Panorama

Blad 
 van 2380
Records 591 tot 595 van 11897
Nummer
1914, nr.11, 11 mrt. 1914
Blad
10
Tekst
14 15 in rechthoekig) was een tweeledige. Ten eerste was men er aan gewoon door den postzegel. Men behoefde bovendien de staalgravure hierbij niet te gebruiken, omdat het gevaar voor namaak, dat door de gravure verminderd was, hierbij niet te duchten was. De litbographie, die ook heden nog de beste resultaten oplevert, stond een veel kleurigheid toe, die thans ook de grootste bekoring van den reclamezegel vormt of ten minste vormen kan. Voorts was de cirkelvorm ondoelmatig, omdat hij den vervaardiger veel meer beperkt in zijn ontwerp als dit het geval is met den rechthoekigen vorm en omdat hij bovendien het doelmatig aanbrengen van den tekst bemoeilijkt. De stap van den cirkelvorm naar den rechthoek is een belangrijke factor geweest voor de ontwikkeling van de nieuwe zegels om te komen op de hoogte, die zij thans hebben bereikt. Toen dan de reclamezegel zijn eigen karakter had gekregen gaf men bij bijzondere gelegenheden als tentoonstellingen, feesten, congressen, enz., deze kleine plaatjes uit, die in de eerste plaats door de betrokkenen op hunne brieven werden geplakt (weliswaar als zegel, maar zonder de bestemming van het vroegere zegel) en die ook gaarne door het publiek als zoodanig werden gebruikt. Het doel was hierbij natuurlijk niet meer het verzegelen, doch enkel en alleen het genoegen, dat men* in deze aardige, nieuwe uitvinding had en welk genoegen men ook anderen wilde doen deelachtig worden. (Zie afb. 6, 7 en 8.) Men moet evenwel deze grondgedachte vooropstellen: nu de nieuwe zegels niet meer ten doel hebben de brieven te verzegelen, in den zin van het lakstempel, nu moeten zij, als zij in trek willen komen, andere eigenschappen bezitten, die hen bij het publiek gewild maken en dus voor alles: kunstvolle ontwerpen zijn. Dit is dan ook van den beginne af — men spreekt van hét jaar 1894 — het doel der nieuwe zegels als reclamemiddel geweest. Waarin bestaat nu de invloed van deze zegels als reclamemiddel? Algemeen gesproken moest het doel van de reclame zijn: door een ieder gehoord te worden. Daartoe staan twee wegen open. Ten eerste kan men datgene, dat men gaarne aan een ieder kenbaar wil maken aankondigen op een plaats, waar men veiwachten kan, dat men het zal zoeken: ’t zij door middel van een aanplakbiljet, ’t zij door een advertentie, maar men kan het ook een ieder persoonlijk mededeelen, zooals dit het geval is, bij het huis aan huis bezorgen van circulaires enz. De reclamezegel vereenigt de voordeelen van beide manieren in zich: hij vertoont zich aan de ramen van de talrijke handelaren, maar hij wordt ook door de post in huis gebracht of door kinderen medegenomen. Tot heden zijn het- vooral de kinderen, die deze kleine plaatjes verzamelen. Zij brengen ze thuis, houden er zich mede bezig en toonen ze aan ouders, ja overstelpen vader en moeder en bezoekers met vragen om bijdragen voor hunne verzamelingen. Zoo worden ook de volwassenen op de zegels opmerkzaam gemaakt, gebruiken ze gaarne bij hunne correspondentie, spreken er over, kortom, zij houden er zich ook mee bezig, juist wat de uitgever van de zegels er mede beoogt. Voor den uitgever is de reclamezegel dus een werkzaam middel om de aandacht te trekken van het publiek, dat een niets zeggende advertentie in een courant wellicht ongelezen overslaat. Daarbij komt dat dit middel, niettegenstaande het zijn weg vindt in ieder huisgezin, niet vele kosten met zich brengt. Een deel wordt zelfs door handelaren opgekocht, terwijl verder, wat nog wel zoo belangrijk is, de verspreiding als ’t ware automatisch gaat. De reclamezegel baant zich zelf zijn weg. Hij kómt in elk huis, zonder dat de uitgever zich druk heeft te maken voor adressen. En hij bereist de wereld, zonder een kaartje noodig te hebben. Evenals jonge eendjes, nauwelijks uit den dop, zich reeds te water storten zonder ooit te hebben leeren zwemmen, even zelfstandig en zonder vreemde hulp begeeft de reclamezegel zich op zijn zakenreis, zoodra hij ter wereld komt. Ook behoeft de uitgever hem niet eerst te introduceeren. Dankbaar neemt het publiek hem aan, waardoor beide partijen tevreden zijn. Slechts enkele getallen zullen het belang van dit nieuwerwetsche reclamemiddel aantoonen. Ten behoeve van de Münchener Nijverheidstentoonstelling 1912 werden vóór de opening verschillende series reclamezegels in eene zeer groote oplage uitgegeven (zie afb. 9). Van de 5 a 6 millioen zegels verkocht het comité 250.000 stuks aan handelaren, waardoor de aanmaakkosten reeds geheel gedekt werden. De eenige voorwaarde, die men stellen moet aan het behoorlijk functioneeren van deze nietige papiertjes is, dat men ze verzamelt. De eigenlijke verzamelsport als wereld-veroverende massa-verschijning is nog slechts enkele jaren oud. Toch zijn er op dit gebied reeds lang hier en daar verzamelaars geweest. De pers, die zich speciaal met het verzamelen bezighoudt, heeft eerst in 1897 de aandacht op deze nieuwe liefhebberij gevestigd. De te Leipzig verschijnende: „Sammlerbörse” schreef hierover ’t eerst in Augustus van dat jaar en in September d.a.v. onder andere: ,,Onlangs is voor de verzamelaars een nieuw gebied geopend, dat zeer belangrijk belooft te worden, hoewel het voorloopig nog op algemeene bekendheid wacht. Het is het verzamelen van tentoonstellingszegels......... De tentoonstellingszegel heeft een opvoedkundige waarde, overeenkomende met die van den postzegel, daar hij ook onze opmerkzaamheid vestigt op verre landen, ja, onze geest in nog veel hoogere mate prikkelt, als de alleen in den dienst der posterijen staande kleine frankeerzegel.” En de „Antiquitatenzeitung” in Stuttgart merkte te zelfder tijd op: .. . Het Hongaarsche zegel ter herinnering aan het duizendjarig rijk, de Berlijnsche tentoonstellingszegels in hunne smaakvolle uitvoering, zij waren als ’t ware aangewezen om hem, die verzamelaar is in merg en been, de hoop te doen koesteren, dat deze dingen ,,misschien ook nog eens verzameld zullen worden”. . . . Toen ten slotte in 1896 de Brusselsche Tentoonstelling met een prachtige serie van circa 50 verschillende zegels van schier overweldigende kleurenpracht uitkwam, (zie afb. 10) toen was het signaal voor het verzamelen gegeven .... eerst in België en Frankrijk, langzamerhand ook in Duitschland .. ..” De hoofdtrekken van deze verzamel-liefhebberij schenen aanvankelijk weinig of niets te verschillen van het ver zamelen van postzegels. Eerst waren het meer of minder officiëele lichamen, die de zegels uitgaven. Hen volgden zeer spoedig andere: b. v. weïdadigheidsvereenigingen, vereenigingen voor vreemdelingenverkeer, enz., die zegels uitgaven op een manier, die overproductie buitensloot, terwijl zij deze zegels niet weggaven, doch voor een klein bedrag verkochten, hetgeen hun doel ten goede kwam. Daardoor werd de oude stelling der philatelisten, n.1. volledigheid van hunne verzamelingen, ook hierbij mogelijk en vóór alles toonaangevend. Welke sommen door dergelijke zegels ontvangen kunnen worden, bewijst een uitgave van eene bondsafdeeling van Duitsche en Oostenrijksche Alpenvereenigingen te Oberbeieren, die daardoor een winst behaalde van 4000 Mark. Op dezelfde wijze werden en worden in Oostenrijk, Italië, Frankrijk, Spanje en ook in Duitschland zegels verkocht, waarvan de opbrengst ten goede komt aan het leger of aangewend wordt ter bevordering van de algemeene welvaart1*3) Maar het aantal zegels, dat gratis wordt uitgegeven, wordt grooter. Particulieren volgden het offi 'iëele voorbeeld en het werd weldra moeilijk de grens te trekken tusschen officiëele en niet-officiëele zegels. 1) In myne verzameling b.v. heb ik een serie van 12 verschillende zegels, waarvan de opbrengst wordt aangewend voor den aankoop van vliegmachine* voor het Zwitsersche leger. (Zie afbeelding 11 en 12). (v. 8. d B.> Volgens welke grondbeginselen moeten nu de verzamelaars handelen? Hierbij beslist het gezonde verstand. Er moet niet meer, zooals dit het geval is bij de postzegelkunde, onderscheid gemaakt worden tusschen officieel en particulier, door welken stelregel alle aesthetische waardeering uitgesloten is, doch eigen inzicht behoort zich bij deze nieuwe liefhebberij te laten gelden. Het aantal reclamezegels is gelukkig onbeperkt en schrijft uit den aard der zaak een zekere keuze Voor. Aan deze omstandigheid is het te danken, dat de nieuwe sport de gevaarlijke klippen der stompzinnige verzamelwoede gelukkig omzeilde en zich daardoor ook op een beduidend hooger * geestelijk standpunt plaatst. Gedeeltelijk is het zeer zeker aan deze omstandigheid te danken, dat deze nieuwe liefhebberij zich zoo spoedig uitbreidde. Menigeen, die het verzamelen van postzegels verwerpt, omdat het slechts eenzijdigf'stoffelijk voordeel geeft en slechts eene zekere behoefte in rangschikken bevredigt, verzamelt mooie reclamezegels, die oog en geest streelen. Bovendien heeft onze tijd, niet het minst door het plakkaat, genoeg belang leeren stellen in het artistieke om deze speciale soort van verzamelingen van kleine kunstproducten naar waarde te kunnen schatten. Ten slotte bezit deze nieuwe liefhebberij voor verzamelen een groot voordeel boven de meeste andere soorten van verzamelen, omdat zij buitengewoon goedkoop is. Een verstandig verzamelaar laat zich thans vóór alles leiden zoowel door aesthetische overwegingen als door zijn eigen smaak. Men kan den invloed, die deze beoefening heeft op de algemeene vorming van smaak niet hoog genoeg schatten. Jaren geleden reeds heeft men er de aandacht op gevestigd, welk een invloed de artistieke ontwerpen der postzegels op het volk uitoefent. Maar de aesthetische vorm van hun verzamelvoorwerpen laat den postzegelverzamelaars koud, daar zij slechts den weg mogen bewandelen, hun door de uitgevers van de postzegels aangewezen en daarvan slechts mogen afwijken voor misdrukken en andere toevalligheden. Heel anders is dit het geval bij het verzamelen van reclamezegels. De langste verhandelingen over dit onderwerp zullen hier niet zoo’n goed beeld kunnen geven als een onderling vergelijken van eene verzameling dit doet, zoodra namelijk eerst de verzamelaar inziet, dat over het algemeen voor reclamezegels dezelfde grondslagen gelden als voor het aanplakbiljet. Hierbij valt evenwel op te merken, dat tusschen de uitvoering van beide reclamemiddelen zekere verschillen bestaan, die duidelijk uitkomen bij een meer nauwkeurige en aandachtige beschouwing, welke het zegel ten deel valt boven het aanplakbiljet. Terwijl bij de postzegels de oudste zegels het meest bevredigen, is het te verwachten, dat de reclamezegel zal worden gedwongen voortdurend zijn kunstwaarde te vervolmaken, wanneer hij als verzamelobject zal blijven bestaan en niet een voorbijgaand iets zal zijn. Hierin ligt dan ook WENDTU TOTDE VfREEHIGlN&rtnBiVORDERING vahVREEMDEUNGEINBKEERI z?2
PDF
Nummer
1914, nr.11, 11 mrt. 1914
Blad
11
Tekst
de opvoedkundige waarde van de nieuwe verzamel-liefhebberij, nl. dat aan de hoogst staande ontwerpen op kunstgebied den voorrang gegeven wordt. Het is eene dwaling te meenen, dat de reclamezegel misschien een studieboek of een ansichtkaart vervangen zal om leerzaam te werken. Verkleinde afbeeldingen van groote ontwerpen of van fotografiën bederven niet alleen physisch, maar ook psychisch het oog (zie afb. 13). Evengoed als een goed muntstuk moet ook een goede reclamezegel in verband met zijne afmetingen ontworpen zijn. Het is immers zeer wel mogelijk, dat ook de reclamezegel direct* leerzaam werkt, maar zijne voorstelling moet in overeenstemming zijn met het formaat Verkleiningen van schilderijen (voor welker reproductie de prentbriefkaart reeds klein genoeg is) op de grootte van zegels — en deze zijn in den handel gebracht — moeten beslist vorden afgewezen zoowel uit een artistiek als uit een zakelijk oogpunt. De reclamezegel toch moet zijn karakter behouden en moet niet afdalen naar het doellooze plaatje, zooals ze in den laatsten tijd worden verkocht, hetgeen enkel en alleen tijdschriften, van tentoonstellingen, van feesten, van tal van handelszaken, enz.; hij bergt een kultuur-historisch materieel in zich, dat meer en meer een samenvattend beeld van de menschelijke werkzaamheid geeft. (Zie afb. 18—22) En terwijl de postzegels slechts met één oogmerk verzameld worden, n.1.: de grootste volledigheid en het streven van de postzegelverzamelaars hoofdzakelijk gericht is op het bezit, daar zal de reclamezegel worden beschouwd vólgens de persoonlijke inzichten van den verzamelaar (die verschillen zullen naar gelang hij kunstenaar, zakenman of alleen verzamelaar is). Eene postzegelverzameling, die rijk van inhoud is, zal veel gelijken op een andere, terwijl daarentegen goede verzamelingen van reclamezegels zeer verschillend van samenstelling kunnen zijn. Voor postzegels bestaan albums met fascimiles, voor de reclamezegel is dit ondenkbaar, daar hier iedere verzamelaar weer volgens een ander gezichtspunt ordent en uitzoekt. Daarom is het te begrijpen, dat onder de reclamezegelverzamelaars geen eenheid bestaat omtrent de wijze van indeeling eener verzameling. Voorbeeldig is evenwel de verzameling van het internationale museum voor de kleine grooten en vooral van de kleinen een heerlijke liefhebberij. Hare algemeene verbreiding onder de jeugd is geschikt om bij de aankomende generatie andere, hoogere verzamel-idealen te ontwikkelen, zooals die ook het verzamelen van postzegels heeft aangekweekt. Het laatste uurtje van den postzegel zal wel binnen niet te langen tijd slaan, daar de afstempeling der brieven reeds langs mechanischen weg kan geschieden. Dan zal de reclamezegel in de plaats treden van den postzegel en de leemte aanvullen, die daardoor in de verzamelsport is ontstaan. G. J. VAN SIERENBERG DE BOER. Wormerveer, Februari 1914. Het in den aanhef van dit artikel genoemde tijdschrift „das Plakat” is een maandblad, dat onder leiding van Dr. Hans Sachs, te Berlijn wordt uitgegeven bij de firma Max Schildberger. Het is op het gebied van „reclame” in het algemeen geschied om partij te trekken van een gunstigen samenloop van omstandigheden en om te speculeeren op de verzamelwoede. (Zie afb. 14—17). Behalve de verheffing van het algemeen kunstgevoel stel ik mij van het verzamelen van reclamezegels door de jeugd nog iets anders voor, nl. dat de zegels hunne verzamelaars spelend in het tegenwoordige Jeven binnenleiden. In school wordt geen aandacht geschonken aan de kuituur van den tegenwoordigen tijd, zooals zij in het practische, openbare en zakenleven verschijnt. Deze leemte kan zoowel door het aanplakbiljet, als door den reclamezegel worden aangevuld; de nieuwe liefhebberij kanvoor de omgeving, waarin de mensch vroeger of later zal worden geplaatst, de voor het leven waardevolle wetenschap schenken. De postzegel brengt den verzamelaar slechts met één zijde van het kultuurleven in aanraking: met het postwezen en met aardrijkskundige begrippen. De reclamezegel daarentegen houdt zich bezig met het geheele gebied van wetenschap en arbeid; hij spreekt tot ons van vereenigingen, van steden, van instellingen, van grafische kunst „der Brücke” te München. Ieder exemplaar wordt daar op een afzonderlijk blaadje geplakt, welks eenvoudige, vernuftige indeeling volgens alle denkbare gezichtspunten (als daar zijn: reclame, kunstenaar, plaats, datum van uitgifte, techniek, uitgever, drukker, enz.) het steeds mogelijk maakt de verzameling geheel werktuigelijk volgens inzicht ook te rangschikken. Daar dit systeem zoowel het vergelijken van de zegels als het invoegen van latere aanwinsten gemakkelijker maakt, gemakkelijker dan bij een album, kan het ook voor den kleinen verzamelaar als een oplossing van het vraagstuk der rangschikking worden beschouwd. Bij al deze mogelijkheden van een persoonlijk inzicht bij het verzamelen treedt bovendien nog eene andere naar voren, die juist aan den reclamezegel zoo nauw is verbonden, nl. de verzorging van een speciaal gebied. Deze specialiseering heeft zich dan ook reeds vroeg bij deze liefhebberij geuit, zooals trouwens de Münchener tentoonstelling bewees. Het verzamelen van reclamezegels, welke men een broertje van het aanplakbiljet kan noemen, is voor de doch in ’t bijzonder op dat van „Plakatkunst” een der meest toonaangevende tijdschriften in Duitschland. In elk nummer verschijnt eene bespreking van teekeningen, aanplakbiljetten, enz., van den eenen of anderen kunstenaar, welke artikelen geschreven worden door de meest bevoegden op dat gebied (ik noem hier o. m. Dr. Hans Sachs, Dr. Adolf Saager, Dr. Rich. Hessberg, Karl. E. Schmidt), terwijl die artikelen worden aangevuld met veelal in oorspronkelijke kleuren gereproduceerde teekeningen. Illustraties, druk en papier zijn uitstekend verzorgd, terwijl de abonnementsprijs (M. 20) laag is te noemen. Voor hen, die lust mochten gevoelen zich op dit tijdschrift te abonneeren, dan wel lid wenschen te worden van de „Verein der Plakatfreunde” (contributie inclusief tijdschrift M. 15) deelen wij mede dat men zich daarvoor moet aanmelden bij „die Geschattsstelle desVereins der Plakatfreunde” Berlin W 15, Meinekestrasse 7. v. S. d. B. DE SLUITZEGEL-VERZAMELWOEDE TE AMSTERDAM Uit deze foto, geaomen op de Prinsengracht te Amsterdam bij uitgifte van siuitzegels door de firma Frank & Co., blijkt ten zeerste dat ook de verzamelwoede naar Holland is overgeslagen. De politie moest er bij te pas komen om de órde te Bewaren. Advertentiën-Wedstnjd. In dit tijdschrift verschijnt een serie annonces van de Comp. Liebig, die gemerkt zullen zijn No. 1, 2, 3, 4 en 5. De lezers en lezeressen van dit tijdschrift kunnen aan het concours, dat daaruit zal bestaan om de beste annonce aan te wijzen, deelnemen. De annonce, die de meeste stemmen zal hebben ontvangen, zal beschouwd worden als de winnende, en tusschen de personen, die op deze annonce zullen hebben gestemd, zullen door loting verdeeld worden 110 prijzen, onderverdeeld als volgt: 100 fraaie kookboeken. Ie prijs . f100 — 2e „ . . .. 75 — 3e „ . . , 50— 4e ,, .. 25— 5e . .. 15— 5 prijzen. . a„ 10 — Bij deze inzending moet gevoegd worden een bon van Liebig s Chromos, welke bons zich bevinden in diverse verpakkingen van Liebig’s Vleeschextract of Oxo Bouillon en dit kan geschieden tot 1 April a.s. aan de fa. A. J. ten Hope, Rotterdam, per franco brief met het opschrift: Reclame-Wedstrijd-Liebig en met duidelijk adres van den afzender voorzien. Alleen inwoners van Nederland kunnen aan dezen wedstrijd deelnemen. De uitslag wordt aan iedere inzendster (der) per circulaire medegedeeld.
PDF
Nummer
1914, nr.11, 11 mrt. 1914
Blad
12
Tekst
DE ALGEMEENE MANTEL .. ...............-..NOVELLE DOOR P. SCHRAVESANDE ;..................... ■. E jonge mevrouw Smits pruilde. Noch de gezellige kamer en sierlijke meubeltjes, haar eigen lief uiterlijk, noch haar man, die zeer vriendelijk en goedhartig leek konden daarvan de oorzaak zijn en toch pruilde het jonge vrouwtje. De reden ervan was ... haar wintermantel. Juist toch had Mijnheer haar eerst vriendelijk, toen tamelijk kortaf, een nieuwen geweigerd. „Neen, Loe, een paar maanden geleden moest en zou je zoo’n langen wintermantel hebben en nu wéér een nieuwen... je moet begrijpen, dat het niet gaat ! Algemeen zijn ze heelemaal niet, ’k heb er nog bijna niemand mee gezien.” „En bovendien”, ging mijnheer voort, „al was hij nóg zoo algemeen, ik kan je elke twee of drie maanden geen nieuwen mantel koopen. De zaken gaan toch al beroerd genoeg. Heb jij die mantels dan al zoo druk zien dragen.” Mijnheer Smits stelde een directe vraag, daar Mevrouw in haar stilzwijgen volhardde. Zij meende in de vraag echter eenige toenadering te bespeuren en antwoordde dus: „Ja, natuurlijk, toen ik hem kocht waren ze nog duur, maar nu zie je er iedereen mee Jans komt me vanmorgen vertellen, dat ze van haar vrijer een mantel cadeau heeft gekregen, precies als die van Mevrouw Je begrijpt, dat ik hem niet meer aandoe. ’t Is bespottelijk!” „Ach kom, die meiden hebben natuurlijk geen verstand van snit of model. Als Jans een langen mantel van drie rijksdaalders van haar vrijer cadeau heeft gekregen, denkt ze, dat ze óök een mantel heeft als Mevrouw. Aan dergelijke nietigheden moet je je trouwens niet storen,” zei de heer Smits. „In ieder geval, ik trek hem niet meer aan, ’k blijf net zoo lief thuis!” antwoordde mevrouw. „Goed, dat doe je dan maar.” Nu waren beiden boos. Mijnheer verdiepte zich in zijn courant en Mevrouw zat zwijgend, met strak gelaat, een handwerkje te doen. Den volgenden morgen scheen echter van beide zijden de boosheid eenigszins gezakt te zijn. Al was Loe niet zóó lief als anders, mijnheer Smits kreeg toch zijn gewonen afscheidskus toen hij van het ontbijt opstond om naar kantoor te gaan. Onderweg dacht hij: „ik moet nu toch eens opletten of het werkelijk zoo is, dat die mantels zoo algemeen worden; als de meid en zoo er ook mee loopt is het toch eigenlijk wel een beetje al te gek”. De kwestie was namelijk, dat hij er tot nog toe absoluut niet op gelet had wat andere dames droegen. Als zijn jong vrouwtje er in zijn oogen maar lief en elegant uit* zag, was de heer Smits tevreden, maar nu hij speciaal op het toilet der dames lette, merkte hij toch op, dat Loe’s mantel wel degelijk algemeen was. „Enfin”, dacht hij, „’t is nu toch Januari, de kwaadste maanden zijn achter den rug. Loe moet nu maar wachten op een nieuwen zomermantel. Ze loopt toch waarachtig niet voor schandaal en wéér eens een veertig of vijftig gulden uitgeven, daar denk ik niet over.” . En mevrouw scheen zich langzamerhand in de zaak te schikken. Ze was na enkele dagen weer heel gewoon en lief tegen haar Wim. „Een verstandig vrouwtje”, dacht deze., Ze heeft blijkbaar ingezien, dat het mij te kostbaar is.” Een dag of acht later wandelde de heer Smits tegen een uur of vijf naar huis en verheugde zich reeds in stilte op zijn diner en op het verbaasde gezicht van zijn vrouw, wanneer ze hem een uur vroeger dan gewoonlijk thuis zou zien komen. Hij was er namelijk vandaag maar eens een uurtje vroeger uitgebroken ; hij had wat hoofdpijn en de drukte hinderde hem. Plotseling spert hij de oogen wijd open en blijft als aan den grond genageld staan. Een honderdtal passen voor hem uit wandelt, nu juist onder het licht van een lantaarn, zijn vrouw, aan den arm van een heer. Hij versnelt zijn pas, het bloed stijgt hem naar het hoofd, de woede-aderen worden zichtbaar aan zijn slapen. Dat te moeten ontdekken van zijn vrouw, van zijn Loe, die hij zoo volkomen vertrouwde. Het intieme gedoe van die twee daar voor hem maakt hem razend. Dèèrom was ze mantel kreeg. Die slungel naast haar vond hem zeker nog mooi genoeg, die ... Intusschen was de heer Smits tot op een vijftig passen afstands genaderd. Jammer, dat hij ze niet in het gezicht kon zien, maar twijfel bestond er nu niet meer. Het was haar mantel, waarmee ze nooit meer zou uitgaan, haar zwart-fluweelen hoed, haar loop, haar lieve, hem zoo bekende beweging, waarmee ze een weerbastige haarlok onder haar hoed duwde, alles was van Loe! Hij drukte de nagels in zijn handpalmen. Wanneer ze onder de volgende lantaarn waren, zou hij plotseling vóór hen staan. Nu waren ze er dadelijk en bijna had de heer Smits zijn voorgenomen verrassingsplan uitgevoerd, toen hij er den voorkeur aan gaf, nog even te wachten en te zien of zijn vrouw de brutaliteit zou hebben, dien vreemden snuiter in zijn huis te brengen. Het was nog hoogstens een minuut of vijf en zóólang zou hij zich nog zien te bedwingen. Als een tijger sloop hij op tamelijken afstand achter hen aan, doch hij bemerkte na een oogenblik, dat ze langzamer begonnen te loopen en eindelijk stilstonden. „Ah, binnenbrengen durft ze hem toch niet,” dacht hij en onder deze omstandigheden speet het hem bijna, dat hij niet, als een beeld der verschrikking voor het tweetal, plotseling in de huiskamer kon verschijnen. Hij bleef eveneens stilstaan, eenigszins in de schaduw der huizen en kon ze, in het electrisch licht, dat uit de étalage van een groot modemagazijn straalde, duidelijk elkaar innig de hand zien drukken Zij stond met den rug naar hem toegewend. Het afscheid scheen genomen en de slungel, zooals mijnheer Smits den heer in zijn gedachten betiteld had, kwam hem tegemoet, terwijl zijn vrouw tot zijn groote verbazing, haastig in het modemagazijn verdween. „Enfin, eerst hem eens onderhanden nemen en den uitgang van den winkel goed in ’t oog houden.” „Kalm Willem, kalm nu,” bedaarde hij zichzelven, want hij voelde zich in staat den langzaam naderende ineens naar den strot te vliegen. „Mijnheer... weet U . .. wie de dame is, van wie U daar juist afscheid heeft genomen?” klonk het op tamelijk kalmen toon. Verbaasd keek de onbekende hem aan en Smits moest tot niet geringe vermeerdering zijner woede erkennen, dat het werkelijk een „mijnheer” scheen. „Met welk recht vraagt U dat?” Dit werd koel en uit de hoogte gezegd. „Met welk recht?” herhaalde Smits, „dat zal ik U binnen enkele minuten duidelijk maken* Zegt U me eerst wie ze is?” De ander haalde de schouders op en antwoordde: „Natuurlijk, weet ik wie ze is Ik heb mij voor drie weken met haar verloofd. Zij is een alleenstaand meisje; haar naam is Nelly Versluys en ze is cassière in ginds magazijn. Wenscht U nog meer inlichtingen?” Het laatste klonk bepaald ironisch. De heer Smits bemerkte dit echter T ELKEN jare in de maand December of Januari wordt dit feest door de in Suriname aanwezige Britsch-Indiërs gevierd. In het van bamboe en gekleurd papier, in den vorm van een tempel gemaakte gevaarte bevinden zich eenige afdeelingen bij wijze van kamers. In de onderste daarvan bevindt zich een van klei vervaardigd afgodsbeeldje. Gedurende den dag dat het feest plaats grijpt wordt dit gevaarte door eenige mannen rond gedragen waarbij van tijd tot tijd op verschillende plaatsen wordt gepauseerd. Gedurende deze pauzen worden door eenige omstanders verschillende spelen zooals worstelen, schermen enz. uitgevoerd ; een en ander begeleid door de muziek van een inlandsch muziekcorps. Des avonds wordt na afloop van het feest het afgodsbeeldje begraven bij den maker van het toestel en wordt op het graf een lange stok geplaatst waaraan een roode of witte lap is bevestigd. Het papieren gevaarte echter wordt in een sloot, rivier of kanaal geworpen om daar tot verrotting over te gaan. niet. Hij beschouwde den jongen man thans eenigszins als een mede-slachtoffer. „Dan moet ik U iets zeggen, mijnheer! Het is voor ons beiden verschrikkelijk, doch voor mij het ergste,” hernam mijnheer Smits dof. „Let U eveneens op den uitgang van dien winkel, want binnen vijf minuten zult U uwe zoogenaamde verloofde weer zien verschijnen.” „Mrn zoogenaamde verloofde!” barstte de ander los, „mijnheer ik eisch onmiddellijk opheldering.” „Die zult U hebben/’ zei Smits, „die dame (en ik zal U bewijzen wat ik zeg) die dame is mijn wettige vrouw. Haar naam is Louise Smits en niet Nelly Versluys en ze gaat dien winkel binnen, niet naar haar cassa, maar om de een of andere snuisterij te koopen en na een oogenblik naar mijn huis te gaan om daar mij weer te bedriegen. Verbazing en smart wisselden elkander af op het innemend gelaat van den jongen man. Hij legde zich de hand voor de oogen. De heer Smits had even medelijden, doch dadelijk nam de woede weer de overhand en vastbesloten vatte hij zijn metgezel bij den arm. „Wij zullen haar ontmaskeren, mijnheer, wacht slechts enkele minuten. Hoe lang kent U haar?” „Slechts een maand of drie,” antwoordde de ander, „doch ik vertrouwde haar zoo volkomen en ik doe het nóg, ik geloof het nietl” viel hij plots uit, hevig op den grond stampend. „Laten wé dien winkel ingaan, dadelijk!” „Neen, wacht nu nog één oogenblik en maakt geen scène in het bijzijn van het winkelpersoneel.” Ze wachtten vijf minuten, tien minuten, doch toen hield geen van beiden het langer uit en ze stormden het magazijn binnen. De heer Smits keek eerst woest, daarna verwonderd den op dit uur tamelijk eenzamen winkel rond. Zijn mede-slachtoffer stond reeds bij de cassa en onderhield zich ernstig met een jonge dame, wier aardig donker hoofdje achter het loket zichtbaar was. In twee stappen stond mijnheer Smits naast hem. „Is dit de dame, die... „Ja mijnheer, ik ben Nelly Versluys, en ik zou willen weten, wat de praatjes beteekenen, die U mijn verloofde op de mouw heeft gespeld.” „Maar.. , mejuffrouw, ’t is toch niet mogelijk, dat U ... Heeft U een langen, donkerbruinen mantel en een zwart-fluweelen hoed?” Mejuffrouw Versluys keek haar verloofde aan en beiden dachten met een krankzinnige te doen te hebben. „Ja, mijnheer, dat heb ik, maar...” ' „Mejuffrouw en ook U, mijnheer,’ zei Smits wien thans een verblijdend licht opging, „ik moet U beiden nederig vergeving vragen voor mijn belachelijk gedrag. Toen ik U voor mij uit zag gaan, zou ik er een eed op gedaan hebben, dat mijn vrouw met een heer gearmd wandelde. Ik schaam mij oprecht tegen U beiden. Ik hoop, dat U mijn verontschuldiging zult willen aanvaarden” en aarzelend stak hij een hand uit, die stevig werd gedrukt door den gelukkigen jongen man en een oogenblik later door het fijne handje van mejuffrouw Nelly. Hij wist niet hoe het hem overviel, maar de heer Smits voelde zich plotseling ontroerd, waarschijnlijk door het onrecht, dat hij in gedachten zijn trouwe Loe had aangedaan. Hij zei met eenigszins trillende stem : „Ik hoop van harte, dat U beiden zóó gelukkig worden mag als ik het tot nog tce met mijn vrouwtje geweest ben.” Toen keerde hij zich vlug om en was binnen enkele minuten thuis. „Dag Loe,” en hij kuste haar heel teer, „zeg eens, dat je niet boos op me bent.” „Wel neen, mannie,” zei ze verbaasd, „in ’t geheel niet, waarom zou ik?” Hij keek haar even in haar lieve oprechte, oogen en voelde zich beschaamd en gelukkig. Na het diner zei hij: Loe, we gaan vanavond een nieuwen mantel en een nieuwen hoed voor je koopen.” „O Wim!” riep ze verrast, „wat is er dan gebeurd? Heb je een voordeelige zaak gehad?” „Neen kindje, een voordeelige zaak heb ik nu juist niet gehad, maar ... eh ... ik vind, dat die mantel toch wel wat algemeen wordt en die hoed ook.
PDF
Nummer
1914, nr.11, 11 mrt. 1914
Blad
13
Tekst
afbeelding 1 ET is van algemeene bekendheid, dat in de provincie Groningen, zoowel als Noord’ en Zuid-Holland, allerwegen electrische netten worden aangelegd. Uit den aard der zaak is aan de meeste gemeentebesturen dit onderwerp vreemd en bestaat er een bepaalde vrees, dat door den bouw der plaatselijke netten het evenwicht in de gemeentefinanciën zal worden verstoord. Wij kunnen ons voorstellen, dat bij hen, bij wie geen ervaring omtrent de exploitatie der electrische sterkstroomnetten aanwezig is, eene zekere behoefte bestaat om de zaak vooral zeer kalm aan te vatten en langzaam te laten groeien. Wij willen hier echter betoogen, dat de langzame toename van het aantal electriciteitsverbruikers de eenige oorzaak kan zijn, dat de financiën van een kleine gemeente, die een electrisch net gaat bouwen, in de war raken. De gemeente, die tot den bouw van een electrisch net overgaat, legt een zeker kapitaal vast in kabels, toestellen, houten palen en koperdraad, met toebehooren. In het algemeen wordt de dikte van de geleidingen reeds direct zóó groot genomen, dat alle perceelen, die langs de leiding liggen, op die leiding kunnen worden aangesloten; men afbeelding 2 doet dit omdat het zeer storend op den regelmatigen gang van zaken werkt, wanneer de bestaande geleidingen gedurende den tijd, dat stroomlevering moet plaats vinden, door andere moeten worden vervangen. Het geld, dat op deze wijze is vastgelegd, zal dus in te hooger mate rendeeren naar gelang er meer afnemers zijn aangesloten. Er bestaat een natuurlijke reden voor het feit, dat de aansluitingen aan een nieuw net niet zoo spoedig plaats vinden als men wel zou wenschen. Vroeger werd dit veelal veroorzaakt doordat de gemeentebesturen, uit angst dat de inkomsten te laag zouden zijn, in den beginne het tarief veel te hoog hebben gesteld. Een zeer kenmerkend voorbeeld daarvan is het gemeentebestuur van Utrecht, dat in de eerste jaren per electrische eenheid een prijs van 40 cents berekende; tegenwoordig is men het er over eens dat het hoogste tarief, dat men kan rekenen, 25 cents bedraagt voor den stroom voor verlichtingsdoeleinden. Er zijn echter lagere tarieven bekend; Amsterdam rekent normaal niet meer dan 15 cents. Een andere oorzaak van de langzame toename van het aantal aansluitingen in den beginne is echter, dat in den aanvang van het bedrijf het bijna uitsluitend de welgestelden zijn, die zich de uitgave van een complete electrische installatie willen getroosten en vooral in de gemeenten, waar tot dat tijdstip alleen petroleumverlichting verkrijgbaar was, namen die welgestelden een zeer uitgebreide installatie en verbeterden zij hunne verlichting menigmaal in die mate, dat de lichtsterkte twee- a driemaal grooter werd dan de vorige petroleumverlichting. De grootste oorzaak van de trage ontwikkeling van het electrisch bedrijf in nieuwe netten moet echter wel worden gezocht in de kosten, die de aanschaffing van een electrischen aanleg met zich brengt. Vooral de werkman, ook wanneer hij een goed loon verdient, kan slechts zelden een bedrag van twintig of dertig gulden beschikbaar stellen ter verbetering van zijn verlichting. De laatste maanden zijn er twee sterk sprekende voorbeelden, die de juistheid van hetgeen hierboven is betoogd, aantoonen. De gemeente Koedijk, gelegen in NoordHolland, heeft zich een electrisch net gebouwd. Dit net voorziet in de stroombehoefte der ongeveer 1000 inwoners. Dit gemeentebestuur heeft begrepen, dat de meest gunstige toestand zou ontstaan, wanneer alle perceelen gelijktijdig werden aangesloten, omdat niet ieder inwoner op hetzelfde moment het maximum van zijn lichtverbruik heeft. De werkman, die op de werkplaats arbeidt, kan niet tegelijkertijd in het café zitten; zijn echtgenoote zal maar één licht branden als zij alleen is of zich in de keuken bezighoudt. Doch wanneer de man thuiskomt, zal er veelal nog een licht bij worden aangestoken; hetzelfde geldt bij den patroon. J afbeelding 5 Het gemeentebestuur zag in, dat wanneer het aan alle inwoners gratis een aanleg gaf in hun perceel, de gebruiksduur van het maximum, dat gelijktijdig in een jaar zou voorkomen, zoo groot mogelijk moet zijn. Nu de stroomlevering een paar maanden heeft plaats gehad, toonen de inkomstencijfers, dat deze kleine gemeente, die f32.000.— moest leenen om de uitgaven voor den aanleg en het net te kunnen voldoen, zóóveel inkomsten zal hebben, dat behalve rente en aflossing er nog een paar duizend gulden per jaar zullen overschieten. Onzes inziens kan ieder gemeentebestuur vrij nauwkeurig be rekenen, of ook in zijn gemeente een dergelijke maatregel al dan niet groot voordeel zal opleveren. Het tweede voorbeeld betreft de hoofdstad des lands. De Raad der gemeente Amsterdam heeft voor eenigen tijd zonder hoofdelijke stemming besloten om muntelectriciteitsmeters in te voeren. Bij de toelichting van het voc/stel hebben B. en W. dier gemeente onder andere gezegd „dat uit de vele aansluitingen en meer nog uit het groote aantal aanvragen om electriciteitslevering in kleine perceelen of gedeelten van perceelen blijkt, dat electriciteit voor verlichting, beweegkracht en andere doeleinden ook daar wordt gewenscht. Dat vele aanvragen niet tot aansluiting leiden en nog velen voor het gebruik van electriciteit terugschrikken, wordt veroorzaakt door de kosten, welke de aanschaffing van een electrische installatie met zich brengt**. Om aan dit laatste bezwaar tegemoet te komen wil men den aanleg van gemeentewege uitvoeren wanneer de installatie het aantal van 8 lichtpunten niet te boven gaat. Bovendien kan men een stopcontact voor het gebruik van een electrisch strijkijzer bekomen; ja zelfs kan de afnemer gelegenheid krijgen voor het aansluiten van een motor, welke evenwel niet grooter dan 2 P.K. mag zijn; de aanschaffingskosten van den motor zijn echter voor den afnemer. Meter- of installatiehuur zullen niet worden berekend; alleen zullen de muntelectriciteitsmeters zoodanig worden ingericht, dat de lichtstroom 2‘/2 ets. per eenheid duurder wordt berekend dan geschiedt bij aansluitingen, waarvan de installatie niet door de gemeente is gemaakt. Buitendien moet garantie worden gegeven voor een minimum gebruik, n.1. / 10.— per jaar bij 4 licht punten en voor ieder lichtpunt méér ƒ 1.— per jaar méér; het krachttarief verandert voor afnemers over den muntmeter niet. Daar het' lichttarief in Amsterdam 15 cents per eenheid is, zullen de arbeiderswoningen stroom kunnen verkrijgen voor 1772 cents per eenheid, meter- en installatiehuur inbegrepen. Uit dezen stroomprijs van 171/* cents per eenheid, alles inbegrepen, meenen wij te mogen besluiten, dat gemeentebesturen, die den stroom voor 25 cents per eenheid verkoopen, voor kleinere installaties dit tarief wel zouden kunnen handhaven, óók wanneer de aanleg voor rekening van de gemeerde wordt aangebracht. Toepassing van muntelectriciteitsmeters lijkt ons wel zeer aanbevelenswaardig, doch de aanschaffingskosten zullen vrij laag worden. Op het platteland zou men echter verstandig doen door alleen in die woningen een gratis aanleg te brengen, waar niet meer dan vijf lichtpunten noodig zijn. Wij willen nu nog eenige technische bijzonderheden omtrent muntelectriciteitsmeters mededeelen. Figuur 1 toont ons een geopenden electriciteitsmeter. Op de vergroote grondplaat van een gewone electriciteitsmeter zit de eigenlijke muntmeter, die, zooals de figuur aantoont, duidelijk Iaat zien hoeveel munten er nog in voorraad zijn en hoeveel geldstukken de geldlade bevatten moet Nadat in het daartoe bestemde gleufje een geldstuk is gestopt, moet door het draaien van kruk a (zie figuur 2) het geldstuk naar beneden worden geworpen. Het geldstuk komt door het steken in de gleuf in de muntenschijf (zie figuur 3) en moet dus in de uitsparing van die muntenschijf passen; door het draaien aan de kruk a (figuur 2) wordt de muntenschijf voortbewogen tusschen twee platen, die juist zoover van elkander staan als de dikte van het in te werpen geldstuk bediaagt. Terwijl men de munt in de gleuf stopt, drukt men tevens een pen (1 van figuur 2) ter zijde en deze pen verhindert, dat de schakelas a zonder het inwerpen van een geldstuk kan worden rondgedraaid; bovendien verhindert de pen, dat er een te dun geldstuk in den meter wordt gestopt, want in dat geval wordt die pen niet teruggeduwd. Wij zien nu in figuur 2 nog een hefboom d; deze dient om te voorkomen, dat een te klein geldstuk gelegenheid zou geven om den stroom in te schakelen. Om dit te begrijpen, kijken wij nog eens naar figuur 3. Bovenbedoelde hefboom sleept n.1. over den kant van de muntenschijf en alleen wanneer de inliggende munt groot genoeg is, zal die hefboom niet blijven haken op het gat waarin de munt zit. Is de kruk a voor drie kwart gedeelte omgedraaid, dan valt het geldstuk in het geldlaatje. Nu zou men nog, b.v. met een stukje pek, het geldstuk in de muntenschijf kunnen vastplakken en daardoor kunnen trachten om het licht voor niets te verkrijgen, maar dit wordt verhinderd door dezelfde pen (1), want die kan dan niet terugspringen en de stroom wordt pas ingeschakeld, wanneer de kruk a geheel is rondgedraaid. Op dit oogenblik wordt door de beweging van kruk a een gewone momentschakelaar, zooals wij die in onze woning kennen, omgedraaid. Het aantal munten, dat achter elkaar in de gleuf kan worden gestopt, bedraagt negen. Wil de centrale het tarief, waartegen de stroom wordt verkocht, met gebruikmaking van andere geldstukken veranderen, dan behoeft zij slechts andere muntschijven in de meters te plaatsen. Wil men het tarief veranderen en dezelfde geldstukken blijven gebruiken, dan moet er een en ander aan het telwerk worden gewijzigd. Ten slotte vertoont figuur 4 de munt-electriciteitmeter, zooals er te Amsterdam zullen worden gebruikt; onze foto geeft echter hetzelfde toestel, ingericht voor Duitsche munten, weer.
PDF
Nummer
1914, nr.11, 11 mrt. 1914
Blad
14
Tekst
..... .... UIT HET VOLLE LEVEN ==— NAATJE VAN DEN DAM VERDWIJNT. Een bekend stuk in Amsterdam zal binnenkort verdwijnen n.1. het in 1863 op den Dam te Amsterdam opgerichte beeld ter herinnering aan Neerlands Onafhankelijkheid. Ontelbare malen is dit beeld bij verschillende gebeurtenissen gereproduceerd en even zooveel malen is er met Naatje een loopje genomen. Eenige jaren geleden verloor dit beeld een arm en nu is na langdurige besprekingen besloten het niet meer te restaureeren, doch geheel op te ruimen. Wij geven hierboven Naatje in haar tegenwoordige omgeving. (Links op de foto het Koninklijk Paleis, rechts het nieuwe magazijn „De Bijenkorf’*) (foto Argus). -Dr BOLLAAN f Vorige week is te Utrecht overleden Dr. Bollaan, de bekende lupusbestrijder. Hij was de eerste, die het Finsenapparaat in Holland invoerde. (foto L. v. d. Peer). ARON STOUTZKER. Tot voorzanger bij de Groote Synagoge te Amsterdam is benoemd de Heer Aron Stoutzker Uit Parijs, wiens beeltenis wij hierbij geven. (foto Ch. Rosencranz, Parijs.) FIRMA G. B. v. GOOR. 9 Maart bestond de firma G. B. v. Goor Zonen’s Uitg.-Mij. te Gouda75jaar. Hierbijlhet portret van den tegenwoordigen Directeur J. Noothoven v. Goor. (foto Vermeulen.) BEGRAFENIS STAATSRAAD Mr. TH. L. M, H. BORRET. Vorige week is te ’s-Gravenhage overleden de bekende staatsraad Mr. Borret. Bij de begrafenis waren vele autoriteiten w. o. de minister-pres. Cort v. d. Linden. Bovenstaande foto brengt het oogenblik in beeld waarop oud-minister Kolkman aarde op de kist werpt. BEGRAFENIS W. G. F. L. ROBERT. Onder enorme belangstelling is te Haarlem het stoffelijk overschot van den heer Robert, in leven directeur van verschillende zangvereenigingen, ter aarde besteld. Op bovenstaande foto ziet men Dr. Broese van Groenou een laatsten groet aan den gestorvene brengen. ROALD AMUNDSEN. In het Concertgebouw te Amsterdam heeft de Zuidpoolontdekker Amundsen een voordracht over zijne reizen gehouden. (foto Vaz Dias). VOSSENJACHT. Door de Kon. Veluwsche Jachtver. is wederom een vossenjacht gehouden, welke is begonnen bij het pension Nederhage te Velp en geëindigd in het weiland te Beekhuizen. Op onze foto ziet men den jagermeester. (foto van Es). GEMEENTERAAD VAN ARNHEM Wij geven hierbij een foto van Burgemeester en Wethouders der gemeente Arnhem. Van links: Mr. C. J. Baron van Tuyl van SeroosKerken, D. W. P. Wisboom, Mr. A. J. A. A. Baron van Heemètra, Burgemeester, Mr. j. C. C. van Essen, Gemeente-secretaris, Mr. Dr. R. J. de Visser, H. C. Goedhart. De foto van de gemeenteraadsleden zullen wij in ons volgend nummer plaatsen. „StURSULA”. De R.K. Vereeniging tot bescherming van meisjes, afd. ’s-Gravenhage, heeft aangekocht de voormalige vakschool aan de le van den Boschstraat No. 2. Deze fraaie villa zal worden ingericht tot pension voor werkende dames. (foto v. Tol). BEELD KROONPRINS VAN BELGIË Door den beroemden Belgischen beeldhouwer Paul Dubois is een standbeeld vervaardigd van den Hertog van Brabant, Prins Leopold, oudsten zoon van den koning van België. Zooals men op bovenstaande foto kan zien is het beeld zoo goed als voltooid. EEN DOK IN EEN DOK Het dok te IJmuiden, waarin de trawlers enz. gerepareerd worden, moest zelf gerepareerd worden en is daartoe naar Amsterdam gesleept en in het Koninginnedok opgenomen, zooals men op bovenstaande foto kan zien. (foto Argus)
PDF
Blad 
 van 2380
Records 591 tot 595 van 11897