Panorama

Blad 
 van 2380
Records 26 tot 30 van 11897
Nummer
1913, nr.02, 9 juli 1913
Blad
06
Tekst
PANORAMA „Houd u kalm,” fluisterde hij, „ik doorzie het spel nog niet geheel en al en daarom is het noodig, dat Chesney zijn hoofd nog wat verder in den strik steekt. Als we hem zijn gang laten gaan, zonder dat hij argwaan krijgt, dan behoeven we niet bang te zijn dat hij zich verder zal verwijderen dan tot het andere einde van de straat; wij zullen intusschen voldoende gelegenheid hebben de brandweer op te schellen, ten einde grooter onheil te voorkomen, en kunnen dan op den misdadiger de hand leggen op het oogenblik dat dit ons het geschiktst voorkomt.” Chesney's voorbereidende maatregelen waren intusschen gereed gekomen. We zagen hem een eenige meters lange reep houtwol gereedmaken en dit met het eene eind tegen den uit de kisten vervaardigden brandstapel leggen. Daarna ging hij eenige minuten zitten blijkbaar wachtende, tot de nachtelijke duisternis had plaats gemaakt voor de eerste stralen van den komenden dag. Door het aanbrekende licht zou brand in den aanvang minder kans hebben ontdekt te worden, zoo dacht hij waarschijnlijk; daardoor zou de oorzaak onbekend blijven en de brand zich kunnen uitbreiden voor de bluschmiddelen aanwezig waren. Eindelijk zagen we hem opstaan en na even zenuwachtig te hebben rondgekeken, zich over de reep houtwol heen-buigen. We hoorden een lucifer aanstrijken, zagen een oogenblik later een klein geel vlammetje bleek in de morgenschemering kruipen langs de lange lijn van houtwol. Chesney sprong nu op, liep naar den muur en was in een oogenblik er over verdwenen; doch voordat wij tijd hadden uit onze schuilplaats naar de plek des onheils te snellen, had het vlammetje den stapel leege kisten en stroo reeds bereikt en was tot een vuurmassa gegroeid, die zich snel uitbreidde. „Carstone. blijf jij hier en doe alles wat je kunt om het vuur in bedwang te houden, ik zal intusschen de brandweer opschellen,” zei Quest, en hij rende het terrein over in tegenovergestelde richting van die Chesney genomen had. Hij nam zijn weg over een ander erf en kwam eindelijk in een dwarsstraat, hierdoor voorkomende dat hij werd opgemerkt door den brandstichter, die zeker aan de overzijde der straat in zijn huis het verdere verloop van zijn misdrijf gadesloeg. Ik greep intusschen een langen haak die in de nabijheid lag, naderde zoo dicht mogelijk den nu in lichterlaaien staanden houtstapel, en trachtte sommige kisten die nog geen vuur gevat hadden weg te trekken. Daar hoorde ik eindelijk weer den regelmatigen stap van een politieagent in de straat; ik deed alle moeite om zijn aandacht te trekken en een oogenblik later was hij den muur overgeklommen en stond naast mij. Ik legde hem uit dat mijn vriend reeds bezig was de brandweer op te schellen. Op zijn fluiten waren intusschen nog eenige politieagenten ter hulp gesneld en toen we eindelijk de trappelende paardenhoeven en het gelui van de naderende brandspuiten hoorden, hadden we het vuur zoover overwonnen, dat het aan de brandweermannen weinig moeite meer kostte dit geheel te blusschen, voor dat het aan het magazijn eenige ernstige schade had kunnen berokkenen. Een half uur later ontsloot ik mijn huisdeur en trad kalm mijn woning binnen, mijn hoofd vol van gedachten over de vreemde ongevallen die hadden plaats gehad sedert ik des morgens mijn huis verlaten had. Ik had met Quest afgesproken hem om tien uur weder te ontmoeten op de plaats waar de nachtelijke gebeurtenissen waren voorgevallen. ,,Ga nu dadelijk naar bed en slaap goed,” riep hij mij ten afscheid toe, „want je ziet er zeer vermoeid uit 1” Klokslag tien uur vond ik Quest reeds op mij wachtende tegenover Drury's magazijn; hij zag er zoo frisch en opgewekt uit, alsof hij de heerlijkste nachtrust genoten had. Ik was daarom ten zeerste verwonderd te hooren dat hij nog minder geslapen had dan ik en eerst om zeven uur was thuis gekomen. „Ik ben op eenig onderzoek uitgeweest, waarvan ik je de resultaten zal meedeelen,” zei hij, terwijl wij voortwandelden. „Bij het vervolg van de geschiedenis zul je zelf tegenwoordig zijn ! Jacob en Samuel Chesney wonen beiden sedert zes jaar in hun tegenwoordige magazijnen en het is hun blijkbaar in hun zaken goed gegaan. Nu heeft Samuel ongeveer een jaar geleden, zooals hij ons vertelde onaangenaamheden gekregen met George Drury over een onbe duidende zaak. Naar Drury mij meedeelde, hadden ze beiden meermalen tegelijkertijd goederen aan het station, en telkenmale liep Chesney dan rond met een kouwe drukte als een baasje met één knecht en deed duidelijk uitkomen, dat hij Drury verdacht van zijn goederen te willen stelen. Op zekeren dag, dat hij woedender was dan anders over eenige kisten met komkommers die hij uit Holland ontvangen had, verloor Drury zijn kalmte en hij zei zijn concurrent met duidelijke woorden, dat deze niet moest denken dat iedereen een schurk was, evenals hij zelf. „Ik beschuldigde hierop Drury twee van Chesney’s balen met kokosnoten te hebben ontvreemd, doch hij ontkende dit hardnekkig en scheen mij volkomen geloofwaardig. Ik overreedde hem nochtans om zijn magazijn eens grondig te onderzoeken, en, werkelijk, vonden we heel onderaan van een stapel balen er twee gemerkt met een rood kruis en de letters S. G. en dichtgebonden met een rooden band. Drury, die desniettegenstaande, mij volkomen ter goeder trouw leek, wilde de beide balen dadelijk naar Chesney terugzenden. Ik wist hem echter over te halen, dit niet te doen, om welke reden zal je spoedig gewaar worden.” We waren intusschen Drury's fruitzaak weder genaderd en zagen daar een groepje mannen bijeen, klaarblijkelijk groenteboeren en kleinhandelaren in fruit. „Drury houdt vandaag veiling van een deel van zijn goederen, zooals dat bij groothandelaren gebruikelijk is en nu heb ik hem overgehaald bij de te veilen goederen ook de balen met kokosnoten van Chesney te voegen,” legde Quest mij uit, toen we het veilingslokaal betraden en een plaatsje in de buitenste rijen innamen. Ik gaf mijn vriend ongemerkt een wenk om zijn aandacht te vestigen op Samuel en Jacob Chesney die niet ver van ons in gesprek waren met een kleinen, maar gespierden roodharigen man. Na eenige oogenblikken nam de verkoop een aanvang en wij wachtten met ongeduld, terwijl een aantal kisten met sinaasappelen en zakken, met appelen onder den hamer kwamen en aan de verschillende koopers werden toegewezen. Eindelijk bracht een van de knechts een paar balen met kokosnoten naar voren, die hij in het wilde van den grooten stapel afhaalde, waaronder ook de twee bewuste balen zich bevonden. De balen werden opengesneden en de noten rolden over den vloer in den kring van kooplui. Verschillende handelaren bogen zich over de vruchten heen, waarvan er enkele werden opengebroken. „Nu, heeren,” riep de afslager eindelijk „uit de proef-balen die we u hier laten zien', zult u wel bemerken, dat we een prachtige partij kokosnoten te koop hebben. De partij is honderd balen groot. Kom, wie doet er een bod naar die mooie partij ? Laten we zeggen twee honderd vijftig gulden, om te beginnen 1” „Twee honderd I” schreeuwde er een uit de menigte. „Nou, twee honderd dan 1 225 I . . . . 250 1 . . . . 275 1 . . . . 275 ! . . . . Kom. niet allemaal te gelijk .... 275 1 . . . . 275 ! . . . . Hoe heb ik het nou, niemand meer dan 275 voor zoo'n prachtige partij goed, 't is te geef ! Nogmaals 275 . . ..” „300 I” riep de kleine roodharige man. Mijn metgezel gaf een wenk aan een robusten kerel met een rood opgeblazen gelaat, die kort bij hem stond en dien hij bij het binnenkomen had gegroet. „3251” riep deze man, terwijl hij bijna onmerkbaar terugwenkte. „350 !” zei weer de roodharige man. De afslager stond met den hamer in de hand te kijken van den eenen bieder naar den anderen, en de kleine kring van kooplieden keek stilzwijgend toe, eerst met belangstelling, die weldra successievelijk tot de hoogste verbazing oversloeg toen de beide bieders elkander hadden opgejaagd tot het ongehoorde bod van vijfhonderd gulden. Toen fluisterde Quest den langen man iets toe en met een breeden grijns van ingehouden pret op zijn eerlijk gezicht, beantwoordde hij het laatste bod van zijn tegenstander met een nieuw bod, dat als een donderslag den verbaasd starenden handelaren in de ooren klonk. „Twaalf honderd gulden !” Een gemurmel van verwarring ging door de menigte en zelfs de afslager scheen stom van verwondering. Ik keek naar de broeders Chesney. Beiden toonden de'duidelijkste teekenen van angst I Samuel v; tte zijns broeders arm zoo krampachtig beet, dat zijn nagels ongetwijfeld in diens arm moesten staan; ik zag hem zijn dunne lippen bevochtigen en iets in Jacobs oor fluisteren. Een oogenblik later keerden ze zich om en verwijderden zich zoo haastig mogelijk. Ik maakte Quest hierop opmerkzaam, doch deze lachte slechts. „Zij zullen niet ver loopen,” zei hij kalm, „drie of vier vrienden in blauwe uniform staan in de straat op hen te wachten 1” Een kwartier later stonden Drury, de afslager, een douanebeambte, eenige agenten benevens Quest en ik in het magazijn bijeen. Mijn vriend vroeg nu schertsenderwijs om zijn beide balen. Hij sleepte er een naar voren en sneed hem open. Ik weet niet meer wat ik verwachtte, dat er uit zou rollen : goud, diamanten of misschien de overblijfselen van een mensch; doch niets zou mij meer verwonderd hebben, dan wat er werkelijk uit de baal te voorschijn kwam. Voor onze verbaasde oogen rolde een lange rij kokosnoten, volkomen gelijk aan die welke uit de eerste baal gekomen waren. „Wat kan dat nu, in vredesnaam, beteekenen ?” riep ik ten hoogste verbaasd uit. „Wacht een oogenblik !” lachte Quest, en een kleinen hamer opnemende die naast hem lag, gaf hij een der noten een harden slag. Deze viel daardoor in tweeën en nu zagen we dat de noot een grooten bal zorgvuldig in theelood verpakte tabak bevatte. De douane-beamte kwam naar voren en vatte de hand van mijn vriend. „Veroorloof mij u geluk te wenschen,” zei hij, „met uw handige ontmaskering van den meest geraffi neer den smokkelaarstruc, die klaarblijkelijk reeds langen tijd met succes is toegepast geworden 1” „Dank-u,” hernam Quest. „Als ik u advies mag geven, ga dan naar Chesney's magazijn en onderzoek nauwkeurig al zijn goederen. En als ik u verder mag raden, wijd dan uw bijzondere aandacht aan zijn hollandsche komkommers. Ik ben overtuigd dat dit even groote natuurwonderen zullen blijken te zijn als deze kokosnoten.” Onder den rook van een geurige after-dinnersigaar verklaarde Quest mij dien namiddag hoe hij tot de ontdekking was gekomen van de bedrieglijke handelingen der gebroeders Chesney. „In weinig woorden is de zaak zoo,” begon hij. „Het was een der problemen, voor welks oplossing slechts eenig gezond verstand noodig is. In de eerste plaats was het opmerkelijk dat Samuel Chesney zulk een buitengewoon belang scheen te hechten aan het herkrijgen van de twee vermiste balen. Zijn onhandige poging om dit aannemelijk te maken door te spreken van zijn vijandschap met Drury leek mij niet vereenigbaar met zijn voornemen om de goederen terug te koopen. Zijn geheele wijze van doen scheen een gevolg te wezen van een intensiven angst om zoo spoedig mogelijk de beide vermiste balen weer in zijn bezit te krijgen. Ook het verhaal van de weddenschap met zijn broer bleek door diens nachtelijke handelingen een leugen te zijn. „Toen ik mij de dwaze en vergeefsche moeite herinnerde die Chesney in het werk gesteld had om de beide balen te ontdekken en terug te krijgen was mijn eerste gedachte dat deze de een of andere kostbaarheid moesten bevatten; ik dacht voorts aan den diefstal van Lady Spencer Long-ford's juweelen en meende, dat de lange, bleeke man, dien men er van verdacht, niemand anders kon zijn dan Samuel's broeder. Het leege juweelenkistje was gevonden aan het Marlybonestation; de kostbaarheden konden dus in een van de balen verborgen zijn, die juist dien tijd aan het station gelost waren. „Toen ik evenwel later Jacob Chesney zoo onbeholpen bezig zag om in te breken en daarna getuige was van zijn poging om brand te stichten, werd het mij duidelijk, dat nu hij geen kans zag om de balen voor zijn broeder terug te krijgen, hij alle moeite deed deze te vernietigen. Hij was dus kennelijk bang dat deze in verkeerde Kanden zouden komen. „Dat Jacob Chesney evenveel belang bij de zaak scheen te hebben als zijn broeder en dat hij tabakker was, deed mij de rest zonder veel moeite raden. De Chesney's hebben nog een broer in Zuid-Amerika. Waarschijnlijk heeft deze de zaken aldaar behandeld.” BIOGLOBIN BIOGLOBIN VORMT BLOED BIOGLOBIN IS EEN HAMOGLOBIN PREPARAAT Het bloed van gewervelde dieren bestaat uit eene kleurlooze vloeistof, plasma, waarin een groot aantal bloedlichaampjes of bloedcellen. Van deze kent men twee soorten: 1°. de roode bloedlichaampjes; de kleur van ieder bloedlichaampje op zich zelf is meestal geel, maar in massa rood ; 2°. de kleurlooze of witte bloedlichaampjes. De roode bloedlichaampjes bestaan voor u 11 water en voor +31/SJ/0 uit vaste stof. De vaste stof zelf bestaat voor 90 % uif Hamoglobin, eene roode kleurstof. Wat is het doel van den bloedsomloop? De bloedsomloop dient er voor om de zuurstof, die het bloed in de longen heeft opgenomen, overal in hef lichaam te verspreiden en om het koolzuur uil de weefsels op te nemen en af te voeren, dat ontstaan is door oxydatie van weefsels en voedsel met de door het bloed aangevoerde zuurstof. Hoe neemt het bloed de zuurstof op? Bijna al de zuurstof is chemisch gebonden, en wel aan hel Hamoglobin van het bloed. Toevoeging van Hamoglobin , aan het bloed is dus gewenscht in gevallen van bloedarmoede en alge-meene lichaamszwakte. De onaangename smaak, eigen aan hef Hamoglobin was oorzaak dat de patiënten zeer ongaarne hiertoe hun toevlucht namen. Het is de groote vinding van het Bioglobin, dat deze moeilijkheid is overwonnen. De patiënten verlangen thans naar hunne dagelijksche versnapering. Verschillende professoren van naam, zooals Prof. Torggler. directeur der vrouwenkliniek te Klagenlurt, Prof. Dr. J. Hnatek te Praag. Dr. Westheimer te Berlijn, Dr. Blifz te Berlijn, Dr. Gustav Muller te Magdeburg, en vele anderen betuigen nog dagelijks hunne volkomen instemming met het gebruik van Bioglobin in gevallen van bloedarmoede, algemeene lichaamszwakte, bleekzucht, zenuwzwakte, groot bloedverlies en tot hef herwinnen der krachten na ziekte. Op gezag van hen allen kan men zich in het volste vertrouwen wenden tot een apotheker of drogist en aldaar koopen eene heele of halve ffesch Bioglobin, die in alle apotheken en drogistwinkels in Nederland verkrijgbaar is. Op aanvraag zendt de fabrikant voor Nederland, de Heer H. G. WINTER, apotheker te Groningen, of de generaal-vertegenwoordiger, de firma G. A. MAIN1 Jr., Oude Zijds Voorburgwal 125 te Amsterdam, gaarne een proeffW^je °l brochure met talrijke attesten.
PDF
Nummer
1913, nr.02, 9 juli 1913
Blad
07
Tekst
STUDENTENFEESTENTEDELFT-DEMASKERADE
PDF
Nummer
1913, nr.02, 9 juli 1913
Blad
08
Tekst
Bovenvanlinksnaar'rechts:DePresidentinhetFranschehospitaalteLondenDeKoningmetzijngast.DeontvangstdoordenLord-Mayor.VUIfBilIPRESIDENT'POINCARÉINENGELAND.
PDF
Nummer
1913, nr.02, 9 juli 1913
Blad
09
Tekst
Beneden van links naar rechts: De ontvangst aan het Victoria -Station te Londen (naast den President de Hertog van Connaught). De aankomst te Portsmouth ; de inspectie der eerewacht (naast den President de Prins van Wales). De aanbieding van een adres aan den President.
PDF
Nummer
1913, nr.02, 9 juli 1913
Blad
10
Tekst
:: DE TENTOONSTELLING TE 'SITTARD. :: Boven: H.M. de Koningin, door de bevolking geestdriftig toegejuicht, bezoekt de tentoonstelling. Daaronder: Kijkjes op de Tentoonstellingsterreinen. Onderaan: Links een deel uit den groep ter gelegenheid van de plechtige opening gefotografeerd: Midden met parapluie: Jhr. Mr. G. L. M. H. Ruys de Beerenbrouck: naast Z.Exc. Hnk$ vooraan Notaris Jos. van Wessen, 2e Voorzitter Hoofdbestuur; rechts van Z.Exc. Jac. Timmermans, voorz. hoofdbestuur: rechts naast hem: Fern. Arnolds, secr.: links, achter den voorzitter, met baard C. v. d. Bilt, 2e Secretaris Hoofdbestuur. Rechts: Gedenknaald, opgericht ter gelegenheid van de herdenking van Nederlands honderdjarige onafhankelijkheid, op het terrein der tentoonstelling, dat na afloop der tentoonstelling als park zal voort blijven bestaan. De Gedenknaald, welke dan het park zal sieren, werd der Gemeente Sittard eerbiedig opgedragen door den vervaardiger, A. Russel te fegelen.
PDF
Blad 
 van 2380
Records 26 tot 30 van 11897