporters aan de huisdeur. Ik heb hun alleen verteld wat geschikt was om gedrukt te worden. Ik denk niet, dat een van hen mij als normaal beschouwde.” „Welk gedeelte van je, Giff?” Drusil bleef staan aan de deur van hun slaapkamer en keek strak in zijn gezicht. „Wat heb je achter gelaten, lieveling?” Gifford duwde haar zachtjes de kamer in, ging achter haar binnen en sloot de deur. Drusil draaide zich om en keek hem verschrikt aan. „Giff, weet je wel, dat je nu precies bent als direct na ons trouwen ? De uitdrukking van je gezicht, de blik in je oogen, teeder en vurig, de klank van je stem en zelfs de manier, waarop je spreekt. Er is dezelfde beslistheid over je, die noch scherp, noch snoevend is. Ik bemerkte het op hetzelfde oogenblik, dat je met Kenny sprak. Het was als een echo van mijn Giff van jaren geleden.” „Dat juist teekent mij geheel, Drusil. Ik ben een echo. Je moet je voorbereiden op een schok of misschien is het beter voor je niet voorbereid te zijn. ... ik herinner mij niet het minste van hetgeen ik gezien, gedaan of gekend heb sedert dat ongeluk op het poloveld jaren en jaren geleden.... eer ik je ontmoette.” Drusil ontving die verklaring zooals men zou kunnen verwachten, dat is, dat haar geest die enkel gedeeltelijk kon ontvangen en verwerken. En zelfs dat gedeelte werd niet geheel aangenomen als de waarheid. Zij zag er meer beteuterd dan verschrikt uit, maar tot Gifford's grenzelooze verlichting leek zij niet erg terneer geslagen. „Maar Giff,” protesteerde zij, „als dat inderdaad waar is, hoe kon je dan mij en de kinderen je herinneren?” „Drusil, ik herinner mij niets. Ik zou je dat niet zoo willen zeggen, maar ik zie duidelijk in, dat ik het moet doen. Maar het is werkelijk niet zoo erg als je denkt. Geestelijk ben je een volkomen onbekende voor mij, maar het schijnt, dat ik in mijn hart mij je herinner.” „Maar de kinderen?” „Op dezelfde wijze. Ik speelde geen rol zooeven, toen ik jelui drieën beneden ontmoette. Maar in jouw geval was het verschillend. Ik was pas tot bewustzijn gekomen, toen je met de verpleegster of directrice in mijn kamer in het ziekenhuis bent gekomen. Ik deed of ik niet bij kennis was, om iets te hooren over hetgeen er gebeurd was. Ik beschouwde je, terwijl je daar aan het venster zat, terwijl ik er volstrekt geen idee van had, wie je was, mij niet eens herinnerde je ooit in mijn leven gezien te hebben. Maar mijn hart wendde zich op dat oogenblik tot je en ik werd verliefd op je.” „Maar, Giff, dat is ongehoord, nauwelijks te gelooven. En waarom stond je toen op, kleedde je aan en sloop weg?” „Omdat ik je hoorde spreken over je echtgenoot. Ik dacht natuurlijk, dat dat iemand anders was. Pas toen ik dokter Mc Intyre sprak, hoorde ik, dat ik zeven jaar van mijn leven verloren heb. Alles, wat in dien tijd gebeurde, is als een onbeschreven blad voor mij.... Maar toen je daar zat en ik naar je keek en naar je stem luisterde, toen ontwaakte mijn liefde voor je.” In plaats van schrik, verslagenheid, afzijdigheid te toonen, riep Drusil verrukt uit: „Maar, Giff, als dat waar is, dan ben je weer voor mij, zooals je was op den dag, dat wij trouwden!” „Drusil, je bent dus niet met afschuw vervuld? Je beseft niet, dat je je echtgenoot verloren hebt en een vreemde teruggekregen in zijn plaats?” „Neen, dat voel ik niet. Integendeel, het is mij, alsof ik een echtgenoot heb verloren, die genoeg van mij begon te krijgen en, dat ik mijn verliefden bruidegom teruggekregen heb van voor zes jaren. O, Giff, mijn schat, het is wonderlijk.... verschrikkelijk.. .. zoo ontzettend als je maar wilt. Maar zie je niet in, hoe heerlijk het ook is? Het verklaart alles, wat ik gevoeld heb van het eerste oogenblik, dat ik je zag. Ik wist, dat er een geheimzinnige verandering in je gekomen was, maar ik had er geen idee van, hoe groot die is.... hoe verrukkelijk! De laatste ellendige twee aren schijnen uitgewischt te zijn... . verdwenen als een mist in de zon. Je oogen stralen al je liefde voor mij uit. O, Giff, je hebt sedert jaren mij niet zoo in je armen gekneld, mij gekust, mijn ziel tot je eigen gemaakt als nu.” Haar stem beefde. Gifford sloeg de armen om haar heen en drukte haar aan zijn hart. Het leek hem alsof zij in een soort van paradijs waren. HOOFDSTUK 7 De dag brak aan en werd .verwelkomd door een koor van vogels, want in deze streken is de zomer slechts een volheid van lente. Op dat groene schiereiland vermengt zich de zeebries met de geuren van pijnboomen en bloeiend struikgewas. Drogend zeewier en de zoute uitwasemingen van het zeewater vereenigen zich tot een verzachtend slaapmiddel. Een kerkklok luidde in de verte en deed Gifford ontwaken. Langzaam en aangenaam was die ontwaking van elke levenscel, iedere zenuw in hem; het was de geest die tot bewustzijn komt eer het lichaam ontwaakt en die alles om zich heen beschouwt, zonder dat de lichamelijke afleiding hem stoort. Hij was benieuwd of iets van zijn geheugen tot hem terug gekomen was gedurende de donkere uren, die toch voor hem zoo heerlijk waren. Gifford gevoelde zich verheugd, dat het niet het geval was. Hij dacht, dat Drusil nog sliep, maar toen hij zich voorzichtig in haar richting omkeerde om beter haar schoonheid te bewonderen, werden haar armen opgeheven en zijn hoofd naar haar boezem getrokken, totdat hun lippen elkander ontmoetten. „Gifford, schat, is het teruggekomen?” „Geheugen ?” „Ja.” Haar stem was angstig. „Neen, lieveling.” 21
PDF
Nummer
1929, nr. 41, 12 okt. 1929
Blad
24
Tekst
PANORAMA No. 41 12 OCTOBER „Daar ben ik blij om. Het is beter zoo. Och, eigenlijk zijn herinneringen slechts zoet om hetgeen er aan vast zit. Den heelen nacht heb ik de vrees gevoeld, dat ik zou wakker worden en dat het allemaal maar een droom zou blijken te zijn.. . . maar, dat je mij zóó bemint.. . . zooals voorheen.” „Drusil, het zou nu geen verschil meer uitmaken. Het zou hetzelfde zijn of ik mij iets herinnerde of niet. Het is niet alleen het verlies van geheugen, er is een heeleboel gewonnen.” „Toch ben ik bang geweest,” fluisterde zij. Dus hier, dacht Gifford, was een nieuw wonder. Drusil, in plaats van die verloren herinneringen te betreuren, was er blij om en vreesde alleen, dat zij weer ontwaken zouden. Wie zou dat hebben durven voorzien? Zeker niet dokter Mc Intyre, die beroemde specialist in zielsziekten. Maar hij had niet alles geweten. Of als hij het vermoed had, was hij een zeer handig man. „Dat donkere punt,” hernam Gifford, „zal wel eenige bezwaren meebrengen. Ik weet geen sikkepit van die groote zaak van mij. En wat erger is, ik ben er niet zeker van, dat ik er iets om geef. Als er niets tusschenbeide komt, wil ik die ook voor goed opgeven.” „Latenwij dan hopen, dat er niets gebeurt,” fluisterde Drusil. „Ik heb die zaak al zoo lang verafschuwd.” „Maar,” ging Gifford voort, „ik voel mij eigenlijk als een bedrieger. Wat is mijn toorn waard tegen die portretten en die andere dingen ginder, als ik er hoegenaamd geen gezegende.... of liever vloekwaardige herinnering aan heb. En toch heb ik dat alles voor goed vaarwel gezegd.” „Weet je wat mij vannacht in de gedachten kwam ?” „Wat dan?” vroeg Gifford angstig. „Ik geloof, Giff, dat die verandering al over je is gekomen voor je val. Het kan gekomen zijn, toen je in het vliegtuig bemerkte, dat Ned stomdronken was en dat het vliegtuig niet meer naar het stuur luisterde. Misschien heb je toen gevoeld. dat je niet levend uit dat avontuur zou komen en had je een van die openbaringen, zooals dikwijls voorkomt bij drenkelingen, eer zij voor goed zinken. De duistere gordijnen waren op zij geschoven en je zag de dingen zooals ze waren. Je kreeg het begrip van hetgeen inderdaad waarde heeft. ... je liefde voor mij, en de mijne voor jou en de liefde die wij voor onze kinderen hebben.... Dat alles verhief zich boven de hartstochten, die je verstrikt hadden. Misschien heb je toen in je hart een soort van overeenkomst gesloten, een offer gebracht, een belofte gedaan.” „Je zegt het beter, dan ik het zou kunnen doen. Drusil. Maar me dunkt, er is toch verschil in mijn zienswijze. Ik denk, dat, toen ik je brief kreeg, ik tot inkeer kwam, dat toen mijn besef van den waren toestand helder werd en ik daarom mijn belofte om niet meer te vliegen verbrak. Ik heb toen misschien begrepen, dat je op het punt stond mij te verlaten. Later in het vliegtuig kwam het allemaal over mij zooals je daar beschreven hebt. Ik geloof, dat .... De dag brak aan .. .. ik je tot den dood toe beminde, toen ik uit de hoogte neerviel om te sterven, als God mij niet te hulp kwam en dat ik tot bewustzijn kwam in dien zelfden geestestoestand.” „Zoo is het, Gifford; je bent nu weer geheel mijn echtgenoot van zes jaar geleden. Toen had ik je lief, maar nu veel meer. Mijn liefde is dieper, sterker, vuriger. Zoo ten minste voel ik het.” Toen dokter Mc Intyre dien middag in zijn auto stapte en wegreed, zat hij in diepe gedachten verzonken. Zijn dwaling, wat betreft Gifford, dat bemerkte hij nu, was groot geweest. Maar dat had alleen betrekking op zijn verkeerde opvatting van het soort van man, die Gifford geworden was vóór zijn ongeluk met het vliegtuig. Maar nu zag hij hem in den geest, zooals Gifford ’n tweetal weken geleden was. Iemand, die door de weelde bedorven is, door de genoegens van het leven verslapt, door zijn succes bij de dames verwijfd. De dokter dacht er over na, of er wel een karakter is, dat zulk een weelde ongehinderd kan verdragen.... jeugd, gezondheid, positie,rijkdom, eer, liefde en dat alles in de hoogste mate. Onder zulk een rijkdom was zijn persoonlijkheid verzwakt en nu kon de dokter zich ook voorstellen, welk voor soort man hij geworden was. Die typen had hij dikwijls ontmoet in zijn praktijk en er afkeer voor gevoeld, meer dan voor misdaad of wreedheid of oneer maar hij geloofde niet, dat Gifford door iets daarvan was besmet geworden. Neen, hij was alleen verslapt, hij had zijn mannelijk karakter verloren. Hij was een knappe, gezonde en in sommige opzichten een zeer betooverende man geworden, een mensch met weinig of geen geest.Was hij doorgegaan zooals hij zich gedroeg, dan zou hij mettertijd een man zijn geworden, die zich alleen bekommert over hetgeen zich bevindt tusschen zijn hoed en zijn schoenen. Maar nu waren die jaren van verslapping weggenomen met nog vijf jaren bovendien. Zij konden terugkeeren, hetzij langzamerhand, hetzij plotseling, en de kwestie was: Wat zou er dan gebeuren? Over dit probleem nadenkend, was de dokter geneigd overeen te stemmen met Drusil, die bij het einde van hun gesprek dien middag hartstochtelijk uitriep: „Ik verlang er niét naar, dat zijn geheugen terugkomt. Ik geef er niets om of zijn zaak te niet gaat, of zijn vrienden en bekenden zeggen, dat hij abnormaal is ten gevolge van het ongeluk. Misschien is hij dat, maar hij heeft iets in de plaats gekregen. Hij heeft terug ontvangen, hetgeen hij aan het verliezen was. ... zijn ziel!” De dokter kon haar niet laken. Hij glimlachte bij zichzelf, overwegende, dat Drusil hem de geheele waarheid niet had bekend. Welke vrouw zou niet den gemakzuchtigen, zelfzuchtigen echtgenoot van haar zevende huwelijksjaar willen verruilen voor den man van haar wittebroodsweken? (SZot) 22
PDF
Nummer
1929, nr. 41, 12 okt. 1929
Blad
25
Tekst
P A N O R A M A No. 4 1 12 O C T O B E R BOEK-SCHOUW DR. AL. SOLYMOSSY Hongaarsche sagen, sprookjes en legenden Uitgave W. J. Thicmc en Co. Zutphen r is één vorm van literatuur, van woordkunst, welk bijna iedereen zonder uitzondering, zelfs kinderen interesseert, n.1. die vorm waaraan o.a. Andersen zijn wereldnaam te danken heeft. Het is alleszins begrijpelijk. Sprookjes en legenden zijn dikwijls voorbeelden van goede tendenzliteratuur; ze zijn geschreven in frisschen geest, eenvoudig, kleurig, oorspronkelijk, terwijl het vaak treft hoe de volks-fantasie een verklaring zoekt voor de gebeurtenissen en toestanden, of nuchtere feiten en personen omweeft met sagen. Ieder volk heeft zijn eigen sagen-letterkunde. Bij de boeken over dit onderwerp van verschillende landen heeft Thieme thans de Hongaarsche sagen gevoegd. Het is een verzameling van historische sagen, sprookjes, volkshumor, van toovenaars en prachtige kasteelen, van koningszonen en badende prinsessen, die in zwanen veranderen, van helden en heksen, legenden over den duivel en figuren als Faust, enz. Een overzicht van de geschiedenis van Hongarije en een aanhangsel met bronvermelding zijn in het boek opgenomen, dat door de vele en mooi uitgevoerde illustraties veel ouderen, niet kinderen, in hun boekenkast zullen wenschen. WILLEM VAN REIJMERSWAEL Haagsche Satyren Uitgave v/d Haagsche Post XXZanneer ’t waar is, dat uitgevers ’n scherp ontwikkeld zesde zintuig bezitten om den smaak van het lezend publiek te leeren kennen, moet het genre poezie, dat men in de dag- en weekbladen vindt, tegenwoordig zeer gewild zijn. Voor en na worden deze versjes in boekvorm uitgegeven. De Haagsche Post heeft de laatste in de rij bezorgd — een verzameling van gedichten, welke de H. P.-zanger iedere week in dit blad laat verschijnen. Het is de gewone verzameling berijmde onderwerpen: eigenaardige verschijnselen in de hofstad, actualiteiten, politiek, natuurlijk ook de z.g. ruime gedachte over strandleven e.d., spottende gedichtjes, enz. Deze soort journalistieke poëzie is een aangename bladvulling tusschen artikelen en beschouwingen van een periodiek, doch in ’t algemeen vraagt men zich af, waarom men ze in boekvorm voor een later geslacht tracht te bewaren. De titel Haagsche Satyren doet ietwat belangwekkender aan dan de inhoud rechtvaardigt; in sommige verzen treft de scherpe opmerkingsgave van den zanger, een rake spotternij over belachelijke eigenaardigheden van menschen en toestanden, de geestige pointe in een enkel woord of zinnetje. J. MOINAT Voor zingende Kleintjes Uitgave W. J. Thieme. Zutphen gij de fa. Thieme te Zutphen zag deze tweede bundel 35 kinderliedjes met pianobegeleiding kort geleden het licht. Aan werkelijk goede kinderversjes als deze, eenvoudig van maat en wijs, maar toch aardig en variëerend van inhoud, bestaat nog altijd behoefte. Voor het onderricht van kinderzangklasjes, vooral dan wanneer men de beschikking heeft over piano of vleugel, kunnen deze liedjes uitstekend dienst doen. De meeste zijn in de gemakkelijkste toonaarden gehouden en de begeleiding, welke zich hierbij eenvoudig harmonieerend aanpast, zal wel zeer weinig moeilijkheden opleveren. BERICHT In het artikel van Maarten Dijk over de Strauss-familie heeft het drukfouten-duiveltje gespeeld met de juiste jaartallen uit de copie. De schrijver behandelde Strauss Sr., die geboren werd in 1804 en 80 jaar geleden op 45-jarigen leeftijd stierf. Strauss Sr. was het die in 1825, als 21 -jarige, zelfstandig met een dansorkest optrad, in 1833 op concert-tournée ging door Europa en in 1835 opdracht kreeg om de muziek der hofbals te verzorgen. Oude en Nieuwe Miniaturen Lodewijk XVI De ongelukkige en de landlooper ^ajische koning r Lodewijk XVI die met zijn bevallige koningin Marie Antoinette slachtoffer werd van de groote revolutie, gaf in de dagen van zijn glorie menigmaal blijk van groote minzaamheid jegens zijn onderdanen. Eens ontmoette hij, toen hij door Normandië reisde, een landlooper, die den koning aanstonds herkende en eerbiedig groette. De koning liet zijn reiswagen even stilstaan, en nu begon de landlooper te zingen: een loflied ter eere van Lodewijk den Zestienden. „Dat is heel mooi," sprak de koning. „U zingt wezenlijk heel goed. Wie heeft dat lied gemaakt?" „Een arme stakker, Uwe Majesteit, — ik zelf!" „U zelf? Is ’t heusch?" zei de koning. „Da capo! Da capo!" „Da capo? Wat beteekent dat?" vroeg de landlooper. „Dat beteekent: nog eens: of u ’t nóg eens wilt zingen." „Met genoegen!" was het antwoord en de strofen weerklonken opnieuw. De koning tastte onderwijl in zijn zak en beloonde den zanger met eenige goudstukken. De landlooper nam ze aan met zijn ééne hand en strekte tegelijk de andere uit, en zei met een hoffelijk glimlachje: „Da capo. Majesteit, da capo!" De koning had plezier in de gevatheid en voldeed eveneens aan het verzoek om herhaling van zijn nummer. ★ ★ ¥ Het beeld op het witte doek liet zien hoe een arme oude vrouw, verstooten door haar wreede kinderen, moe en droevig dwaalde langs den weg. De tragiek van het geval bracht tranen in de oogen eener goedgekleede vrouw, die met haar zoontje in een der frontloges zat. De knaap hoorde zijn moeder zachtjes snikken. „Huilt u maar niet ma," sprak het ventje troostend, „als ik groot ben, zal ik wel zorgen, dat u niet zoo naar het armenhuis gaat." „Niet lieveling? Wat zul jij dan doen?' „Ik zal u wegbrengen in een taxi " PROBLEMEN Alles betreffende deze rubriek te adresseeren aan: Den redai teur der rubriek ..Problemen' p.a. ..Panorama’ Stationsweg 34. Den Haag. OPLOSSINGEN DER PROBLEMEN VORIGE RUBRIEK I. (ƒ. Caroli.) Natuurlijk is dat mogelijk! Van drie eindjes maakte hij nl. één cigarette Doch nadat hij die cigarette opgerookt had. hield hij het eindje over. De rest is nu gemakkelijk. Zelfs restte hem, na het rooken der drie cigaretten, nog één „mégot". II. (Le Farceur) Ga — „G" „a" = „G" groot, „a" klein — „G" grand, „a" petit. De G wordt in het Fransch zacht uitgesproken, klinkt dus als j’ai. „a" petit klinkt, als men vlug spreekt, als appétit Ga kan dus uitgesproken worden als: J’ai grand appétit. III. fC. Kubbel) De stand was: Wit : Kg2, Db2, Pd7, pionnen c2, g5, gó. Zwart: Kc4, Pf2, pionnen g3, có, g7. 1. Db2—a3!? Als zwart nu den koning speelt, dan volgt steeds : 2. Da3—c5f met mat op den volgenden zet. En indien: L— , Pf2—e4, dan 2. Da3—b3*)* enz., terwijl tenslotte op 1. <—, c6—c5: 2. Da3: c5~|* enz. volgt. IV. (Herm. de Jongh) De stand was. Zwart 8, 11, 13, 14, 16, 18, 21, 24, 29. Wit: 2:2, 27, 28, 36, 37, 38, 39, 40, 50. Wit Zwart 1 50—45!! 21 : 34 2 28-23! 18 : 27 3 37-31 29 : 18 4 40 : 9 13 : 4 5 31 : 2! gewonnen. V. (H. Varenkamp) 9 dominosteenen. 15 • • ... / 15 15 15 23
PDF
Blad 
 van 2380
Records 11736 tot 11740 van 11897