Panorama

Blad 
 van 2380
Records 651 tot 655 van 11897
Nummer
1914, nr.15, 8 april 1914
Blad
06
Tekst
PANORAMA van de warme lucht in den oven door de gansche deegmassa heen en het snel bakken bevorderen. Handig worden de aldus bewerkte deegplaten, bij 5 of 6 tegelijk, op een plankje naar de eigenlijke bakkerij vervoerd en de werkman die ze brengt, legt ze, een voor een, op de houten plank waarmede de Paaschbrooden in den geweldig verhitten oven geschoven worden, op de gloeiende steenen, die tot het bakken dienen. Nauwelijks zijn ze er in, of de bakker, ditmaal met een ijzeren schop gewapend, haalt ze er weder uit, soms na ze even gekeerd te hebben. Maar de zoo juist beschreven handeling gaat zoo vliegensvlug, dat in den drukken arbeidstijd, de tweede helft van Maart, somtijds 70C mazoth per uur gebakken worden. En het hangt van de handigheid van den bakker af en van zijn geluk, of er niet al te veel verbranden, want dat gebeurt licht. Ten deele verbrande of beschadigde koeken worden uitgeschoten en in de bakkerij zelve worden de Paaschbrooden gestapeld in kartonnen doozen van verschillende grootte, die eenigszins aan hoedendoozen denken doen en die een hygiënische verpakking en een gemakkelijk vervoer waarborgen. Ofschoon van verschil in hoedanigheid geen sprake is, zijn er toch verschillende soorten van mazoth. Dit verschil, ook in prijs, zit in de dikte. Hoe dunner het Paaschbrood, des te meer voorzichtigheid vordert het bakken en des te hooger is de prijs, doch des te grooter natuurlijk ook het aantal dat men bij gelijk gewicht verkrijgt. De Nederlandsche mazohbakkers hebben een goeden roep; naar verschillende landen van Europa zenden zij tegen Paschen de producten van hun arbeid, het brooze en voor wie het belieft, smakelijke „brood der ellende”, dat tevens het brood was van de bevrijding uit de slavernij. Dit brood heb ik zien bereiden en ik kan u mijn eerewoord geven, lezer, dat er geen bloed van een christenkind aan het deeg werd toegevoegd. Gij zult mij tegemoet voeren, dat die verzekering voor u, beschaafde West-Europeaan, ten voile overbodig is. Dat gij nooit ofte nimmer eenig geloof hebt geslagen aan een uitvindsel van rassen- en geloofshaat, door tal van Pausen veroordeeld, door heel de geleerde wereld betwist, door de voorschriften der Joden zelven weersproken. Is de verzekering niettemin overbodig? Herinnert u, dat ook in onze dagen, ook in de twintigste eeuw, deze schandelijke beschuldiging nog telkens weer opduikt. Herinnert u het proces tegen den armen Beilis, te Kiew gevoerd. Denkt er aan hoe dit arme slachtoffer eener bodemlooze legende ternauwernood aan een tegen zijn leven gerichte gerechtelnke samenzwering ontkwam. Denkt aan Beilis, wanneer uw joodsche vriend of buurman u van zijn Paaschbrood biedt! Want aan dezen armen Russischen Jood is de oude gelofte voltrokken. Hij toeft thans op Zion's bodem, in het land dat de Eeuwige zijnen voorzaten toegezworen heeft. Ook hij is uitgetogen uit een Egypte, uit de slavernij van eer Pharao. Vele jaren achtereen heeft hij, op het Paaschfeest, het uitgeroepen: „Dit is het brood der ellende, dat onze voorouders in het land Egypte gegeten hebben. Elk die honger heeft, kome en ete, elk die het van noode heeft, kome om het Paaschfeest mede te vieren. Dit jaar hier, het komende jaar in het land van Israël; dit jaar in dienstbaarheid, het komende jaar vrije lieden.” Als vrij man begint Beilis, eens het slachtoffer der bloedbeschuldiging, een nieuw leven op Palestinensischen bodem. Hij viert er het Paaschfeest, Ter verzending gereed, het feest der bevrijding, het feest der ongezuurde brooden. (De bij dit artikel behoorende foto’s, van J. B. Hijmans, den Haag, zijn genomen in de Haagsche bakkerij van den heer S. Koekoek). Op de boerderij wordt elk plekje ijverig nagezocht. (Foto's Vreedenburgh). OVER PAASCHEIEREN H OE goed herinner ik me nog de feeststemming van Tweeden Paaschdag uit den tijd dat ik ’n joggie van ’n jaar of acht, negen was! Dan hadden we, zooals bij alle menschen in ’t dorp, geen middageten, maar ’n koude tafel en daarop waren eieren de hoofdschotel waarvan je er dien eenen dag in het jaar net zooveel eten mocht als je wou. Sakkerloot, wat ’n plannen maakte je dan ! En ’s morgens trok je er met een troepje meisjes en jongens op uit, weiden en duinen in om tegen twaalf uur alvast ’n stuk of wat eieren, gekleurde eieren, op te eten plus een hoeveelheid noten en sinaasappelen. Je ravotte en stoeide; kwam doodmoe thuis; dacht nog wel tien eieren te kunnen verorberen, maar bleef bij het derde steken. En ging een uur vroeger, slaperig en met een zware maag naar bed .... De eieren worden „opgepoetst” ’n Doodeenvoudige Paaschviering, maar toch een viering. Waarom je het deed — je dacht er niet aan. En als je eens ’n enkele keer, op later leeftijd, vroeg waarom toch met Paschen altijd eieren werden gegeten dan was ’.t nuchtere antwoord : „omdat het gewoonte is” of „omdat er dan zooveel zijn.” - ’n Onbevredigend antwoord, als je naar een reden zoekt. Ja, veel zijn er en gewoonte is het. Maar vanwaar die gewoonte ? De uitleg die verschillende navorschers aan dq onafscheidelijkheid van Paschen en eieren geven, is verschillend. Zoo verschillend, dat de gedachte gewettigd is,dat die gewoonte inderdaad baar oorsprong vond in het eenvoudige feit van groote productie, samengaande met voorjaarsfeesten annex overvloedige maaltijden en dat daaraan later een symbolische beteekenis gegeven werd. Niettemin blijft het interessant om na te gaan in welk verband in den loop der tijden de eieren tot het Paaschfeest gestaan hebben. Er bestond n.1. reeds verband lang voor het Paaschfeest als christelijk feest werd ingesteld. In den Chineeschen staat Kingstu, 700 j. v. Christus, werden op een feest „voor de herleving van de natuur door de voorjaarszon” voornamelijk eieren genuttigd gedurende drie dagen. Men gaf ze elkaar ten geschenke en kleurde ze veelal blauw, rood of bont. Dit gebruik bestond nog onder de Tang-dynastie (618—907 na Chr.). Ook bij andere volkeren bestond een dergelijk > gebruik, zoodat, toen de Kerk aan het voorjaarsfeest de christelijke beteekenis van het Paaschfeest gaf, ook het ei gekerstend werd. Er werd zelfs een zekere symboliek aan gegeven : de opstanding van het nieuwe leven uit het donkere omhulsel; een verklaring, die overeenstemt met het ontwakende natuurleven in het voorjaar. Op zeer veel plaatsen en in zeer veel streken werden de Paascheieren versierd. Inspireerde de gewijde symboliek daartoe of lokte de vorm en de zucht om een geschenk zoo mooi mogelijk te maken tot decoreeren uit ? Wij laten die vraag in ’t midden, ’n Feit is, dat die versiering veelvuldig voorkomt. Rood vooral is de geliefkoosde kleur en daaraan zijn tal van legenden verbonden. Een daarvan zegt dat de roode Paascheieren (die bovenal in Rusland buitengewoon in zwang zijn) de herinnering wekken aan de bloeddruppels van Christus, die uit zijn wonden op den grond vielen en daar stolden. De versiering heeft zich echter niet bepaald tot kleuren alleen, doch heeft zich uitgestrekt tot min of meer bewerOp de eierenmarkt te ©arneveld, waar tegen paschen wekelijks pl. 300.000 eieren worden verkocht. (Zie vervolg- op pagina 9)„
PDF
Nummer
1914, nr.15, 8 april 1914
Blad
07
Tekst
MAGAZL/NENvan moderne HEQREN-ÊRKINDËRKLEEDING AMSTERDAM W.P^A AmsterdamW.P. vertr. 8.37v.m., 1.48en4.00n.m. k. NIET op Zonen Feestdagen. 3 Verbindingen dagelijks^z*" in « ruim % uur Rotterdam M. vertr. 8.30 v.m., 12.00 en 4.00 n.m. "ROTTERDAM MAAS SANOGRES, de Moderne Keuken KOKEN ZONDER WATER EN BRADEN ZONDER VET. N.V. Maatschappij SANOGRES, Nijmegen, Tel. 1541. Fa. Becht & Dyserink, Stadhouderskade 80, Amsterdam. Tel. Z1133. Fa. H. W. van Brakel & Zoon, Piet Heinstr. 15, den Haag. Tel. 1767. Fa. Wed. Kraus, Rotterdam, Hoogstraat 181, Tel. 2366. „SANOGRES OVERTREFT IEDER FORNUIS.” NAAMLOOZE VENNOOTSCHAP A. J. NU SS, Amsterdam. Kantoor-, Schilder- en Teekenbehoetlen. Reguliersbreestraat 30-32. — Tel. 557. Paleisstraat 17. - Tel. 9048. - Raadhuisstr. 43. Kantoorboekenïabriek. Vulpenhouders alle Systemen. Boek- en^Steendrukkerij. Eau „Castello” (MOURA - PORTUGAL) Krachtdadig bij lever-, blaasen nierziekten. Zeer versterkend en zuiver voor de Maag. Men kan het enkel gebruiken en wordt een heerlijke drank wanneer men het aanC. JAMIN GROOTSTE SORTEERING PAASCHARTIKELEN in onze 90 Filialen voorhanden LEZWIJN & EIGEMAN, Kassiers en Commissionnairs in Effecten. Telefoon No. 407, LEIDEN. DE LOCHEMSCHE COOP. ZUIVELFABRIEK verzendt haar prima ROOMBOTER direct aan consumenten, door het geheele Rijk. Depót te AMSTERDAM: DE CLERCQSTRAAT 9. mengt met melk, cit r o e n, S i r o o p, W ij n, Cognac, Whiskey etc. Generaal- Vert. voor Nederland. N.V. v. h. Henri Sanders 22 Heerengracht, Amsterdam. Depóthouder'. Henri Sanders, Apotheker, Rokin 8, Amsterdam. GOODRICH-Banden. Gebr. DE WILDE, Rubber, AMSTERDAM.
PDF
Nummer
1914, nr.15, 8 april 1914
Blad
08
Tekst
Groeneveld, Ruempol & C°. Telefoonnummers 4827 en 10421. Telegram-Adres: Prins Hendrikkade 68. AMSTERDAM. Electro-Techniseh Bureau. VELDRUM. „DE PHOENIX” AMEUBLEMENTEN 446 HEERENGRACHT 76 DAMRAK AMSTERDAM Kaiser Friedrich Bad. Nieuw Stedelijk Badhuis en Inhalatorium. KOPERWERK VAN DE ATELIERS „CUPRERA” s-Gravenhage, Nieuwe Molstraat 6-8. Tel. 826 Wij hebben de eer (J mede te deelen, dat onze nieuwe fabriek met toonzaal en modelkamers einde Maart werd geopend Belangstellenden noodigen wij beleefd tot een bezoek uit. Hollandsche Industrie, eigen ontwerp en fabrikaat. Catalogus E wordt op aanvraag franco toegezonden DE DIRECTIE Stoomboot-Maatschappij „CARSJENS - Leiden :: NAAR DE KAGER- & BRAASSEMERMEREN :: Specialiteiten. Nieuw Radium Emanatorium. Seizoen het geheele jaar. Prachtig Kurhaus. Muziekfeesten, Opera, Theater. Gr. Paardenrennen, Golfen Tennis.Bevoorrechte woonplaats. Prosp. en Hotellysten bij het Stadt Verkehrsbur. en Internat. Verkeersbur., Raadhuisstr. 16, Amsterdam en den Haag, Papestraat 5. Heete Zoutbronnen 65,7° C. Alle moderne Geneesmethoden. Onovertroffen resultaten bh Jicht en Rheumaflek» Gewrichtsziekten, Beenbreuken, Verlammingen, Zenuwziekten, Ademhalings- en Spysverteringsziekten; voor heistelzoekenden enz. Talrjjke Badinrichtingen en Sanatoria. Wereldbekende Voornaamste Kuur- en Badplaats. Hotel en Badhuis van NAQQAIIFDI-I O F- Tl,mWr den allereersten rang. ■ » ** AA vJ EZ- IN b1 \z I ■ Grootendeels op bit Zuiden geleien. Prospectus Intern. Verkeersbureau Amsterdam, Raadhuisstraat 16. — Den Haag, Papestraat 5. HOTEL FÜRSTENHOF. Isten Rang. Mooiste ligging tegenover het Park en Kurhaus. Alle moderne comfort. Thermaalbaden op elke etage. Kamers vanaf M. 3.— ; m. pension M. 8.—. HOTEL ENGLISCHER HOF. T.o Kochbr. Mod. inger. Kamers met str. koud en waim Kurhotel 1 en R. water. Privé-bad v Kochbrunnen badh. bron- en zoet water BADHUIS-HOTEL KAISERBAD. - Wilhelmstr. 48. T.o. het Kurpark. Baden met directe leiding der Therm.- w.bron.Geïll. prosp. Eigen. E. Schuster HOTEL INPEIL, Tegenover Kurpark, Sonnenoergerstrasse. Naby Kurhaus. Het hotel ligt aan alle zijden vrij in eigen tuin. Thermaal- en Koolzuurbaden op elke etage. Centrale verwarming. Lift. Kamers vanaf M. 3.—. Pension vanaf M. 8.50. VILLA - Vanoudsbek.HotelMADPABflTlH Alle comfort Eig. lïlAllllAliL 111A, H. R. FREY. Prosp Priv. Hotel Pens. I R. Verkeers-Bureau : b. h. Kurhaus. Amsterd —Haag Pension Villa Paulinenstr. 4. nabij *t Kurhaus. Baden, alle comf. Diëetkuren. Pens, vanaf M. 6.—. Ook i.d. winter druk bez. tegen verm. prijzen. Heete Bron-Badhuis, met directe leiding van de heete bion In elke kam. telef.. waschtafel m. koud en warm water. Talrijke slaapkamers m. privé-bad voor heete bronnen en zoetw.-baden op elke etage. Alle baden volg. med. voorschr., evenals koud w. en Fango-beh. i.h. badh. HOTEL EN BADHUIS REICHS-POST, Nicolasstr. 16-18, a. h. Hoofdstation. Kam. vanafM. 2.—; incl. Pension vanaf M. 6. Hotel v. Tour, en Kuurg. Badk. d lift i.verb.m.alle Et. REU» en BADHUIS len RANG. Wilhelmstr. 3-5. Kam. v.a. M. :
PDF
Nummer
1914, nr.15, 8 april 1914
Blad
09
Tekst
Op de eierenveiling staan honderden kisten gereed om electrisch geveild te worden. ‘Tegen paschen in het magazijn van een eierenhandelaar. £)e voorraad (1OOO per mond of kist) gaat binnen een week van de hand. 6n dit is slechts één handelaar. kelijke decoratie. In de luxueuse 18e eeuw bereikte dit wel zijn hoogtepunt. Toen ook was het de gewoonte in hooger kringen, zelfs aan het hof, dat er fraai versierde paascheieren werden uitgedeeld. Zooals op elk gebied was er toen ook hier overdaad. De eieren werden met goudversiersel overladen of met kostbare kleuren afwisselend getint. Zelfs kunstenaars van naam als Watteau wijdden er hun talent aan. Ondanks veel nasporingen mocht het ons echter niet gelukken een afbeelding hiervan machtig te worden. Wat overigens de uitdeeling van paascheieren betreft in de hoogere kringen, zoo wordt beweerd dat nu nog de Czaar deze gewoonte volgt. Trouwens in Rusland is dit gebruik van ’t geheel enorm verbreid. Millioenen eieren worden daar verhandeld tegen Paschen, meest versierd of minstens gekleurd. Zelfs de gevangenen krijgen ze ten geschenke ! In Polen worden de eieren door geestelijken gezegend. De versieringskunst wordt tegenwoordig nog beoefend in enkele streken in het O. van* Europa. In Ruthenië wijden de vrouwen in den Paaschtijd zich geheel aan deze kunst en zij bereiken daarin een merkwaardige hoogte. Het kruis en de ichtus zijn de meest voorkomende motieven. De techniek komt veel overeen met het batikken. De voorliefde voor Paascheieren heeft zich nog op andere wijze geuit en wel in allerlei Paaschspelen. In ons land is het „eiertikken” het meest in zwang geweest. In ’t begin van de 19e eeuw was dat in Gelderland nog een geliefkoosd Paaschspel. Het doel was, de eieren tegen elkaar tikkende, ze zoo lang mogelijk heel te houden. In Friesland had het „eiertrappen” plaats, dat hierin bestond, dat de mededingers over een rij eieren heen moesten stappen zonder ze stuk te trappen. In Duitschland had bijna ieder stadje zijn eigen Paaschviering, maar altijd waren daarmee eieren gemoeid. Ook de haas speelt in Duitschland een rol met Paschen. Men zegt daar dat de haas de eieren legt. Een steekhoudende verklaring is voor die legende nog niet gegeven. Het vermoeden bestaat, dat men den haas met het ei combineert als symbool van vruchtbaarheid, omdat hij als het meest vruchtbare dier geldt. In onzen tijd zijn nóg de eieren verbonden met het Paaschfeest. Meer dan een materieel verbond is dit echter niet, doch de populariteit is er daardoor niet minder op geworden. Integendeel, elk jaar schijnt zij toe te nemen. We hebben ons de moeite getroost om eens na te gaan wat er wel omgaat in Paascheieren. Dat wil zeggen in kippeneieren èn in „snoep-eieren”, want het scheelt niet veel of deze laatste steken de eerste naar de kroon. Om met de „echte” eieren te beginnen : in geen enkele maand van het jaar is de productiviteit zoo enorm als in den tijd tegen Paschen. Op boerderijen en in hoenderparken £)e suikereieren in wording „paaschmorgen”, (Foto Underivood & U.). wordt dan ook alles erop gezet om aan de nimmer verflauwende vraag te voldoen. Op de boerderijen wordt elk gaatje nagezocht, want de losloopende kippen hebben soms een eigen nest op de meest verborgen plaats waaruit dan op ’n gegeven moment ’n aantal eieren te voorschijn komt. In de hoenderparken zeult de jongen eiken dag ’n volle mand naar de schuren en daar worden dan onmiddellijk de eitjes schoongeveegd en gestempeld. Onze foto’s, genomen op het hoenderpark „Kralingen” en bij de groote eierenfirma van Zwet, geven van die drukte een goed beeld. En dan gaan ze naar de winkels van de stad of naar de veiling of eens in de week naar de markt. Van wat daar omgaat geven cijfers eenig begrip. De grootste markt is te Roermond. Daar worden in dezen tijd van het jaar per Tfoe de ,.snoep-eieren” gemaakt worden, dn vormen gegoten worden er duidenden per dag gereed gemaakt. week ongeveer zevenhonderdduizend eieren verkocht. En ... . geen enkel eitje daarvan blijft in Holland, ’t Is allemaal bestemd voor onze Duitsche buren. Maastricht volgt dan met ± 350.000 per week. Daarna Barneveld met 300.000, terwijl het aantal, dat Friesland produceert op circa 500.000 geschat wordt. Een paar jaar terug bevatte de N.R.Ct. een statistiekje van het aantal eieren destijds in R’dam tegen Paschen ingevoerd. Door grossiers ± H millioen; door boeren ± 400.000; op diverse verkoopplaatsen 200.000 zoodat rond 2 millioen paascheieren in R’dam zouden zijn verorberd ! En dan zijn er nog, zooals we reeds zeiden, de suikeren chocoladeeieren. Wat daarin omgaat is niet te becijferen. Daarvan krijgt men alleen een idee als men, zooals wij, bij de firma Jamin de fabricage gezien heeft. Dat is eenvoudig verbluffend. In een tiental ketels staat de gesmolten suiker- of chocoladebrei te koken. In groote tobben met koud water liggen honderden vormen. Op het aangewezen moment wordt uit de ketels een trechter met gesloten tuit volgegoten, vliegensvlug giet de werkman de vormen vol, wacht even en giet ze dan snel weer leeg nadat in dien tijd de buitenkant van het ei in den vorm gestold is. Zoo worden uit één stuk de holle eieren gegoten; de kleine opening wordr later gedicht. Dat is de massa-productie. Daarnaast bestaat ook de fijnere bewerking voor de luxe eieren. Door de welwillendheid van de firma Ringers waren we in de gelegenheid een keurige collectie bijeen te zien. We zagen er reuzeneieren van meer dan 40 cM. hoogte; we zagen er eieren met een fijne witte suikerversiering, uitgevoerd tot in de fijnste details; keurige mandjes met gevulde eieren enz. We zagen er ook het Duitsche paasch-overleverings-motief: den haas. En ons werd verzekerd, dat dit ook in Holland reeds ingang vond. Trouwens, de vraag naar sierlijke en fijn bewerkte Paaschstukken neemt meer en meer toe. Eigenaardig verschijnsel in onzen nivelleerenden tijd, waarin tal van gewoonten worden afgeschaft of verdwijnen, maar dat er tevens op wijst dat de mensch hecht aan viering. Want is au fond de Paaschvreugde uit mijn joggiestijd iets anders dan dit laatste geschenken-geven ? En is dit weer iets anders dan de tallooze uitingen op Paschen waarbij dan steeds weer Paascheieren een rol speelden ? ’t Is alles hetzelfde, slechts de karakteristiek verschilt. C. V. 6en stellede fraaie paascheieren.
PDF
Nummer
1914, nr.15, 8 april 1914
Blad
10
Tekst
TROUW TOT AAN DEN DOOD Es ist eine alte Geschichte, Doch bleibt sie immer neu. IJ waren in hetzelfde pension — als men hun. thuis ten minste met dien weidschen naam niet te veel eer aandeed — zij, de bescheidene, aardige winkeljuffrouw uit het groote bloemenmagazijn op den hoek van de hoofdstraat in een onzer academiesteden, hij, de jonge semi-arts, die door hard vossen en het geven van privaatlessen zijn doel moest trachten te bereiken. Gewoonlijk nam zij van haar medebewoners van het pension „Smit” zoo goed als geen notitie: ’t lag nu eenmaal niet in haar aard conversatie te houden met menschen, die ze slechts weinig kende, ook al woonden die dan met haar onder een zelfde dak. Ditmaal evenwel scheen er een uitzondering op til op dien reeds meerdere jaren stipt opgevolgden regel. Meermalen namelijk gebeurde het dat ze ’s avonds bij het naar huis gaan „meneer Zwart”, zooals de hospita „hem” destijds had voorgesteld voor zich uit zag gaan, en zonder dat ze het eigenlijk zelf recht wist, keek Henriëtte hem dan met belangstelling na. Er was iets in den jonkman dat haar interesseerde. Hij was zoo geheel anders dan studenten van het gewone type. Niets in hem of aan hem, dat den student verried. Niet dat opvallend drukke gedoe, geen opzichtig fladderende das of breedgerande in alle mogelijke bochten gewrongen flambard, geen kakelbont geruit costuum met hel gekleurde sokken en lakschoenen met veters van buitengewone breedte, zelfs geen abnormaal dikke wandelstok, niets van dat alles. Eenvoud scheen hem voor alles te bekoren, ja, die eenvoud in z’n kleeding naderde zelfs op een bedenkelijke wijze het schamele. Z’n broekspijpen vertoonden aan den onderkant minder sierlijke rafelige plekjes en de knoopen van z’n jas begonnen hier en daar leelijk te bungelen en neiging te vertoonen om afvallig te worden Het ging Henriëtte werkelijk aan het hart! Hoe gemakkelijk zou zij dat niet even kunnen opknappen! Een paar verloren oogenblikjes waren daarvoor meer dan voldoende! Maar hoe dat aan te leggen ? Daar zat ze op ’n avond over te piekeren, toen haar hospita haar met veel omhaal van woorden vertelde hoe ’n solied persoon die meneer Zwart toch wel was: die ging nooit ’s avonds uit, dronk niet, zat altijd maar te studeeren of voor dagbladen te schrijven om geld te verdienen voor zijn verdere studie! „Zouden wij dan z’n garderobe niet eens een beetje kunnen opknappen?” liet Henriëtte zich daarop ontvallen. „Ongemerkt natuurlijk en anders hebt u het gedaan, hoor!” Dat vond juffrouw Smit een echt leuk idee; meneer was het heusch best waard, maar zij zelf had er geen tijd voor, dus Henriëtte moest het naaiwerk doen. Zij zou dan wel zorgen dat broek en jas —- om te beginnen - een poosje van de voorkamer naar de achterkamer verhuisden, als meneer in bed lag. Zoo gezegd, zoo gedaan Een paar dagen later reeds had de verhuizing plaats Tot bij middernacht zat Henriëtte met pijnlijke accuratesse de studenteplunje te repareeren: elke knoop kreeg een beurt, elke naad werd nauw keurig onderzocht, de uitgerafelde broekspijpen zorgvuldig bijgewerkt, en ten slotte had ze er zelf schik in, dat alles er nu weer zoo knapjes uitzag. En dat was haar een voldoende beiooning voor de paar uurtjes, die ze er langer voor had moeten opblijven! ... „Ongemerkt natuurlijk en anders heeft u het gedaan !” luidde de overeenkomst met de hospita, maar juffrouw Smit deed in één opzicht voor geen enkele andere hospita onder: dergelijke afspraakjes en beloften gingen haar het eene oor in en het andere oor uit. Toen meneer Zwart dan ook aangenaam verrast door de metamorphose van z’n kleeding belangstellend informeerde aan wie hij die goedheid had te danken, flapte ze er onmiddellijk uit: „O, dat heeft juffrou w Henriëtte, die hier op de achterkamer woont, gisterenavond effen geleverd!” ’t Spreekt vanzelf, dat zulk een weldaad een persoonlijke dankbetuiging overwaard was en zoo werd dien zelfden avond aan Henriëtte’s deur geklopt. Op haar „binnen” trad „hij” op haar toe. Henriëtte werd vuurrood tot achter de ooren, begreep ineens: juffrouw Smit had geklapt! Eerst vond ze het gemeen, maar och, wat staK er eigenlijk ook in! Ze had er immers niets mee misdaan, dat zij een medemensch een kleinen dienst had bewezen, en met een luchtig: „Och meneer, spreekt u me toch niet van dank! Wat beteekent zoo’n kleinigheid voor een meisjeshand?” stuitte zij z’n vloed van welgemeende dankbetuiginkjes. De jonkman lachtte en toen hij Henriëtte daarbij vroolijk aankeek, zag hij in een paar oprechte, blauwe, zielvolle oogen, en zij ontdekte in de zijne dien warmen, openhartigen blik, die dadelijk vertrouwen wekt. Het ijs was gebroken, de vriendschap beklonken I . .. De eene dienst is den anderen waard, vond meneer Zwart, en daar Henriëtte graag las, leende hij haar af en toe eens een boek. Bij die gelegenheden bleven ze dan wel eens even saam praten, eerst veelal over boeken, die ze beiden kenden, later ook wel over henzelf, vertelden elkaar van hun leven en hetgeen achter hen lag, en omdat ze beiden meer leed dan lief op hun levenspad hadden ondervonden, voelden ze zich hoe langer zoo meer tot elkander aangetrokken, lotgenooten immers als het ware! Juffrouw Smit, de alziende en alwetende hospita, deed net alsof ze niets merkte van die vriendschap, maar zoo nu en dan moest ze toch eens een kleine toespeling maken, als ze met Henriëtte alleen was. „Misschien vindt u hier uw geluk nog, juffrouw!” was Shakespeare’s Hamlet bij Verkade. Links Ophelia, Enny Vrede, rechts Hamlet, Eduard Verkade. (Foto Couvee). het nu eens. „Opgepast nu, dan wordt u nog eens mevrouw!” luidde het dan weer. Henriëtte was echter van die opmerkingen heelemaal niet gediend. Van zoo iets was immers heelemaal geen sprake, ’t Was niets dan reine, zuivere vriendschap tusschen hen. Dan moest juffrouw Smit onwillekeurig lachen : ze kende dat soort vriendschap! En Henriëtte vroeg zich dan later zelf ook wel eens af. of niets dan louter vriendschap haar zoo bond aan haar buurman vóór, maar een recht antwoord op die vraag durfde zij nooit te geven. Ze wist nog niet. Zoo ging de zomer heen en de winter met z’n genoegens brak aan. Henriëtte had nog nooit een opera gezien, dat liet haar salaris niet toe, hoe dolgraag ze het ook zcu hebben gewild. Was het derhalve te verwonderen, daCzij met beide handen aangreep, toen haar broederlijke vriend haar voorstelde saam eens Faust te gaan zien? Een genotvolle avond volgde, meer nog wellicht door het gevoel, dat ze samen waren, dan door het spel. En op weg naar huis, arm in arm, herhaalden ze nog eens hoe mooi het toch wel was geweest. Thuis was alles donker, een lucifer moest het noodige licht verspreiden on de nauwe trap. Doch voor het eerste houtje knetterend was ontvlamd, voelde de jongeman een arm zachtkens om z’n hals geslagen en den warmen adem van een mond, die in zijn oor fluisterde: „Ik dank je hartelijk, George!” en zonder zich ook maar één oogenblik te bedenken, louter gehoor gevend aan een innerlijken aandrang, trok hij het meisje dicht naar zich toe en kuste haar langen innig. Enkele seconden lag ze zoo in z’n armen, bedwelmd als het ware, toen plotseling zich bezinnend; rukte zij zich heftig los en snelde zonder een woord meer te zeggen in het donker de trap op, naar haar kamer. 1 achend volgde hij haar, zich verheugend, dat eindelijk het oogenblik was gekomen, waarop alle twijfel was weggenomen: hun vriendschap verkeerd in groote, onmetelijk groote liefde. Hoe lachte hem nu ineens de toekomst tegen, de toekomst die zich anders vaak zoo zwart, zoo dreigend aan hem had voorgedaan.. . . Den volgenden dag liet Henriëtte zich heelemaal niet zien, ’s Avonds kwam ze ook niet op den gewonen tijd van haar winkel. Zou ze niet wel zijn ? Of. . . zou ze zich soms schamen, dat ze zich een oogenblik door haar gevoelens had laten overmeesteren ? Dat was niet noodig: voor liefde behoeft men zich immers niet te schamen? Juffrouw Smit kon hem maar gedeeltelijk uit den droom helpen: Henriëtte was dien middag op een ongewonen tijd thuis gekomen, erg zenuwachtig naar het scheen, had haar heele hebben en houden bijeengepakt en was heengegaan, zoo zij beweerde naar een familielid, dat plotseling ernstig ongesteld was geworden en haar had laten roepen. Wat moest hij daar nu wel van denken? Vertrokken, zonder een enkelen afscheidsgroet, zonder zelfs een lettertje voor hem achter te laten. Daar stak iets achter, dat hij moest zien gewaar te worden. Gejaagd vloog weldra zijn pen over het papier, opheldering vragend van hetgeen hem zoo duister leek. Aan haar winkel zou men haar adres wel weten, dus daaraan richtte hij zijn schrijven. Lang behoefde hij niet op antwoord te wachten. De volgende dag reeds bracht opheldering in dezen vorm : „Lieve George, Je vraagt me, waarom ik zoo overhaast en spoorloos ben verdwenen en ik wil je de ware reden daarvan niet verhelen. Ik weet nu, dat ik je zielslief heb en juist daarom moesten we scheiden: wij passen niet bij elkaar. Een arm meisje als ik kan niet de vrouw worden van een dokter, dat noemt de wereld „geen passende partij”. Het zou je in de achting van het groote publiek doen dalen, en tot dien prijs mag ik mijn geluk niet koopen. Ik dank je hartelijk voor je vriendschap, George! Wees gelukkig in je verder leven, daarvoor zal steeds bidden Henriëtte. P.S. Doe alsjeblieft geen moeite me weer te ontmoeten, want, heusch, dan zou ik genoodzaakt zijn, mijn betrekking vaarwel te zeggen, en je weet, dat dat het eenige is, waarvan ik moet leven.” Diep getroffen door die woorden, kwam de jonkman in opstand tegen de wereld, die niet hooren wil van een huwelijk uit liefde, niet anders wil dan het huwelijk beschouwen als een koop, niet vraagt öf de karakters van de betrokken partijen met elkaar overeenstemmen, maar alleen nauwkeurig weegt of de portemonnaie van de jonge menschen, die elkaar eeuwige trouw gaan zweren wel net even zwaar is. En aan den anderen kant moest hij Henriëtte bewonderen, die, met opoffering van haar eigen geluk, zoo resoluut den knoop had doorgehakt, zeggend: „Mijn plaats kan daar niet zijn, ik zal gaan 1” En het ergste van alles was, dat hij niet eens mocht trachten haar terug te krijgen, want hij wist maar al te goed, dat ze door geen macht ter wereld van haar zienswijze zou zijn af te brengen. Lang treurde hij over haar verlies, maar meer en meer bruisten de van alle kanten aanstormende golven des levens over haar beeld heen en ten slotte lag het nog slechts als een schaduw op den bodem zijner ziel. Verscheidene jaren waren sinds vervlogen. Henriëtte stond nog steeds achter de toonbank, zij het dan ook reeds lang in een andere zaak. Op zekeien dag bestelde men haar een schat van bloemen, die direct bezorgd moesten
PDF
Blad 
 van 2380
Records 651 tot 655 van 11897