EEN BLADZIJDE VOOR DE JEUGD
konden ze haast
Francois Torelli,
het regiment opDE BANNELING.
aar Murat zijn Keizerlijken zwager in Spanje zoo
ontzettend groote diensten bewezen had, was het
hem misschien wel een teleurstelling geweest,
dat hij dan ook niet Koning had mogen worden
over dit land. Maar Napoleon had hem de keuze
gelaten tusschen Portugal en Napels. Murat koos het laatste
en zoo deed hij er in September van het jaar 1808 zijn intrede,
onder alles behalve gunstige omstandigheden. De schatkist
was leeg en het Fransche leger voor een deel in opstand.
Vooral de soldaten van het garnizoen te Livorno waren
erg rebelsch en de Keizer die daarvan gehoord had, besloot
dus een afschrikwekkend voorbeeld te stellen. Hij droeg
zijn zwager op, zich onmiddellijk naar genoemde plaats te
begeven, om de opstandelingen naar behooren te straffen.
Zelfs mocht de Koning niet eens krijgsraad beleggen, om
maar geen tijd verloren te doen gaan.
Murat aarzelde dan ook niet en gaf zijn artillerie bevel,
de kazerne te omsingelen en een kanon gericht te houden
op dit gebouw.
Nu zagen de soldaten eerst in, hoe onvoorzichtig zij toch
geweest waren en wat ver-reikende gevolgen hun fout kon
hebben; terwijl ze dan ook onmiddellijk een request opstelden
aan den Koning, om dien om vergiffenis te smeeken en hem
tevens te beloven, zich in het vervolg beter te gedragen.
Murat liet den opstandelingen nu weten, dat hij hun de
straf geheel zou kwijtschelden, mits ze hem hun belhamel
uitleverden. Dit was echter een moeielijk geval voor de
soldaten; ze moesten dan dus een hunner kameraden verraden, om zich zelven te redden ! Daar
niet toe overgaan.
De belhamel zelf echter, een zekere
wilde toch niet om zich zelfs wille heel
offeren, en ging zich dus bij zijn kapitein aangeven.
Nu, een soldaat moet altijd dapper den dood onder de
oogen zien; maar wat Torelli zoo zeer griefde was, dat hij
zijn oude moeder, die in de bergen woonde, nu geheel alleen
en onverzorgd, zou achterlaten.
Hoe zou de goede vrouw het ooit overleven, als zij vernam,
dat haar zoon was omgekomen, niet op het veld van eer,
maar nadat hij smadelijk gefusilleerd werd, omdat hij ,,verraad” had gepleegd, naar het heette? Met allerlei kleine
schakeeringen waren het deze gedachten, die steeds rondwoelden in Francois’ brein en waarschijnlijk zouden ze hem
achtervolgd hebben rot zijn laatste oogenblik, als nu niet
op eens zijn zware kerkerdeur openging en er een lichtstraal
. doordrong in het sombere hok.
Wat beteekende dat ? Was dan nu al zijn laatste uur
geslagen ? . . . .
Een onderofficier trad binnen, zette de lantaarn, die hij
bij zich droeg, op den grond neder en liet nu een hooge gestalte passeeren, in een wijden mantel gehuld. Maar zoodra
deze wat naderbij kwam en zijn jas opengooide, herkende
Francois Torelli Koning Murat en wierp zich smeekende
aan diens voeten : „Sire,” sprak hij, „ik weet, dat ik sterven
„moet. Gelaten zal ik den dood ondergaan. Doch zoo gaarne
„zou ik een enkel woord van vergiffenis willen hooren uit
„uw mond. Daarginds in de bergen laat ik een arme moeder
,,achter, die nu tot den bedelstaf zal zijn gebracht. O, zou
„Uwe Majesteit ook een goed woord voor haar willen doen
„bij den Keizer?”
Murat, die zeer aangedaan was bij dat beroep op zijn
mededoogen, stapte zenuwachtig het vertrek op en neer en
gaf geen rechtsstreeksch antwoord op deze smeekbede,
doch stond plotseling vlak bij den gevangene stil, en zei ;
„Het gaat mij zeer ter harte, om in dit geval bloed te vergieten. — Ofschoon je een der ergste militaire fouten
„beging, wil ik je toch je schuld kwijtschelden. Je moogt
„in het leven blijven, Torelli, en je zal je moeder terugzien !
„Morgen vaart hier een boot uit naar Toulon, scheep je
„daarop in; en tegenover de wereld zal je dood heeten. Ik
„laat dan het gerucht verspreiden, dat het vonnis heimelijk
„voltrokken werd, in de gracht van de Citadel.”
Francois wilde den Koning bedanken, maar Murat sprak
a lweer met overtuiging ;
„De Keizer heeft mij wel opgedragen, den vijand te bestrijden, maar niet om het bloed te vergieten van Frankrijks
„dappere zonen.”
Een oogenblik later werd Torelli naar de slotgevangenis
overgevoerd, van waaruit hij dus de vrijheid kreeg, nadat
de Koning hem nog eerst een geschikt pak kleeren had laten
bezorgen, en eenig handgeld, om de reis te aanvaarden.
Dien volgenden ochtend hoorden de soldaten van Torelli’s
regiment eenige geweerschoten in de grachten der Citadel
en meenden dus niet anders, of hun kameraad was een kopje
kleiner gemaakt.
Het is zes jaren later.
Keizer Napoleon was door de Verbonden Mogendheden
afgezet, en in zijn plaats regeerde nu Koning Lodewijk XVIII.
Francois bewoonde met zijn moeder een houthakkershutje, ergens in het bosch. Een bescheiden woning mocht dit
dus heeten ; maar moeder en zoon waren er gelukkig en
tevreden.
Den avond, dat wij ze hier aantreifen woedde er een geweldige storm, die de takken van de boomen rukte en de
wind deed huilen, dat ook de moedigste mensch respect
kreeg voor deze natuurkracht.
Plotseling ging de deur van het hutje open :
„Ben jij het, Francois?” vroeg het vrouwtje.
„Ja, moeder,” antwoordde de jonge man,1 die zijn gereedschap, den scherpen houthakkersbijl, altijd bij zich droe '.
„He, gelukkig 1 — Ik begon me al ongerust te maken,
dat je ’t een of ander mocht overkomen zijn met dat hondenweer ! Want je bent toch ook erg laat is het niet ?”
„Ja, wel wat later dan anders; maar dat komt, omdat ik
nog even naar de stad geweest ben.”
„Zoo; en waarvoor dan ? ”
Francois haalde een net pakje van onder zijn kiel te voorschijn en rolde het voorzichtig in zijn volle lengte uit; het was
een portret in olieverf van een maarschalk uit den keizertijd,
druk gedecoreerd met alle mogelijke ordeteekenen.
„Wie is die mooie officier, jongen ?” vroeg de oude vrouw,
een en al bewondering.
. „Dat is degeen, wien u te danken hebt voor de terugkomst
van uw zoon, moedertje; het is de koning van Napels, Murat.”
„O, laat ’m me dan nog eens wat beter zien !” antwoordde
zij en drukte, vol erkentelijkheid, het portret aan de lippen.
Onmiddellijk zette ze het toch weer op den schoorsteen,
want beiden hoorden onraad aan de deur en Francois greep
alvast naar zijn bijl.
„Doe open ! Doe open !” klonk het van buiten. De houthakker gaf gevolg aan die smeekbede en nu kwam er een
man binnen, die van boven tot onder met slijk bedekt was.
„Er is een prijs op mijn hoofd gesteld; de gendarmes vervolgen mij; wil je mij een onderkomen bieden ?” Hierop nam
de vluchteling zijn pet af, die hij diep over ooren en oogen
getrokken had, en Francois herkende nu ... . den koning
van Napels !
De val van het Keizerrijk had ook hem onttroond en hij was
nu naar Frankrijk teruggekeerd, om daar zijn fortuin te
beproeven. Maar overal werd hij achtervolgd, als een arm,
opgejaagd dier .
„De Koning van Napels?” riep Torelli verbaasd.
„Sire 1” viel nu ook de oude in, „Alles wat u hier ziet, tot
zelfs ons leven, behoort U . . Verstop U in het bed van mijn
zoon. ”
Murat gaf onmiddellijk gehoor aan die uitnoodiging en
kreeg nog een slaapmuts op van Francois, terwijl de jonge
houthakker zelf in de provisiekast kroop.
Daar weerklonken buiten zware voetstappen en even
later vloog de deur met geweld open, terwijl door den rukwind in eens de lamp uitging.
Driftig klonk het nu,van den chef der kleine patrouille,
die binnendrong ;
„Het is hier donker als de nacht! Vooruit! Licht aan!
Zoo gaat het niet.”
Zelf trad hij nu naderbij, nam een zwavelstok van den
schoorsteenmantel, en stak de lamp opniejriv aan.
„Stil F” . . . . fluisterde de kloeke vroutf/, die, niettegenstaande haar ontsteltenis, meesterlijk haait tegenwoordigheid
van geest wist te bewaren.
„Maakt toch, asjeblieft mijn zoon niet wakker, die daar
ziek te bec( ligt.”
Eens even keek de chef rond, zag niets verdachts in het
vertrek en was al reeds op ’t punt, zich terug te trekken,
toen zijn oog viel op het portret van Murat.
„He ! Wie is die mooie mijnheer daar, vrouwtje?”
Een ondeelbaar oogenblik aarzelde Francois’ moeder. Toen
kreeg ze opeens een ingeving en antwoordde, dood-leuk :
„Onze Koning, mijnheer de gendarme.”
Mijnheer de gendarme achtte het nu wel de moeite waard,
nog eens even wat nauwkeuriger te kijken, maar kende
noch Lodewijk XVIII, noch Murat en kon er dus feitelijk
niet over oordeelen. Alleen merkte hij op :
„Dan is dat een portret, zeker uit den tijd, toen onze
Koning nog jong was, niet waar?”
„Ja, natuurlijk,” antwoordde de oude.
„Dan is hij heel wat veranderd; dat moet ik zeggen !”.
Maar onmiddellijk daarop tot de kameraden :
„Voorwaarts I marsch, jongens ! Het wild is ons ontsnapt.
Dus wij naar de stad terug. Met zulk weer is het in ’t bosch niet
verkieslijk.”
Nog was het moedertje er met gerust op. Wie weet, of
zij zich maar niet hielden, of zij niets vonden, en straks
terugkeerden voor een veel scherper onderzoek.
Francois kroop ondertusschen te voorschijn uit zijn schuilhoek en ging geruischloos de mannen na, om te zien, of er
waarlijk nog reden tot bezorgdheid was.
Maar neen : ze trokken voor goed af, en de koning van
Napels was dus gered.
„Moedertje,”sprak Murat. „Wat zou ik je graag de betoonde bereidwiilligheid vergelden ! Maar, helaas, dat kan
ik niet, want ik ben maar een arme banneling.”
„Sire !” antwoordde zij. „Als U eens wist, hoe innig-gegelukkig wij zijn dat wij U eindelijk eens, in daden, onze erkentelijkheid kunnen toonen.”
Zoo bleef Murat nog een week lang in het houthakkershutje verscholen.
Torelli had intusschen, met behulp van een paar kameraden, die ook den oud-koning trouw aanhingen, een bootje
weten te bemachtigen, en daarmee begaf dit familielid van
den eens zoo grooten Keizer zich naar het eiland Corsica,
waar hij verder zijn dagen in vrede hoopte te eindigen. —
VERDWAALD.
o o
o
Toen Nico in zijn bedje lag.
En al maar vreemde dingen zag,
Met bei zijn oogen toe.
Toen raakte hij bij het spel verdwaald
En was al heel ver weg, bepaald,
Heel ver weg van z/n moe.
Op eens daar stond hij plotseling
Alleenig in een grooten kring
Van nikkertjes, gitzwart.
En allen keken ze hem aan
En vroegen: ..waar kom jij vandaan?
Jij bent geheel niet zwart!
Ze waren vroolijk naar hef scheen
En dansten lachend om hem heen.
Dat gaf een heele pret.
Eén hielp hem klimmen in een boom
Hij stootte zich .... uit was de droom,
Hij lag weer in zijn bed!
|