Panorama

Blad 
 van 2380
Records 221 tot 225 van 11897
Nummer
1913, nr.14, 1 okt. 1913
Blad
09
Tekst
nagaat hoe weinig gevallen er in de werkelijkheid van begraven van een schijndoode bestaan, dan kan dit argument in het geheel niet gelden. Hier hangt ook alles af van de lijkschouwing. De godsdienstige bezwaren zijn de zwaarte. Een ieder blijve vrij in zijn religieuse opvattingen over begraving. De Vereeniging voor facultatieve lijkverbranding wenschte die vrijheid echter óók voor de crematie en al is in de wet van 1869 nog niet de mogelijkheid van verbranding geregeld, door de oprichting van het crematorium zal dat misschien gebeuren en de facultatieve lijkverbranding in ons ons land overgaan tot wettelijk geregelde Wat nu het crematorium zelf aangaat, hel is gebouwd op een hooge duinenrij, welke de begraafplaats Westerveld te Velzen omzoomt. Het is een monumentaal gebouw, dat een rustigen, soberen indruk maakt. Over een breed bordes komt men in de hooge stemmingsvolle, centrale hal, waar eventueel een lijkdienst gehouden kan worden, terwijl de afgestorvene in een kist tegenover de centrale hal, in een vertrek dat iels hooger ligt, geplaatst is. Een ruim koor, waarop ook een orgel plaats vindt, schept de gelegenheid tol plechtige lijkdiensten. Voor de familie is een speciaal vertrek aangewezen van waaruit men den lijkdienst kan volgen, zonder door het publiek gezien te worden. De eventueel met bloemen en kransen bedekte kist wordt geplaatst op een baar, welke tevens de lift is, voor de overbrenging naar de ovenkamer. Na beëindiging van den lijkdienst of der laatste redevoering daalt de lift heel langzaam. Statig verdwijnt de doode; geruischloos sluit zich de opening van de lift. Inderdaad een uiterst plechtig moment. In de ovenkamer wordt de kist van de lift naar den oven vervoerd door een speciaal daarvoor gebouwd wagentje. Snel gaan de ovendeuren open en sluiten zich weer onmiddelijk. De verbranding zelve vindt plaats, zonder dat de vlammen der brandstof in aanraking komen met het lijk, De z.g. recuperatoroven, welke in Velzen in gebruik is, berustend op hetzelfde principe als de regenerator ovens, verschaffen verhitte lucht tot een temperatuur van pl.rn. 1000° C Die verhitte lucht wordt toegelalen in de verbrandingskamer en verteert het lijk. De kist verbrandt volkomen. Van de dooden blijft alleen de beenderen-asch over, die als een zuivere, witte substantie verzameld wordt. De vóórverwarming van den oven duurt circa 4 uur. De verbranding zelve neemt 1 V4 a 1l/2 uur in beslag. De kosten bedragen aan brandstof enz. circa f 8 a t 10. De asch wordt bijeengebracht in een urn. Onze begrafenis-wet eischt, dat deze begraven wordt. In het buitenland bestaan echter verschillende wijzen lol bewaren dezer urnen. In verscheidene crematoria zijn z.g. columbaria gebouwd; dat zijn vertrekken met nissen, waarin de urnen worden geplaatst. Hoezeer dit ook op hel eerste moment een plechtigen indruk maakt, toch zijn er bezwaren aan verbonden, die deze bijzetting onvolkomen doen zijn. Een zekere eentonigheid bij gelijkheid of een zekere onrust bij te groole verschillen storen dikwijls het plechtige. Ook is het niet mogelijk de nagedachtenis der dooden te eeren met bloemen, enz. Vandaar dat in verschillende Duitsche steden z.g. urnenkerkhoven gesticht zijn, waar de urnen begraven worden en waarboven dan meestal gedenksteenen zijn opgerichl. Ook vindt soms de urn een plaats in den gedenksteen zelf. De kerkhoven te Jena en Hamburg zijn op dit gebied een voorbeeld te noemen Met een bezoek van de leden der Vereeniging tot facultatieve lijkverbranding Zaterdag 27 September j.l., samenvallende met de jaarvergadering der vereeniging. is het crematorium geopend verklaard. Als namen der oprichters zijn in een gedenksteen vermeld de heeren: Dr. J. de Vrij, Dr. Ph. K. van Lissa. Mr. J. D. Verbroek, L. J. Vermeer. J. B. A. Saeys, L. P. de Groot. Aan de ziel der beweging, Dr. Van Lissa, danken wij verschillende inlichtingen en het bijwonen van een proefneming, natuurlijk niet met een menschelijken doode.
PDF
Nummer
1913, nr.14, 1 okt. 1913
Blad
10
Tekst
Het jubileum van de Staatsspoor, Maar aanleiding van de bijzondere feestviering van deze zoo belangrijke Maatschappij, geven wij onzen lezers eenige afbeeldingen uit het prachtalbum door de Maatschappij saamgesteld, waartoe ons bereidwillig toestemming werd verleend, Mr, H, p. G, Quack. Secretaris der ©irectie, 26 Sept 1865, Opening van den oudsten Staatsspoorweg Öreda-Tilburg. 5 Octoberl865, Ontvangst van Minister Thorbecke op het station Breda. Mr, H, p. G. Quack, Voorz. Raad v, Comm. 26 Sept, 1913 DE LANDBOUWTENTOONSTELLING TE POELDIJK. Het smaakvolle middenstuk der Tentoonstelling, ©e zwaarste druiventros van de tentoonstelling, ©eze weegt ongeveer 3 pond De weelde, welke Boskoop te zien geeft op bloemengebied, die weelde geeft het Westland opfruitgebied. Bijna elk jaar vindt er in een van die plaatsen een tentoonstelling plaats, en daar wordt het fijnste, het edelste, het meest exquise van wat het Westland voortbrengt, geëxposeerd. Dit jaar was Poeldijk de aangewezen plaats. Het veilinglokaal was herschapen in een vruchten-paradijs. Op blanke tafels stonden de rijen matblauwe druivèn en glommen de rozige appelen en bronzen peren. Reuzen waren daaronder. Er waren series trossen druiven (met prachtigen „korrel” en bijna zuiver kegelvormig van groei) die elk 3 pond wogen. De zwaarste tros haalde circa 5 pond. Ook de peren en appelen in inzendingen van 5 stuks toonden een gaven vorm. Onder de appelen waren er enkele van 38 cM. middellijn. Doch daarop is de tentoonstelling niet gericht. Fraai en gaaf fruit is het hoofddoel en dat is te bewonderen bij de druiven, bij de tallooze soorten peren, bij de verscheidenheid der appelen enz. Bijzonder fraai uit expositie-oogpunt deed het „pièce de milieu”. Vier hoornen des overloeds stortten een stroom van fruit uit; een stroom van lichtgele appelen en donkerblauwe druiven en bloedroode tomaten en geaderde meloenen, Vooral in den vooravond, toen daartusschen verschillende gekleurde lichtjes glinsterden gaf dit middenstuk een bekorend en smakelijk geheel! Op het terrein rondom stonden talrijke werktuigen geëxposeerd, kas-modellen, motorpompen. watertorens enz. Voor den tuinder van veel belang, want in het eigenaardige Westland heeft elke kweekerij haar eigen machinerieën, haar eigen waterverschaffing enz. Door afwezigheid van minister Treub werd de tentoonstelling, die al meer blijk geeft van de energie en het iniatief der Westlanders, door den Directeur van den Landbouw, den heer van Hoek, geopend En karakteristiek was daarna de aanbieding van de mandjes met eere-vruchten, inplaats van den eerewijn.
PDF
Nummer
1913, nr.14, 1 okt. 1913
Blad
11
Tekst
GROOTE MlUTAiRE. HERFSTOEFENINGEN IN OVERUSEL. 1. Vervoer van het zoeklicht, dynamo en motor voor het licht worden hierbij vervoerd. 2. Kijkje in de soldatenkwartieren, in één tent kunnen ongeveer 50 man overnachten. 3. Een rnitrailleuse voortgetrokken door honden 4. Een batterij met bedienende manschappen onder groen en heide verborgen, dus voor vliegmachines onzichtbaar. 5. Het zoeklicht opgesteld op het terrein, waar een nachtelijken overval wordt verwacht. KONING CONSTANTIJN VAN GRIEKENLAND gekiekt in zijn Hotel te Parijs. Minister Treub bracht dezer dagen een bezoek aan het Nederlandsche Paviljoen van de Wereldtentoonstelling te Gent. Onze foto, geeft Z.Exc. in gezelschap van de Heeren Stuart en Veldhuis, resp. Commissaris-Generaal en Alg. Secretaris v. d. Nederl. afdeeling. Op den achtergrond ziet men den Heer Goddaerd, Gomm.-Generaal van de Fransche sectie op de Wereldtentoonstelling FR. WIERSMA, (Amsterdam) Kampioen van Nederland 1913 (Onafhankelijken) van den wegwedstrijd. Zooals men weet was deze wedstrijd in Holland verboden en heeft men dezen in België gehouden.
PDF
Nummer
1913, nr.14, 1 okt. 1913
Blad
12
Tekst
‘Rotterdam’s centrum in het coocoo reisseizoen, /rw-i otterdam s centrum, het is het Beursplein. Daar concentreert zich alle verkeer en leven. Daar rijden 7 van de 10 lijnen, die Rotterdam slechts heeft. Daar haasten zich de beursmeneeren van de Beurs naar de dichtbij gelegen kantoren; daar is intens cafébezoek en caféhandel. Daar eindigt en de Blaak. Daar lossen begint R dam s beroemde pantoffelparade langs de Internationale treinen hun reizigers en daar krijgen deze hun eersten indruk van Rotterdam-stad. Daar op dat centrum met dat intense verkeer is dus ruimte met breede trottoirs en bloemperken en regelmatige passage , . . Eilaci .... Daar in dat centrum liggen vanaf Juli de steenen opgebroken: daar beperkt zich het tramverkeer tot één zijde, omdat steeds de andere zijde onbegaanbaar is; daar wringt de gemengde menschenstroom zich langs hekken en zandhoopen en stuivende machines en kan niet eens de bekende gave ontwijken der musschen in de boomen, waarom de Beurszijde zoo befaamd is. Daar walmt een onzegbaar weeïge geur uil donker-zwarte ketels en verpest de omgeving met een reuzen stank .... In t volle reisseizoen. als duizenden Rotterdam s handel en energie komen bewonderen, wordt het centrum van Rotterdam met hout bestraat. C. V. Het Beursplein in den corner; Clsfaltbereidinq. Wij mogen ons nu al eens in woord en beeld vroolijk maken over een of ander gemeentebestuur, het is toch maar een feit, dat de plaatjes bij dit artikel den indruk versterken, dat men te Rotterdam op elk gedeelte van het uitgestrekte terrein der openbare werken ijverig aan den arbeid is. De Rotterdamsche bestrating is wat ouderwetsch voor een stad van zoo krachtige ontwikkeling, voor een haven- en handelsstad van haar beteekenis, Maar dat is een fout, die zij met de meeste onzer groote steden gemeen heeft en bij de vergelijking met het buitenland.- want wij vergelijken nu altijd gaarne met wat buiten onze grenzen geschiedt — mogen wij niet uit het oog verliezen dat de eigenaardigheid van onze bodemgesteldheid en van ons klimaat andere eischen stelt dan waaraan in den vreemde kan worden voldaan zonder al te groote bezwaren. Daarbij komt dat wij als rechtgeaarde Hollanders gaarne de kat uit den boom zien en ons zacht spiegelen aan eens anders ervaring Dit verklaart bijvoorbeeld waarom men ten onzent zooveel later met asfalteering is begonnen dan in andere landen. Maar overigens zullen wij het wel laten om van de voortvarendheid der Rotterdammers één kwzaad woord te zeggen. De geheele wereld zou er tegen opkomen. Want de geheele wereld — immers mannen en uit alle landstreken der aarde — is in den afgeloopen zomer, dank zij de gastvrijheid van het Rotterdamsche gemeentebestuur, in de gelegenheid geweest om de haven- en handelsinrichtingen van onze koopstad aan de Maas te zien en te bewonderen. Want dat ging samen. Er waren onder de bezoekers heel wat lieden, die jaren geleden dienzelfden, altijd evenveel voldoening schenkenden, watertocht hadden meegemaakt. Men denke maar aan het jaar 1907, dat ook zooveel vreemdelingen naar Rotterdam bracht. Destijds was de reusachtige Waalhaven nog slechts in aanleg; de eenden en zwanen zwommen nog op den Koedood, waar nu de groote stoomschepen gemeerd liggen. Het was in 1907 dat het plan tot aanleg van de reusachtige Waalhaven werd goedgekeurd. Sedert werden niet minder dan 460 hectaren voor dit doel onteigend en thans is het groote werk geheel gereed. Dergelijke feiten spreken sterker dan cijfers het kunnen doen, maar toch mag een enkel cijfer toonen hoe machtig en krachtig de tweede koopstad des rijks zich binnen een eeuw heeft ontwikkeld. In 1830 had Rotterdam 72 duizend inwoners, een halve eeuw later was dat aantal ruim verdubbeld en 150 duizend geworden. Thans is de toestand zoo, dal in 1930, bij leven en welzijn, er zeker 600.000 inwoners zullen zijn, zoo niet meer. Van andere cijfers, op de handels- en havenbeweging betrekking hebbende zullen wij ons maar onthouden. Zij spreken van een krachtsontwikkeling, die eerbied afdwingt — een eerbied, waaraan een beetje goedmoedige spot niet te na komt I •Het Beursplein in den aomer: voor het Postkantoor,
PDF
Nummer
1913, nr.14, 1 okt. 1913
Blad
13
Tekst
‘Toen het bestuur der stad fielden tijdens het beleg niet meer over voldoenden voorraad gangbare munt beschikte, gafhellast noodmunten te slaan, die zoolang het bele§ duurde voor de daarop aan$e§even waarde moesten aangenomen worden en later konden worden ingewisseld. - ©e&e munten worden bewaard in het Stedelijk 7Auseum „de fiakenhal”. Qfbeelding van den ijaeren pot, dien de jongen, die op onderzoek was uitgegaan, in de door de Spanjaarden verlaten Schans bij fiammen, vond. Ook deze pot wordt bewaard in het Siedelijk TAnseum „de fiakenhal*' te fieiden. eiken jare op 3 October herdenkt Leiden op waardige wijze een van de gewichtigste en meest vreugdevolle dagen uit haar geschiedenis. Hoe ver die dag ook terugligt en hoeveel belangrijke data zij sedert in haar annalen heeft op te teekenen gehad, nog is er niets van de herinnering aan de doorgestane ellende en nood en van de daarop gevolgde verlossing verflauwd. Behoeven wij ons af te vragen of Leiden recht heeft dien dag zoo luisterrijk te vieren ? Neen 1 Want niet alleen voor Leiden, maar voor het geheele Nederland is het feit, dat Leiden in 1574 niet in handen der Spanjaarden gevallen is, van het hoogste belang. En dat de Leidenaren met trots terugzien op de volharding en stille trouw van hun voorvaderen, wie zou het hun kwalijk nemen? Wel is er bij de belegering geen soldatenmoed behoeven betoond te worden. Uitvallen van beteekenis zijn niet gedaan, evenmin heeft de vijand stormgeloopen op haar veste zooals bij Haarlem en Alkmaar. Maar wat is de moed betoond in een gevecht in vergelijking met hetgeen de bevolking van Leiden toen heeft uitgestaan. In een gevecht bedwelmt de overspanning het gevoel en doet geen gevaar zien, maar bij het geduldig lijden en afwachten, zooals de Leidenaars gedaan hebben, blijft de bewustheid van het lijden steeds levendig, en daardoor de smart des te erger. De belegering der stad en haar ontzet op zichzelf beschouwd, en buiten de omstandigheden om, die feitelijk haar karakter bepalen, treffen onze verbeelding en gevoel reeds sterk en het wil ons dan ook voorkomen, dat wij het aan de nagedachtenis van de helden, die het beleg hebben meegemaakt, verschuldigd zijn, de historische feiten te memoreeren. • Waren de Spanjaarden bij het‘eerste beleg van Leiden begin 1574 genoodzaakt geweest, door de nadering van Graaf Lodewijk's leger op te breken, den 25sten Mei van hetzelfde jaar betrokken zij weder onverwachts hunne verlaten schansen rondom de stad, en sloten deze, die zich op hun terugkomst in het geheel niet had voorbereid, opnieuw en nu voorgoed in, zoodat de stad, die in het geheel geen levensmiddelen van beteekenis in voorraad had, van de buitenwereld geheel was afgesloten. Toch bleef men bij de tijding van de terugkomst der Spanjaarden rustig, De herinnering aan het eerste, zoo gunstig voor de stad afgeloopen beleg, leefde nog voort bij de belegerden, en de hoop, dat het nu wel weer zoo zou afloopen, deed hen de toekomst met onbevangenheid en tamelijke onverschilligheid tegemoet zien. De onverschilligheid was zelfs zoo groot, dat men eerst een maand, nadat het beleg begonnen was, er toe overging om den voorraad, in de stad aanwezig, na te gaan. De uitslag hiervan was echter teleurstellend, en het stond vast, dat indien de Prins niet spoedig met het beloofde ontzettingsleger ter redding kwam, er weldra hongersnood in de stad zou gaan heerschen. Daarom werd in allerijl alle mondvoorraad, die aanwezig was opgehaald en bepaald, dat voortaan per hoofd een vast rantsoen zou worden uitgedeeld. Dit bracht de menschen eerst goed tot bewustzijn van hun positie. Een maand van zuinigheid was voorbij, een maand van gebrek stond voor de deur en dan . . . . ? In het begin was de moed levendig geweest, en hoorde men van geen overgave spreken, maar naarmate de nood klom, begon de stemming der burgers te verflauwen. Vooral ook omdat de boden die van den Prins kwamen, wel spraken van plannen tot ontzet, maar er nog geen maatregelen werden, genomen. Dit was echter niet de schuld van den Prins, want deze was hard ziek, en kon dus, geen leger bij elkaai brengen. Wel had hij, in overleg öen der bas-reliefs van het standbeeld van v. d. Werft., voorstellende het ontbet van Eeiden, met de Staten, het bevel gegeven de dijken van Maas en IJsel door te steken, om zoodoende den vijand door het binnenstroomende water uit hun schansen te verdrijven. Maar het water steeg slechts langzaam honger en in de stad werd de nood al grooter en grooter. Een beschrijving van de ellende, van den hongersnood en pest, zij geeft slechts een flauw denkbeeld van het lijden in de stad. Alleen het feit, dat in het betrekkelijk korte tijdsverloop van het beleg, ruim twee vijfden van de bevolking door het afzichtelijke voedsel en andere oorzaken den dood gevonden-hebben, bewijst reeds voldoende. Met hoeveel angst voor de ellende en hoeveel hoop op verlossing werd eiken dag tegemoet gezien. Wat een hartzeer bij het zien wegkwijnen van de dierbaarste betrekkingen, die alleen door het opheffen van het beleg te helpen zouden zijn geweest. Geen wonder dat dat men in de stad moedeloos werd en begon temurmureeren. Gelukkig echter dat door het moedig optreden van den burgemeesterVan der Werff, die zijn lichaam aanbood om op te eten, het oproer werd gestild en de ontevredenen beschaamd aftrokken. Voortdurend echter kwamen van den Spaanschen aanvoerder brieven met de schoonste beloften voor lijfsbehoud enz. indien men de stad overgaf, die de gemoederen van sommigen aan het wankelen brachten. Men wist evenwel dat al deze beloften slechts ijdel waren en dat men daarop niet vertrouwen mochl. Men moest dus maar afwachten en uitzien naar de lang verbeidde hulp, die werkelijk nu spoedig komen moest, want de nood was ten hoogste gestegen. Gelukkig kwam echter half September een brief van den Prins, die weer hersteld was, meldende dat het ontzet op handen was. Dit gaf weer eenigszins moed en 6en xeer bekend schilderij in het Stedelijk museum de fiakenhal te fielden; burgemeester van der,Werff biedt den uiigehongerden fieidenaren &ijn lichaam aan. nog veertien dagen bleef men strijden, maar het water bleef op ééne hoogte, en slechts langzaam vorderde de Geuzenvloot van platboomde vaartuigen die tot ontzet der stad naderde. Den 29sten September echter deed een noordwester storm het water rijzen en kon de vloot verder zeilen. Wel boden de Spanjaarden tegenstand op de dijken, maar zij werden teruggedreven, en moesten eindelijk, in den nacht van 2 op 3 October aftrekken door het steeds hooger stijgende water. Ook schrijft men den aftocht wel eens toe aan het instorten van een gedeelte \an Leiden’s Stadsmuur, dat met donderend geraas in de gracht gevallen was en de vijand deed denken aan een uitval der Leidenaars. Het schijnt echter zeker, dat de Spanjaarden op bevel van den Spaanschen legeraanvoerder zelf hun schansen moeten hebben ontruimd. Het was echter tijd, want in de stad zelve was nergens meer iets eetbaars te vinden en indien het ontzet nog één dag langer had geduurd, had Leiden, met de redding in zicht, zich moeten overgegeven. Binnen de veste had men met spanning de Geuzenvloot zien naderen, die men vanaf de torens kon gadeslaan. Hoe verbaasd en verheugd was men, toen men in den vroegen morgen van den 3en October zag dat de vijand zijn meest bedreigde schans verlaten had. Men dacht echter aan een hinderlaag, en een jongen bood zich aan, voor een paar gulden belooning, cm te gaan kijken. Gevolgd door een paar der moedigsten, liep hij in de richting der schans, en zag dat deze verlaten was. Hij ging naar binnen en kwam weldra daarop wuivend naar buiten, dusdoende te kennen gevend, dat de vijand was afgetrokken. Wat een vreugde in de stad. Nu was alle leed geleden' en kon men zijn honger stillen. De bevrijders, wier schepen met brood en haring en andere mondkost geladen waren, werden juichende binnen gehaald. Niemand die kan'weergeven, wat zich toen heeft voorgedaan. Welk een schouwspel moet dat hebben opgeleverd om daar die uitgehongerde menschen te zien, die gretig het door de forsche matrozen toegegooide brood opvingen. Wat een genot om zich na weken van onthouding te kunnen tegoed doen aan het kostelijke brood. Maar wat was dit alles nog. bij het gevoel van zelfvoldoening, bij de gedachte dat alleen hun taaie wilskracht en volharding hen hadden verlost. Doch niet zich zelf gaf men de eer: Neen, het geloof gaf den Heer der Heerscharen den lof, en ootmoedig trok men ter kerke en loofde daar den Heer voor zijn wonderbare redding. Den volgenden dag kwam de Prins zelf in Leiden en beloonde den moed en de trouw der burgerij door haar een Universiteit ten geschenke te geven, die thans als een der eersten geldt. Voor den dapperen burgemeester van der Werff werd in 1874 een standbeeld opgericht met bas-reliefs, voorstellend tafereelen uit het beleg en ontzet. Tot viering van het ontzet heeft zich een comité gevormd uit de ingezetenen, dat een vereeniging opgericht heeft onder den naam van ,.Drie-October-Vereeniging.” Deze vereeniging, die dit jaar haar 27 jarig bestaan viert, zorgt dat die dag op feestelijke wijze wordt herdacht en dat er voor jong en oud voldoende te zien en te hooren valt. Over de vervulling van haar taak komt haar alle lof toel De armste ingezetenen uit de stad worden op den morgen van den gedenkwaardigen dag op brood, haring, bier en tabak vergast, zoodat ook de minder bedeelden zich dan eens tegoed kunnen doen
PDF
Blad 
 van 2380
Records 221 tot 225 van 11897