|
STUKJES LEVEN
BUREN door D. MUSBACH coocon
OOR de drukke Amsterdamsche straten
liepen ze achter elkaar, Mevrouw Duinstra
met haar twee dochters. Suus, de oudste,
lang en mager, glipte behendig tusschen
de menschen door, trok Ma en Lien. haar
zuster, soms met ’n ruk aan hun arm, op
’t trottoir, omdat zij door het zenuwachtig gedoe
groote kans liepen om onder ’n tram of auto te komen.
In geen jaren waren ze in ’n drukke stad geweest,
wegsuffend in hun dorpje, waar de dagen sleepten,
sleepten in eenzelfde sleur.... Maar na den dood van
meneer Duinstra, die ontvanger was geweest op ’n dorp
in N.-Brabant, zou er ’n verandering komen, besloten ze
in Amsterdam te gaan wonen. Welja, ’t dorp verveelde,
jongelui waren er niet, Suus en Lien liepen reeds naar
de veertig . . . wie weet. . . wie weet. . .
Zoo peinsde Mevrouw met moederlijke zorg en toen
neef Bart en nicht Cato en tante Jet, kortom héél de
familie eenparig had verklaard, dat ze nu met de
meisjes wat afleiding moest nemen, toen was Mevrouw
Duinstra overgehaald en deed ze den zin van haar familie.
Naar Amsterdam dus!
Zoo dwaalden ze door de straten, zoekend naar ’n
woning; ze ondervonden het moeielijke om op goeden
stand een woning te vinden voor weinig geld. Ze sjouwden
trap op, trap af, keken met viezig opgetrokken neuzen
donkere portalen in, dachten aan frissche buitenlucht en
ruime villa’s ...
,,Jullie ook met dat doorzetten om naar Amsterdam
te willen!” snibde mevrouw die hijgend en blazend door
corpulentie voor den zooveelsten keer 'n trap afwaggelde.
„Gut Ma . . . U hebt ’t doorgezet.. . hoe is ’t nu
mogelijk. . . kijk ’s Suus wat ’n mooie winkel, zulke
goedkoope blouses . ..!”
Als losgebroken renden de dochters op ’n winkel toe?
vol verleidelijke koopjes; Suus sloeg wild met haar parapluie
heen en weer, ’n teeken dat Mevrouw ook moest komen,
doch kribbig, vermoeid, schudde mevrouw heftig neen,
liep zoekend naar huurbordjes verder.
„Wat ’n dag” huilde zij, toen de dochters met pakjes
beladen, zich weer bij haar hadden gevoegd.
„Daar loopen we nou naar huizen te zoeken, alles
even duur ... als die goeie Pa ons zoo eens zag tobben . . .
dat Pa nou ook dood is gegaan!”
„Daar zie ’k een woningbureau!” juichte bijna Lien,
blij eenige afleiding in haar Moeder’s melancholieke stemming te kunnen brengen .. gaat u mee Ma?”
„Ik verzet geen voet meer, ik ben op... ik wacht
hier wel!”
’n Oogenblik daarna kwamen de dochters teiug met
stralende oogen . . . gelukkig er waren hier nog bovenhuizen te huur, van driehonderd gulden ... ’n fatsoenlijke
buurt!
Achter Suus en Lien slenterde ’n opgeschoten jongen
met ’n bos sleutels in de hand.
Een eerste bovenhuis werd bekeken.
„Voor dat geld hebben we bij ons buiten ’n paleis...
’n heel paleis” zei mevrouw Duinstra op gekrenkten
toon tegen ’t joggie, of die ’t helpen kon. De jongen
haalde de schouders eens op, zei dat Amsterdam, Amsterdam
was. Suus dribbelde door de leege suite, keek door de
vensters, hoorde ’n orgel piepen, een wals uit vergeten
dagen ...
„Hé, wat vroolijk en gezellig toch! In haar hart kwam
plots illusie opvlammen, hier herleefde je weer! En haar
zuster Lien vond ’t ook dolletjes”, zei dat de kamers
snoezig waren, de keuken allerliefst, het uitzicht — dol
gezellig! ’n Snoes van ’n woning! Doch Ma schudde
’t hoofd ; ze zou hier nooit wennen, beslist niet. Wat was
dat voor een herrie boven haar hoofd?”
„Dat binne de bure!” expliceerde ’t joggie, rammelend
met de sleutels.
„Wat zeg je daar? Buren?”
Drie stel vrouwenoogen staarden hem in verbazing aan.
„’t Is een eerste bovenhuis hier, boven is 't tweede,
anders deed ’t wel vijfhonderd gulden in ’t jaar.”
„Dus allemaal één deur in?” vroeg vol angst mevrouw.
„Netuurlijk!” zei de jongen die ’t gezeur van de dames
vervelend vond, ’n fooi wenschte en dan graag af wilde
marcheeren.
„En wat zijn ’t voor menschen? Fatsoenlijke lui?”
vroeg Lien met ’n gezicht of ze examen afnam.
„Nou, ze wone er al drie jaar, een meneer, een mevrouw,
een dochter en een zoon. Ze leve stil...”
„Wat doet die zoon?” vroeg Suus, met onverschillig
gezicht de deuren bekijkend.
„Weet ik dat” zei de jongen die er nu meer dan
genoeg van kreeg.
Na nog wat over en weer gepraat werd eindelijk besloten het bovenhuis te huren.
En in opgewekte stemming, nu ze eindelijk geslaagd
waren, keerden ze per tram terug. Mevrouw trakteerde
op taartjes in ’n lunchroom. In *t volle zaaltje geraakten
de dochters geheel in stemming, de menschen, ’t geflonker
van ’t electrische licht op nikkel en porselein... de
luxe van er eens uit te zijn! Hé ... ze leefden hier weer op!
Maar mevrouw maakte vergelijkingen tusschen de nieuwe
bovenwoning met de kleine kamers, de hooge trappen ...
last not least de menschen boven je hoofd.. en dan
haar huis buiten in het dorp de moestuin__ de kippen ...
de bloemen . . . Enfin, ze offerde zich op voor de meisjes .. .
En nerveus staarde ze op ’n roomsoes.
Drie maanden later waren ze reeds geïnstalleerd op het
bovenhuis.
Alles was duurder.
Suus en Lien kregen de smaak van uitgaan beet, zaten
in bioscoop-théaters, wandelden ’s middags door de drukke
straten. Al die jaren in ’t dorpje hadden ze veel ontbeerd,
dat bemerkten ze nu pas. Mevrouw klaagde over roekeloosheid, zei dat ’t pensioen niet groot was, doch Lien gaf er
handwerkles bij, verklaarde dat ze van haar zelf verdiend
geld wat genieten ging.
De ouderwetsche meubels van rood trijp, gevat in
mahoniehout kwamen goed uit... de meisjes hielden de
boel netjes, och ja, alles was wel gezellig maar ...
De buren!!
Daar zat ’t ’m in!
Menschen die vroeger, heel vroeger n potten- en pannenwinkeltje hadden gedreven... hoe ’t mogelijk was wisten
de dochters van den ontvanger niet te verklaren .. . die
nu van hun rente leefden, een dagmeisje hielden. En die
dochter, dat wezen met d’r opzichtige kleeding, hoeden
met bloemen, gefriseerde haren, nauwe rokken ...
Ze luisterde altijd boven op ’t portaal, zong dan luid
Fransche liedjes, ’t Was me ook Fransch! Suus en Lien
begonnen dan juist Engelsch te praten, liepen het portaal
over, hadden ’t in ’t Hollandsch over hun oom den kolonel,
tante Jet op haar villa te Scheveningen.
En die klanken werden opgevangen door de gretige
ooren van de familie van twee hoog, die schimpten op de
kale ontvangersfamilie, die niet eens ’n dagmeisje hieldt.
’t Onuitstaanbaarste was nog dat ’t wezen van twee hoog
verloofd was met ’n commies van de posterijen. Zoo
onbeschaamd om ’s avonds in ’t portaaltje afscheid te
nemen. Suus en Lien hingen dan soms stiekem over de
trapleuning te luisteren, totdat de voordeur dichtsloeg.
„Hij is toch wel knap, haar galant i” vond Lien.
„Tjakkes, zoo onbeduidend!” zei Suus.
En elke week vielen er nieuwe scènes voor. De onbeduidendste dingen werden uitgesponnen tot hatelijke
toestanden. Om de vuile pooten van Fox van tweehoog,
over ’t nemen van eenzelfden groenteman, waarbij ’t sproetig
dagmeisje precies wist hoeveel groenten de dames beneden
namen. Met verbluffenden overmoed keken de buren
elkaar aan, bij ’t passeeren op de trappen.
„Die kale nuffen van beneden!” hadden Suus en Lien
hooren zeggen. Toen was ’t voor goed gedaan 1
Men negerde elkaar, vijandelijk kijkend.
Totdat er twee hoog ’n dinertje werd gegeven, ter
eere van meneers verjaardag. Heel den dag werden er
boodschappen gehaald, bloemen besteld, wijn uitgepakt.
En alles luid schreeuwend, zoodat de dames beneden het
best verstonden. Suus knerste juist met den deurknop,
lekker, ze zouden toch niet bemerken dat ze alles verstond .. plebs ... volk ...
En Zondags, bij ’t geven van ’t dinertje, zaten de
drie dames met angstige gezichten te luisteren, zagen
Mevrouw en Suus en Lien de gasgloeikousjes breken,
rinkelde de ballon van ’t leven boven hun hoofden ...
Na eiken toast werd er luid gejuicht.
„Ze zijn zeker dronken... dronken!” opperde Lien.
„Potten- en pannenmenschen!” voegde Suus er bij.
„Heilig onze vrije villa in ons lief dorp met den moestuin
en de kippen. .. nooit hadden jullie me over moeten
halen dat oord te verlaten!” jammerde Mevrouw.
,,U wilde!” hielden Lien en Suus vol.
Hetgeen weer aanleiding gaf tot hooge discussie tusschen
de dames.
Zondag, daaropvolgend, was Lien jarig. Ze had’n plan.
Het buren-gezeur was nog hevig, de maat was vol. Aanleiding was nu weer een koolraap.
„Die beneden-menschen nemen altijd de goedkoopste
groenten!” had ze hooren zeggen.
Nu zouden ze eens zien!
Lien had vier diners besteld bij den kok en ’t schepsel
van twee hoog, dat juist de hond uitliet, had ’t lekkertjes
gehoord. Dat was nu eens géén koolraap!
Lien had ’t over ’t menu tegen den knecht, die beleefd
boog, noteerde. Vier diners op Zondag. Lien sprak de
gerechten uit in ’t Fransch, keurigjes, met saamgetrokken
mondje. De dochter van twee hoog met ’t blozend gezichtje,
wipte de trappen op, sjorde Fox aan ’t koordje mee,
trok ’t neusje op zei iets van „kale bluf.”
Om vijf uur Zondags dekte Lien de tafel, die aardig
aandeed met kristal en zilver, daartusschen geflankeerd
vaasjes met viooltjes, die zacht geurden . ..
Neef Bart en nicht Cato kwamen als gasten ....
„Ik ben vandaag in zoo’n feestelijke stemming, omdat
ik jarig ben!” zei Lien vroolijk.
Ringg ... deed ’t electrische belletje.
„De kok” zei mevrouw.
Suus trok de deur open.
Dat trof! Dat trof prachtig! In ’t portaal stond visite
van twee hcog, ook de dochter en de zoon, de galant.
„Breng de diners maar boven!” kwam Suus nerveus.
In ’t donkere portaaltje werd onderdrukt gegiebeld.
„Vee!” dacht Suus.
Ze greep de etensdragers; Lien stak ’t licht aan om
haar zuster te helpen. Hoe ’t kwam wist arme Suus zich
nooit te verklaren .... haar handen glipten uit door de
haast; de piepkuikens, croquetjes, ’t geheele menu gleed
de trappen af, gerinkel van busjes, porselein ... een geur
van soep, saus, pudding__ _ alles naar beneden ....
En van twee hoog klonk schaterend, schel gelach!
|