|
PRO DOMO
DOOR JHR. VAN RIEMSDIJK.
N. V. TOONEELVEREENIGING
Dir. Heyermans.
L4ET leven is vol afwisseling. D’ eenen
1 1 avond geniet je van ’n stuk dat geen
tooneel is, ’n anderen avond van tooneel,
dat geen stuk is. Samen gaan? Een combinatie van de heeren van Riemsdijk en
Querido ? Met jè menschen, als in dit
stuk : Mevrouw de Boer—van Rijk, Louis
Bouwmeester, en Julia Cuypers, verder
Fritz Bouwmeester Jr., Henriëtte van
Kuyk? Een dergelijke combinatie van zulke
krachten ! Daarom alleen zouden we den
heer van Riemsdijk danken, dat hij deze
speelscènes schreef, waardoor de gelegenheid
geschapen wordt, om zoo uitmuntend
tooneel” te zien geven, waarin je voelt:
dat is ’t waarin je heel de gamma van
smartelijke emotie’s, heel de donkere kleurenkaart van de levenstragiek méé doorleeft;
en al is de slotsom, als je weer nuchter op straat staat, dan ook de gedachte: „zoo
leven we toch niet meer” en je daar misschien verkeerdelijk, maar toch oprecht blij om
bent, eerbied blijft er bij je achter, ècht-gevoelde en diepe eerbied voor de machtige
talenten, die zoo ècht-menschelijk en diep-ontroerend die hartstocht en die smart verbeelden kunnen.
Want wat je bij het spel, het prachtige spel van Mevrouw de Boer, van Louis Bouwmeester voelt, dat is één groote indruk, die onverdeeld je bezielt, daar behoeft niets meer
bij 1 Dat is je rauwe menschelijke ziel, die lijdt, zonder overjas; dat is geen lijden achter
’n masker, niet de uiterlijke nuanceering van innerlijke verborgenheid, dat is het lijden
zélf, onverborgen, en met heel de kracht van menschen. die nog niet door den levenstwijfel
van onzen tijd bezeten, absoluut hunnen menschelijken wil kapot, als ’t moest, dreven,
om te overwinnen voor hun principe, hun meening. hun eer!
En wie er tegen opstaat, voor ’t eerst, die wordt er door opgenomen en weggeslingerd,
als ’n stuk wrakhout in de branding, en heeft onder te gaan, of zelf en alleen te zorgen,
dat hij in de levenszee drijvende blijft, als hij tenminste daartoe de kracht heeft.
Dit laatste gebeurt niet met den zoon van den graaf de Prébois-Grandsé (Fritz Bouwmeester), die als zoon van ’n oud geslacht zich erfelijk belast voelt in zijn zucht naar vernielen van alles wat hem in zijn handen komt en hem lief dreigt te worden. Zijn zucht tot
het slechte is zoo groot, dat zijn vader na het ontdekken van zijn levenswandel, het radicaal
noodig acht hem dood te schieten, als ’n misdadiger, en mogen we de verhalen hierover
gelooven, want wij zijner niet bij, in koelen bloede. Dat kost hem eenige jaren gevangenisstraf, waarvan hij na vijf jaar gratie krijgt en thuis komt. Maar zijn daad heeft hem niet
berouwd, zelfs niet als z’n vrouw van ’m wegloopt. Maar hij heeft immers z’n dochter nog.
de frissche, vroolijke, levenslustige, en die bewijst hem immers dat de beweringen van zijn
zoon, als zou zijn leven niet z//« schuld en zelfs hém tot last zijn, als zou alles te danken
zijn aan erfelijkheid enz., alleen zwakheid en uitvluchten waren, en hij dus récht deed hem
op te ruimen. Maar als zijn dochter hem daarna uithoort, en van haar broeders levensafkeer
verneemt, bekent ze hem ’t zelfde en het stuk is uit. nadat de vader vol wanhoop in den
stoel zakt, en je de gedachte krijgt: nu kan je weer opnieuw beginnen !
Het stuk speelt zich op de volgende wijze af. Als het doek opgaat voor het eerste bedrijf, komen de gravin de Grandsé (Mevrouw de Boer—van Rijk) en haar dochter (Mej.
van Kuyk) samen terug van het diner van pa’s verjaardag. De freule is een en al levenslust, zit charmant op ’n hoek van ’n grooten houten armstoel, en neemt de heele zaal in ’n
oogwenk voor d’r in. Daarna komt de graaf (Louis Bouwmeester) binnen, en uit de sombere
tiraden die z’n mond ontvloeien, bemerken we dat zijn zoon hem niet bezocht heeft.
Méér dan somber daarover, wordt de kroonprins aangediend, die hem namens z’n vader
komt gelukwenschen en ook vraagt naar den zoon: hij hoopt dat de jongen hem later zal
dienen als de graaf z’n vader gediend heeft, dingen die de oude heer, door zorgen gekweld,
zeer dramatisch opvat, en waaruit we voelen, dat het met zoontje niet in den haak is.
Het tweede bedrijf is een verrassing, die na het zwaar-sombere eerste bedrijf op het publiek weldadig aandoet. We zijn in ’n chique nachtcafé, dat alle aanspraken maken mag
niet alleen goed te zijn geïmiteerd, maar zoo goed, dat we moeilijk beter het origineel er
voor in de plaats hadden kunnen stellen. Het is zelfs aan te raden, voor menschen, die
een dergelijke gelegenheid willen bezoeken, eerst dit tweede bedrijf te gaan zien, opdat zij
zich op gevaarlooze wijze eerst oriënteeren kunnen! En meer nog: wat in zoo’n nachtcafé in drie weken gebeurt, gebeurt daar op één avond, zoodat je ’n volledig resumé krijgt
van een en ander, in kort bestek. Dus gaat het scherm op, terwijl échte Sziganen op ’t tooneel
’n two-step spelen en „de Mysterious Rag” vroolijk de zaal indringt. Na vrij lang van dat
schouwspel te hebben genoten komt de graaf met z’n vriend binnen.
Onmiddellijk concentreert zich de aandacht op Bouwmeesters stil spel. Ze worden aangesproken door 'n vrouw (Julia Cuypers) en hij verneemt dat z’n zoon Louis hier de eerste
raddraaier is. Maar meesterlijk is, hoe Bouwmeester afgaat, met ’t oog op de portière waarachter hij z’n zoon hoort schreeuwen, wèggaat, vóór deze tevoorschijn treedt op ’t geroep
van z’n vrienden. Maar als Louis, z’n zoon, midden in ’t rumoer, daarna flink dronken staat
te gesticuleeren, komt de oude graaf terug. De ontzetting, die bij het aanschouwen van
2ijn vader, den zoon (Fritz Bouwmeester Jr.) aangrijpt,.en de wijze waarop hij wegsluipt,
is prachtig spel. Het bedrijf is hiermee uit, en de two-step tot slot, montert zelfs de zaal
op, na de spanning van ’t aangrijpende spel der ontmoeting.
Het derde bedrijf (’k moet kort zijn, al zou ik ook graag alle prachtige speelscènetjes en
-scèneshaarfijn willen vertellen) gaat alleen tusschen vader en zoon, in het studeervertrek
van den vader. Hier het „groote onbegrepene”, tusschen vader en zoon. De zoon, die heel
z’n lijden biecht en z’n onbluschbaren lust tot vernietigen, alles terugleidt tot ’n gebrek
aan energie, ontstaan door het huwen eeuwenlang der familie’s onderling (het zou
ook zonder dat principe, beklagenswaard zijn geweest) en niets wil beloven, geen
vergiffenis vragen, omdat hij weet dat hij niet anders kan. Dan tegenover den verwijtenden
en driftigen vader, die ”het beest dat z’n zoon is” haast doodt, maar op ’t moment
supreme niet kan en in snikken uitbarst. Na deze scène valt ’t doek.
Het vierde bedrijf is ’n monoloog. De verdedigingsrede van den vader, die toch ten leste
z’n zoon doodschoot en nu zijn lijden vertelt. We zien niemand op ’t tooneel dan Bouwmeester, maar zijn verhaal is aangrijpend en bezit een climax van smart, waarbij al het
eventueel aanwezig zijnde vooroordeel in jezelf, absoluut smelt, en je alleen nog maar bewondert.
Het slotbedrijf is bij den terugkeer op ’t kasteel na de vijf jaar die hij doorbracht. Ik zei
het reeds boven : hij is even verhard in z’n oordeel gebleven, verliest er zijn vrouw door,
en alleen de plotselinge bewering van de dochter, die we, door niets gestaafd, maar gelooven
moeten, brengt het plotselinge einde.
Maar .... wie wat moois te bewonderen hebben wil, wie waarachtig weer eens zonder
pretentie’s en machtig wil zien spelen, wie weer geloof krijgen wil in de kracht van het
tooneelspel als uitbeelding, als doorleving van rauw sentiment, die weer eens aan ’n kloeken
dronk zijn dorst naar schoonheid naar machtig spél lesschen wil. hij ga dit stuk van Jhr.
van Riemsdijk zien! TOM SCHILPEROORT.
SAUL EN DAVIP
DOOR IS. QUERIDO
N. V. TOONEELVEREENIGING
Dir. Heyermans.
7 iehier het verkorte verhaal van Sauls
gramschap :
„Het geschiedde nu, toen zij kwamen,
en David wederkeerende van het slaan
der Filistijnen, dat de vrouwen uitgingen
uit al de steden van Israël, met gezang
en reien, den Koning Saul tegemoet, met
trommelen, met vreugde en met muziekinstrumenten.
En de vrouwen, spelende, antwoordden
elkander, zeggende : Saul heeft zijne duizenden verslagen maar David zijne tienduizenden !
Toen ontstak Saul zeer, en dat woord
was kwaad in zijne oogen, en hij zeide : Zij IS. QUERIDO.
hebben David tienduizend gegeven, doch
mij hebben zij maar duizend gegeven; en voorzeker zal het koninkrijk nog voor hem zijn.
En Saul had het oog op David, van dien dag af en voortaan.
En het geschiedde des anderen daags dat de booze geest over Saul vaardig werd, en hij
profeteerde en David speelde op snarenspel met zijne hand, als van dag tot dag. Saul nu
had eene spies in de hand;
En Saul schoot de spies en zeide: Ik zal David aan den wand spietsen, maar David wendde
zich tweemaal van zijn aangezicht af.
En Saul vreesde voor David, want de Heer was met hem en Hij was van Saulgeweken
Het is aan Is. Querido, deze schoone geschiedenis voor ons, naRembrandt en Israëls, te
hebben doen herleven in een spel van 4 bedrijven, (waarvan het laatste in twee tafereelen
gesplitst is), dat met kleur en gloed van woorden, trouw het Bijbelsche verhaal navolgt
en in eerbiedige schoonheid, ons in het Amstel-theater ’n geheelen avond bezighield.
Het is ’n verhaal in dialoog-vorm, een plastische schildering van gemoedstoestanden,
van haat en zwakte, kracht berouw, deemoed, en vertrouwen, waarvan de Bijbelsche
verhalen zoo vol zijn. En Querido, plastisch aangelegd als hij is, heeft van het kleurig
verhaal, waaruit de Oostersche rijke glansen oplichten, een voorwaar zeer schoon beeld
doen ontstaan. En hoewel het aan dramatische momenten niet ontbrak, bleef dramatisch
den indruk verdeeld, ging over ’t algemeen geen levende kracht van het spél uit (ik bedoel
niet van de acteurs), maar boeide de schoone taalvorm en de bloeiende, als het Oostersche
land zelve, zoo rijke beeldspraak. Ten bewijze diene hier een scène uit het eerste bedrijf,
waar Sauls gemalin Ahinóham, met hare dochters Herab en Michal, welke laatste Davids
vrouw is, zijn lof zingen, tegenover den verbitterden, zich verlaten-voelenden, en in zijn
zelfvertrouwen geschokten Saul 1)
Ahinóham, Herab en Michal treden op
Sauls wenk binnen :
Saul (innemend op zijn rustbed
tot de naderende en buigende mouwen.)
Mijn gemalin, princessen .... zoo vroeg
in ’t purp’re’ en witte kleed ?
Zoo kuisch de sluiers neer ?
Ahinóham.
Mijn vorst-gemaal, Michal, uw dochter,
wacht haar man. Dra zal hij komen.
Hij mint den tooi, de weelde-cier,
de stoffe’ vloênd als waterglansen.
Saul (spijtig getroffen.)
Haar David is haar all' !
Michal (teeder.)
Dit is toch God’s gebod.
Deed de nacht u wel, mijn vader?
. Herab.
Ik hoorde u kerremen van pijn.
Ahinóham.
De luit, de harp kan u vermaken,
uw droef gedroom stilaan verstuiven.
De zingende bel, de tamboerijn ....
ten uwen dienst is ’t al !
Michal.
Al zon in ’t rond;
de bronnen praten,
de boomen wuiven.
H e i a b.
Van uwen toren
vliege’ de duiven
en koeren zoet.
Saul (spottend.)
Als een bruid bloemt uw geest,
nu gij David herdenkt,
o Ahinóham. —
En mijn docht’ren ? . . . .
D’ één klatert de woordjes van liefde
als een beekje zijn golfjes op,
wijl d’andere jubelt
als een vogel in ’t helle blauw, (tot Jonathan.)
Uw boezemvriend .... waar is hij ?
En dan, hoor Michals vreugdevol prijzen
van zijn vertellen en zijn spel:
Michal.
Het is of hij vertelt
met menschelijke stem.
Ze vloeien en leven,
ze trip’len en dansen,
mijn Davids klanken.
Zijn harpe zingt
als de verre wind.
Ze klaagt,
en ze vraagt,
ze schreit
en ze blijdt!
Saul (getroffen, toch spottend).
Wat huldigende min !
J onathan (krachtig).
Spot niet! . . . . o vorst
valt J onathan in :
Het is alles waar !
Waarop Saul gekrenkt antwoordt:
keert gij mee, mijn zoon?
H-é-é-1 .... Israël?
In het tweede bedrijf ten huize van David is het hoogtepunt de voordracht van David’s
verhaal van zijn strijd met Goliath; (waarin Gilhuys, die David speelde, verdienstelijk
werk deed). Ook hier dezelfde machtige beschrijving, voor ’n tooneelspeler moeilijk door
spel nog te verbreeden.
Hij vertelt en om heen zitten Saul’s gemalin, zijne dochters, en de hoogepriester Samuel
Na de derde akte, waarin de slip van Saul’s rok wordt afgesneden in de sombere bergspelonk, waar David zich schuil houdt en waarin Saul vermoeid, verdwaalt, brengt’n fraaie
vierde akte ons in het eerste tafereel in de grot van de heks van Endor, waar Saul de geest
van Samuel doet oproepen en er zijn ondergang verneemt. In dit bedrijf was ’t meeste spél,
(Mevrouw Erfmann—Sasbach was de heks) en kwam er spanning in de handeling. Het laatste
tafereel dezer akte, waarin David, thuis gezeten, Saul’s nederlaag en dood verneemt, verliep.
In ieder geval blijft deze opvoering belangrijk uit artistiek oogpunt, omdat ze ons veel
schoons gegeven heeft en naar het verschijnen in boekvorm van dit werk verlangen doet.
Dat de aandacht van het publiek voor ’n dergelijk werkelijk groot kunstwerk — zij het
dan géén drama in tooneelistischen zin — zoo lauw is, pleit niet voor den algemeenen smaak.
Het is trouwens ’n bekend verschijnsel, dat dergelijke, met allen eerbied voor het gegeven
geschreven werken, in het Zuiden des lands en in België beter gewaardeerd worden.
1) Door ongesteldheid van den Heer Willem v. d. /eer, die deze rol vervulde, werd Saul
ditmaal door den heer Brondgeest, a 1’improviste daartoe geroepen, vervuld.
TOM SCHILPEROORT.
|