|
U zocht ik Jackson op en gaf hem zijne
instructiën.
Ik moet gerust bekennen, dat ik, toen
ik mij den volgenden dag gereed maakte,
niet zonder eenige bezorgdheid was.
Kon Maillet mijn verkleeding niet
bemerkt hebben en zou die uitnoodiging
niet een valstrik kunnen zijn, die mij
Maar dat was bezwaarlijk aan te nemen,
en, bovendien, nu ik eenmaal begonnen was, moest ik
ook al de kansen moedig tegemoet treden. Nadat ik mijn
revolver zorgvuldig had nagezien en geladen en van mijne
vrouw ernstiger dan anders afscheid had genomen, ging ik
vastberaden en vol vertrouwen op mijn expeditie uit, bereid
om, zooals men bij ons in Yorkshire zegt, het paard te
winnen of den zadel er nog bij te
verliezen. Op den afgesproken tijd
kwam ik in Oak-Cottage en vond mijn
gastheer in een recht opgewekte stemming. Het diner was gereed, zeide hij
mij, maar wij zouden toch nog eenige
oogenblikken met opdisschen wachten,'
omdat er nog twee vrienden zouden
komen.
„Twee vrienden 1” riep ik uit, werkelijk verschrikt.
„Ik meen toch, dat ge gisteravond
gezegd hebt, dat er maar éénzou komen,
zekere mijnheer Bretard.”
„Ja, dat is zoo,” antwoordde Maillet,
in ’t minst niet verlegen, maar ik
dacht er niet aan, dat er nog een
derde partij in de zaak betrokken
was, die ook bij de afrekening tegenwoordig moet zijn; bepaald uitgenoodigd heb ik hem juist niet.”
„Maar wees maar gerust, er zal
wel genoeg voor ons allen zijn,” liet
hij er lachend op volgen, „te meer
daar mijne vrouw niet aan tafel
komt.”
Op hetzelfde oogenblik werd er luid
geklopt.
„Daar zijn zij al,” zeide Maillet,
hen tegemoet gaande. Ik keek door
de jaloeziën en zag tot mijn grooten
schrik dat Bretard vergezeld was van
den kantoorbediende Cloudon. Mijn
eerste beweging was naar mijn
revolver te grijpen en uit het huis
te loopen, maar spoedig bedaarde ik;
neen, het was niet waarschijnlijk,
dat hier een valstrik voor mij gespannen werd. Maar, als de kantoorbediende mij herkende! Zeker, het
was ongetwijfeld een hachelijke toestand, maar ik had eenmaal A gezegd,
dus moest ik doorgaan tot de laatste
letter toe. Een tamelijk luid gevoerd
gesprek tusschen Maillet en de
nieuw aangekomenen in de voorkamer
trok terstond daarop mijn opmerkzaamheid; langzaam en
zachtkens naderde ik de deur om te luisteren. Nu bleek het
mij dat Bretard maar een halve schurk was; hij kwam er
tegen op om de aan de firma ontstolen waarde op die wijze
van de hand te doen en was meer van meening dat haar
een tweede aanbod moest gedaan worden. De anderen hadden echter vast besloten zich met den verwachten afnemer
te verstaan en onmiddellijk, na afhandeling en vereffening
der zaak het land te verlaten. Bretard’s herhaalde dringende
beden, om zijne firma toch niet in ’t ongeluk te storten
werden bespot en ten laatste met bedreigingen beantwoord.
Later vernam ik ook, dat Bretard een neef van Madame
Maillet was, wier echtgenoot hem eerst bij het spel uitgeplunderd en hem toen tot een oneerlijken greep uit zijn
kas verleid had, en, om dien te verbergen was eindelijk dit
plan tot het laatste en zwaarste bedrijf beraamd en uitgevoerd. De vloek van een slechte daad I
Het was stil geworden; snel nam ik mijn plaats, waar ik
gezeten had, weer in, en nauwelijks had ik een nieuwsblad,
dat voor mij op de tafel lag, opgenomen, of het drietal
trad de eetkamer binnen. Toen Maillet mij met nagebootste
deftigheid voorstelde, wierp Cloudon een korten, wantrouwenden blik op mij, die mijn bloed bijna deed stollen. De
vroolijke invallen van Monsieur Maillet verdreven echter
voor ’t oogenblik den opkomenden argwaan. Op uitnoodiging van onzen gastheer zetten wij ons aan den welvoorzienen disch, maar onaangenamer heb ik nooit aan tafel
gezeten. Gedurig voelde ik de vorschende, wantrouwende
blikken van Cloudon op mij gevestigd; het was een geluk
dat Maillet in zijn opgeruimde stemming geen acht op den
jonkman sloeg, en Bretard stil en in zichzelven gekeerd
voor zijn bord zat.
Eindelijk was het diner afgeloopen en gingen de. wijnflesschen rond. Ik dronk meer dan gewoonlijk, deels om
mijn zenuwen te sterken, deels om geen achterdocht te
wekken. Het was omstreeks den tijd dat de Jood zou komen,
toen Cloudon, wiens doordringende donkere blikken weder
een poos vorschend op mij gevestigd waren geweest, eensklaps
tegen mij zeide: „’t Is mij, mijnheer Warden, alsof ik U
ergens anders al gezien heb.”
„Dat kan wel,” antwoordde ik zoo luchthartig mogelijk,
„anderen is het ook wel zoo gegaan, misschien zelfs meer
dan eens.”
„Hahaha!” lachte Maillet, „mijnheer Frundy bijvoorbeeld.”
... greep toen met bliksemsnelheid TAaillet bij de keel.
„Ik zou mijnheer wel eens willen aanzien zonder zijn
pruik,” ging Cloudon met dreigende onbeschaamdheid voort.
„Gekheid, Cloudon, je ziet spoken I” riep Maillet er tusschen door; „ik wil niet, dat je mijn goeden vriend Warden
beleedigt.”
Cloudon drong niet verder op zijn verlangen aan, maar
het was hem duidelijk aan te zien, dat de bij hem opgekomen
herinneringen hoe langer hoe meer een bepaalden en dreigenden vorm schenen aan te nemen.
Eindelijk — ik kan niet zeggen hoe vurig verlangd die
hulp kwam — kondigde een kloppen aan de huisdeur
de komst van Jackson-Levi Samuel aan. Wij sprongen
overeind en snelden naar het venster. Juist, het was de
Jood, hij had zich prachtig gecostumeerd. Maillet deed open,
bracht hem binnen en stelde hem voor.
Jackson kon niet nalaten mij een vragenden blik toe te
werpen, toen hij de onverwachte vermeerdering van het
gezelschap bespeurde, en hoewel hij zijn rol uitmuntend
speelde, klonk het toch niets Joodsch, toen hij zeiue : „Gij
hebt meer gezelschap dan ik verwachtte.”
„Eén vriend maar, een bijzonderen vriend, mijnheer
Samuel. Kom, neem plaats en laat ik U eens inschenken.
Gij zijt immers een Engelsche Jood?”
„Ja.”
Een paar minuten heerschte er een volslagen stilzwijgen.
Toen begon Maillet: ,Het spreekt van zelf, dat gij op de
zaak voorbereid zijt ?”
„Ja, dat wil zeggen, als gij billijk zijt.”
„Billijk ? De billijkste lui van de wereld !” antwoordde
Maillet, luid lachend.
„Maar, als ik vragen mag, waar is het goud, waarmee
ge onzen koop denkt te betalen?”
„Als wij het over den koop eens zijn, is het er over een
half uur. Ik draag zoo maar geen zakken souvereigns bij
mij,” — in elk gezelschap,” antwoordde Jackson gevat.
„Goed, dat is ook wel te'begrijpen; maar hoeveel zult
gij ons aftrekken?”
„Dat kan ik eerst zeggen als ik de „waar” gezien heb.”
Maillet stond, zonder verder iets te zeggen op, en verliet
de kamer. Ongeveer tien minuten bleef hij weg. Bij zijn
terugkomst telde hij nauwkeurig de gestolen banknoten,
waarbij hij de andere geldswaardige papieren legde. Jackson
stond van zijn stoel op, kwam dicht bij hem staan en begon
het bedrag in zijn zakboekje te noteeren. Ik stond insgelijks
op en deed alsof ik een der schilderijen aan den wand bekeek.
Het was een vreeselijk benauwd
oogenblik; wij hadden het teeken
afgesproken — er was niets meer aan
te veranderen.
Cloudon was ook haastig opgestaan en overzag het tooneel met
onrustige, koortsachtig glinsterende
oogen.
Het onderzoek van de geldswaardige papieren was afgeloopen.
Jackson begon bedaard de banknoten te tellen. „Eén, twéé, drie,
vier, vijf.”
Toen dit wachtwoord over zijn
lippen was, viel hij op Bretard aan,
die het dichtst bij hem stond, en op
hetzelfde oogenblik stak ik een mijner
voeten tusschen die van Cloudon,
wierp hem met een krachtigen stoot
op den grond, greep toen met bliksemsnelheid Maillet bij de keel, en
hield met de andere hand mijn
revolver tegen zijn slapen.
„Hoera!” riepen wij beiden, met
licht te begrijpen opgewondenheid,
en eer nog een van de schurken van
zijn schrik kon bekomen, waren Mail,
let en Bretard de handboeien aangelegd
en was er van tegenstand geen sprake
meer. Toen kwam de jonge Cloudon
aan de beurt.
Nauwelijks had Maillet zijn zinnen
weer bij elkaar, of hij begon te razen
als een gek; de beide anderen waren
rustiger. Nadat wij alle drie behoorlijk
geboeid en den geheelen buit netjes
verzameld hadden, verlieten wij
Oak-Cottage in zegepraal. Madame
Maillet en haar dienstmaagd werden
niet lastig gevallen.
Éen uur later zaten de schurken
reeds veilig achter slot en grendel,
en ik spoedde mij om Monsieur Dumanoir van den goeden uitslag onzer
onderneming kennis te geven.
Zijn vreugde was, zooals te begrijpen is, onbeschrijfelijk, en onmiddellijk reed hij naar
het telegraafkantoor om zijn Parijschen associé gerust te
stellen.
Na een korte procedure werden de gevangenen van den
gemeenschappelijk gepleegden zwaren diefstal overtuigd
en tot tien jaar deportatie veroordeeld.
Toen Maillet langs mij heen op het schip gebracht werd,
zei hij in het Fransch en op wraakzuchtigen toon : „Je
zult het mij nog betalen, jij en je mijnheer Frundy !” Ik
ben dergelijke bedreigingen gewoon; sedert lang geef ik er
niets meer om; dus vergenoegde ik mij ook deze glimlachend
aan te hooren, vriendelijk.antwoordende:
„Au revoir — Vooruit!”
KERSTGESCHENKEN.
Meer en meer burgert ook ten onzent het geven van
geschenken met Kerstmis in en wij herinneren daarom
onze lezers er nogmaals aan, dat zij op artistieke en
goedkoope wijze hun huis kunnen versieren.
Bijna alle platen uit Panorama kunnen als wandversiering dienst doen en daarom hebben wij gemeend onzen
lezers een dienst te bewijzen door het verkrijgbaar stellen
van lijsten /oor de mooiste platen uit Panorama, welke
lijsten wij onzen abonnés tegen zeer goedkoopen prijs
aanbieden.
Gaat dus naar Uw boekhandelaar en vraagt hem*de
Gravurencollectie van Panorama te mogen bezichtigen.
Hij zal U toonen, hoe men met -weinig geld mooie gravures in lijst uit Panorama kan samenstellen.
|