Panorama

Blad 
 van 2380
Records 191 tot 195 van 11897
Nummer
1913, nr.12, 17 sept. 1913
Blad
11
Tekst
GROOTE HIST.-ALLEGORISCHE OPTOCHT TE GRONINGEN. ter herdenking van Neerlands onafhankelijkheid. 1. Corps van de Westereems, bestaand uit commandant, ondercommandant, guides en manschappen. 2. De 9 kloeke Groningers, die bij Zoutkamp een schip met gewapende Fransche douanen en t 80.000 buit maakten. •?' 3. Praalwagen der suikerindustrie. Op een berg van bieten ontspringt de suikerbron, die door raffinage wordt tot fijne witte suiker. Deze hoopt zich op tot een berg. Rondom zitten kindertjes met bloemenslingers en een vrouwefigtiur, de Industrie voorstellend, zich verbindend met den landbouw. 4. Autoriteiten van Groningen uit dien tijd, n.1. rechts achteraan: W. W. Sullens, maire der stad; G. Horenkens van Alberda, ontvanger van Winschoten en Mr. J. R. Modderman. onderprefect te Winschoten. 5. Praalwagen aangeboden door Het Nieuwsblad voor het Noorden, voorstellende „De Koningin der Aarde . „De Pers zittende op den aardbol, met de vindingen der techniek in dienst van „De Pers , als: telegraaf, telefoon, schrijfmachine etc. 6. Ommelander bruidspaar in sjees. 7. Praalwagen der Groninger boekdrukkers met: Laurens Jansz. Coster, uitvinder der boekdrukkunst, gehuldigd door de Wetenschap, verpersoonlijkt door Minerva, Fraaie letteren door een Muse en Handel door Mercurius. 8. De Praalwagen der smeden. Op het eiland Lemnos staat een grot waarin de god der smeden. Vulcanus; de grot bevindt zich in een vuurspuwenden berg.
PDF
Nummer
1913, nr.12, 17 sept. 1913
Blad
12
Tekst
E □ E □ UIT HL 1 ENGADIN| CID DOOR E. v. R. E □ Q □ Bij de Trinkhalle. Sneeuw op de Fuorkla sur Leij. De „winkelstraat” in St. Moritz-bad. Panorama van de meren van Campfer en Silz-Maria, van af Fuorkla sur Leij. L ang gewacht en stil gezwegen, nooit gedacht en toch gekregen.” Deze gulden woorden heb ik de Redactie van „Panorama . en mogelijk nog een paar aandachtige lezers of lezeressen ontlokt, bij ’t aanschouwen van de hiernaast staande kiekjes en het „bestudeeren” van mijn brief. Immers ik had eenige weken geleden beloofd om nog eens iets van mij te laten hooren van uit het Engadin; tot heden ontbraken me echter tijd en gelegenheid. Thans heb ik echter maar een kloek besluit genomen en vang dus aan. Ja, waarover? Want er valt zooveel te vertellen, op zoo velerlei gebied kan men zich te St. Moritz ’s zomers aangenaam bezighouden: welnu ik zal een allegaartje er van maken. En dan begin ik met 1161 mondaine leven: II weet nog wel, dat leven van menschen voor wie die vele schoone winkels in St. Moritz bestaan, waar ik over schreef in verband met kooplustige dames en te beklagen echtgenooten. Och, daar heb ik wat over moeten hooren; zoo iets eigenwijs als dat was, dat kan nu alleen maar ’n man schrijven. Goed, ik zal dan eerlijk zijn en nu ook de fouten van de heeren der schepping opnoemen, welke (de fouten) zich daar in ’t wereldsche leven openbaren. Lieve lezeres, of beter, lezeressen, want heusch ik heb er geen in ’t bijzonder op het oog, vergezelt mij een oogenblik - in gedachte slechts — naar de ochtend-pantoffelparade in de Trinkhalle bij hotel Stahlbad: en dan kunt ge II te goed doen aan crifiek op die mannen. Ziet ze daar rondloopen, in hun mooie witte broeken, duur en zoo „hübsch bestikte zomervesten, fraaie linnen jasjes, Panama op het hoofd, liefst wat schuin geplaatst; en dan vooral een anjer in ’t knoopsgat: het is een lust om te zien hoe vriendelijk en minzaam ze al hun dameskennissen groeten, menigeen, speciaal, de mooiste er van aanspreekt om in een licht-flirtenden toon de meest platte, afgezaagde complimentjes te maken. En dan een nog minder verkwikkelijk schouwspel vormen de dikbuikige met zwaar-gouden horlogeketting behangen oude heeren, die in waggelenden ganzenpas de houten loods op en neer loopen en glunderen bij ’t zien van een aardig gezichtje. Want die zijn er hier ook, al kunnen bij mij verreweg de meeste der hier aanwezige dames, met al haar mode-achtige kleeren en statiegewaden niet zeer in den smaak vallen. Neen, dan gaan we liever naar een ander gedeelte van St.-Moritz, waar in plaats van de minder gezonde flirtsport de tennis-sport beoefend wordt. En daar zijn vooral de aardige Amerikaantjes, met haar lange, soms wel wat te lange gestalten, de vertegenwoordigsters der vrouwenwereld, terwijl bij de Trinkhalle onze Germaansche zusters in de meerderheid plegen te zijn. Het dorado voor de tenniswereld hier, is t Kulmhotel, met z’n prachtige banen, waar reeds heel wat kampioenschappen zijn verspeeld; de eersten op tennisgebied, alsTroitzheim, Rahe, hebben zich hier gemeten en zullen het vermoedelijk nog dikwijls komen doen. Sport, dat is wel het voornaamste wat hier door niet al te luie vreemdelingen gedaan wordt. Naast tennis en t speciaal door Engelschen beoefende golf, staat bovenaan de bergsport. Jammer genoeg, was de in zoo groote massa’s gevallen sneeuw dit jaar de oorzaak dat van groote bergtoeren over het algemeen niet veel kon komen. Onder de groote wandelingen die uw „correspondent” hier ondernomen heeft, behoort de tocht naar de Fuorkla sur Leij, waarbij hij echter gedurende drie kwartier door een dikke sneeuwlaag heeft moeten baggeren ■ het uitzicht daarboven, op de Berninagroep. vergoedde wel ruimschoots de inspanning, die de wandeling hem kostte. Sneeuw hebben we hier dit jaar in flinke hoeveelheid gehad; gelukkig echter, dat men t niet zoo hoog hoeft te zoeken om wandeltochten te maken, zoodat de sneeuw tenslotte voor mij geen verhindering is geweest om o. a. een prachtige wandeling door het dal te ondernemen langs de verschillende meren, waar hier en daar schilderachtige witte dorpjes langs den oever liggen, dorpjes wier namen, als Silvapland, Silz-Maria, Silz-Basilja in hun poëtischen klank in overeenstemming zijn met de fantastisch-mooie natuur die hier haar weelde ten toon spreidt. Heel wat prettiger vind ik het zoo’n tocht te voet te maken; want behalve ’t onaangename dat men eerst ’n geweldig debat met den Italiaanschen koetsier over den prijs te voeren heeft, kunt ge meestal op zoon rijtoer maar half genieten door de stof die II in ’t gezicht stuift. Ja, grootsch en tooverachfig is hier de natuur; geen wonder dat een schilder zich door dit schouwspel liet meesleepen om in krachtige, heerlijke trekken op het doek datgene wat zijn oogen genoten, weer te geven. Giovanni Segantini heeft zich hier een wereldberoemden naam verworven en tevens het Engadin in al z’n pracht vereeuwigd. De dankbare bewoners van het Engadin en van St.-Moritz hebben een museum voor zijn schilderijenin St.-Moritz opgericht, waar heel vele bezoekers van deze heerlijke landstreek in stille dankbaarheid komen gegenieten van Segantini’s groote gaven. Het Segantini Museum te St.-Moritz. Een Italiaansch koetsier en z’n vrachtje. Voor de Trinkhalle bij Stahlbad. Het meer van St. Moritz. Op den achtergrond o. a. de Schafsberg. Voor de Trinkhalle bij Stahlbad.
PDF
Nummer
1913, nr.12, 17 sept. 1913
Blad
13
Tekst
T)e oude Olifant vertelt zyn geschiedenis, O ud? Vinden jullie mij zoo oud?” vroeg een eerbiedwaardige dikhuid aan drie jeugdige olifanten, met name: Mumbo, Jumbo en Dumbo. „Wij behooren eenmaal tot een langlevend ras, kinderen : Mijn Grootmoeder zaliger stierf wel een twintig jaar ouder, dan ik nu ben, en mijn Moeder is nog in leven, voor zoover ik weet, al is het ook al een eeuw geleden, dat ik haar voor het laatst zag en sprak ! Ik ben ook nog vol leven, en al beginnen mijn gewrichten wel wat stijf te worden, jullie moet altijd voorzichtig zijn, met iemand zoo gauw voor oud uit te maken; dat doet hem in den regel geen plezier!” Het jeugdige drietal haastte zich dan ook, hun excuses aan te bieden, met de verzekering dat zij in het minst geen beleediging bedoelden met het door hen gebruikte woord, dat dit slechts blijk gaf van des te grooter eerbied. „Nu ja, ik geef jullie ook toe,” begon de oude weer, „mijn beste dagen zijn voorbij. Meer dan honderd keer heb ik de mango’s zien bloeien en de rivieren zien wassen in haar uitgedroogde beddingen.” ,,U moet al menig interessant geval hebben bij gewoond, niet waar?” „Ja! Ja ! Al met ménig olifantje, en met ménig mensch heb ik kennis gemaakt in mijn leven” sprak de oude nadenkend. „Want niet altijd is mijn bestaan zoo kalm geweest, als het nu lijkt; — dat scheelt veel!” „Hè, toe 1 Vertel ons daar eens wat van,” vroegen de leergierige jonge olifanten. De oude liet zich niet driemaal bidden en begon : „Van mijn gelukkige jeugd heb ik-slechts weinig te vertellen. De wilde kudde, waartoe ik behoorde, leefde in een weriderig-begroeid bosch, aan den voet der bergen, door ons als het eind der wereld beschouwd ! We ravotten daar tusschen het groen en ploeterden en plasten in de rivier, dat het een aard had.... Maar daar hoef ik jullie eigenlijk niets van te vertellen; want, tot je nu zoo onlangs gevangen wetd, leidde je zelf een dergelijk vrij en zorgeloos bestaan.” Het jonge drietal schudde droevig de koppen, bij wijze van instemming; en Jumbo, de allerjongste, wreef zich zelfs met den snuit een traan uit de oogen. ,,In die dagen wist ik nog niet veel anders van den mensch, dan dat hij een klein, nietig schepsel was, dat onmiddellijk vluchtte, zoodra wij ons slechts vertoonden. „We hadden geen ander avontuur, dan dat we ons af en toe eens wat te dicht bij de dorpen waagden, aan den zoom der wouden, en dat we dan weggejaagd werden, doordat die zelfde menschen muziek lieten, maken en toort* sen lieten branden, wat toch al een heel laf wapen is in handen van dat armzalig volkje ! „Maar voor zoover ik mij herinneren kan, bracht ik mijn meeste uren door met jacht op buit, zonder dat ik vrees JONGENSKAMP TE VIERHOUTEN. - DEKENSKLOPPEN VóóR HET KAMPHUIS. hoefde te koesteren voor eenig schepsel ter wereld, dan voor een olifant, die soms grooter en sterker mocht zijn, dan ik zelve. Van jagers had ik nog nooit gehoord, tot ik op een goeden dag, — toen ik toevallig wat verder afgedwaald was van de kudde, dan gewoonlijk, — twee kameraadjes op mij af zag komen, waarmee ik natuurlijk een gesprek aanknoopte. Wie had nu ook kunnen denken, dat die verraderlijk in dienst van den mensch stonden 1 Maar ziet, nóg waren wij het vroolijke rondedansje, dat ik. voorsloeg, niet begonnen, of daar slopen twee man achter hun afgezanten aan en wierpen mij een strik om mijn achterpoot. Natuurlijk liet ik dit maar niet zoo goedmoedig toe en schreeuwde dan ook om mijn goede Moeder, dat het bosch er van weergalmde; maar dat hielp niet veel. Ik werd vastgebonden aan een kolossalen boom, waarvan ik de wortels niet kon loswerken, zooals ik het eerst nog hoopte ! Nu .... de honger temde mij en na verloop van eenigen tijd was ik al gewend aan het vernederend juk. Tenminste ik heb het in ’t vervolg maar geduldig gedragen en geloof ook nog, dat dit maar het beste is ! In ieder geval wil ik geen woord zeggen, om je op te hitsen tegen je lot, nu je toch al lang zult hebben ondervonden, dat je er niets aan kunt veranderen. Zóó is nu eenmaal het leven, leert dat van mij, vrienden !” „Ik werd gevangen als heel klein kind, treurende om mijn Moeders dood,” zei Dumbo. „En ik werd slapende gevangen genomen en was gebonden, eer ik het zelf wist,” bekende Jumbo, die zich blijkbaar wat schaamde over zijn eigen argeloosheid. „Mijn lot was eervoller,” blufte Mumbo. „Met een heele kudde kameraden werd ik in een grooten vijver gedreven, waaruit wij onmogelijk weer vrij konden komen ofschoon het aan pogingen daartoe niet ontbrak !” „Jawel; ik heb zélf geholpen, om jullie daar in te lokken,” sprak de oude nu. — „Och, de mensch schijnt nu eenmaal door zijn instinct zóó geleid te worden, dat hij altijd de baas blijft. Of hij daarom nu wel zooveel meer hersens heeft, dan wij olifanten, dat zal nog te bezien staan.” „Nu is bescheidenheid altijd het kenmerk van echte grootheid,” ging de oude voort. Maar liefde tot de waarheid gebiedt mij toch te vermelden, dat ik al bizonder mooi was in mijn soort. Want er is een heel onderscheid tusschen olifanten en olifanten. Sommigen schijnen slechts bestemd tot een obscuur leven in de bosschen, terwijl anderen . . . . Kortom, ik werd waardig gekeurd, om bij den Rajah (Vorst) in dienst te gaan en had daar zelve een leventje als een prins ! Van den ochtend tot den avond kon ik Suikerriet eten naar hartelust, en begon er dan ook dikjes uit te zien.” „Hè !” riepen de Umbo’s in koor, en likten zich de lippen van verlangen naar een enkel rietje ! „En dan hadt jullie eens moeten zien, hoe ik opgetuigd werd, als ik de Koninklijke „Howdah” (tent) op mijn rug zou dragen. Kop, ooren, slagtanden en staart waren getatoueerd met de schitterendste kleuren; bonte zijden koorden werden om mijn pooten gewonden, mijn lichaam half overdekt met een satijnen kleed. Een gouden plaat prijkte op mijn voorhoofd, in mijn ooren hingen ringen en op mijn rug stond een prachtige Howdah, eveneens blinkende van zilver en goud. En daarin zat dan de Rajah met een vergulde parasol, die schitterde gelijk de zon, terwijl twee slaven hem voortdurend koelte toewuifden met een pauwenveeren waaier, en de Mahout (drijver), die op mijn nek zat, had ook al zoo’n beschutting boven het hoofd. Geen wonder, dat de menigte verblind was door zóóveel pracht en zich ter aarde wierp, waar de optocht maar passeerde ! „Maar hoe wisselvallig de fortuin is, dat zou ik weldra ondervinden. Ik had namelijk een mededinger naar de gunst van den Rajah, con verschrikkelijk beest: Mahdoo geheeten, die zich bespottelijke en ondraaglijke airs gaf, omdat zijn slagtanden misschien anderhalven centimeter langer waren, dan de mijne, en om enkele lichte plekken op zijn huid, die hem de dwaze pretensie deden koesteren, dat hij een „witte” olifant zou zijn I Tot mijn verschijnen aan het Hof was hij altijd de gunsteling geweest, en toen hij nu zag, dat ik de eerste viool zou gaan spelen, was hij daar zéér naijverig op en toonde dit ook op onmiskenbare wijze. Zoo konden wij elkaar niet tegenkomen op onze wegen of we begroetten elkaar met snauwen en grauwen, zoodat de oppassers moeite hadden, ons van elkaar te houden. Maar ten laatste begonnen zij zelven óók partij te kiezen, en was heel de hofhouding feitelijk verdeeld in twee kampen. „Onze afgunst kwam ook ter oore van den Rajah, wiens grootste genot het was, twee vijanden tegen elkander op te hitsen, ofschoon hij persoonlijk er in het minst niet van hield, zich te wagen in kamp of wedstrijd. Hij gaf dus orders tot een olifanten-duel; en op den afgesproken dag werden wij ieder in het arena gevoerd, terwijl héél in de hoogte, dus buiten bereik van eenig gevaar, de Rajah zat, met de Grooten des Rijks. Zelfs de dames van het Hof mochten zich voor deze gelegenheid in het openbaar vertoonen, en de belangstelling over het geheel, was ongemeen groot: de menschen zaten tot in de toppen der boomen, tot op de daken der huizen. „Wij kampioenen, hadden waarlijk het oorverdoovend geschreeuw niet noodig, waarmee onze mahouts ons tegen elkaar ophitsten. Half waanzinnig van woede, met de slagtanden en den snuit in de lucht, en onder luid krijgsgeschreeuw, renden wij op elkaar af en botsten zóó geweldig tegen elkaar aan, dat één mijner slagtanden afbrak, wat me natuurlijk nog helscher maakte, ofschoon ik de pijn haast niet voelde. Maar de vijand leed een aanmerkelijk groot verlies : zijn mahout, die zich té ver voorover had willen buigen, verloor bet evenwicht, viel op den grond, en daar had ik hem in minder dan geen tijd onder mijn poot vermorzeld, op de manier zooals die listige menschen zélf een meikever vertrappen ! JONGENSKAMP TE VIERHOUTEN - AAN ’T ONTBIJT. „Nu volgde een wanhopige worsteling, die ongetwijfeld zal zijn opgeteekend in de annalen van het Hofarchief. Kop aan kop, met de slagtanden om elkaar geslagen, de slurven vlak bij elkaar, en na ons schrap te hebben gezet met de machtige onderdanen/als waren het granietzuilen, begonnen we nu te boksen, tegen elkaar aan en óp te dringen, met een kracht, die een stadsmuur aan het wankelen zou hebben gebracht! Géén van ons gaf toe, en van weerszijden werden wij geweldig aangezet door onze respectievelijke vereerders. Na een indrukwekkende pauze ging de oude voort : „Nu was het een leelijk ding voor den armen Mahdoo, dat hij zijn mahout al bij het begin van den strijd verloren had. De mijne had zich nog steeds weten te handhaven op mijn rug, zich stevig vasthoudende aan een touw om mijn hals. En steeds zette hij mij tot verzet aan. Maar de vijand miste dezen prikkel en zoo begon zijn moed te verflauwen; met dat gevolg, dat hij eindelijk, in het heetst van den strijd, plotseling van front veranderde en als een lafaard op de vlucht sloeg, ten aanschouwe van die honderden en nóg eens honderden. Ik bleef bet arena op en neer stappen, in zulk een staat van opgewondenheid, dat niemand mij aandurfde, mijn mahout zelfs niets meer over mij te zeggen had en het nog een wonder is, dat ik mijn eigen kop niet te pletter heb geloopen tegen de tralies, waarmee het strijdperk van de toeschouwers was afgescheiden. „Toen ik weer een beetje gekalmeerd was, gaf de Rajah bevel, mij met bloemen te bekransen en op lekkernijen te trakteeren, zooveel als ik maar hebben wilde. Mijn afgebroken snijtand werd weer bijgevijld, zooals je ziet. En om in het minst geen letsel te hoeven dragen van den geweldigen strijd werden mij twee groote kunst-slagtanden over mijn eigen tanden aangebracht, die daaraan verbonden werden, door middel van een koperen band; mijn heele lichaam werd verder weer eens opgeschilderd, opdat het spiedend oog geen litteeken hoegenaamd meer zou bekennen. „Zooals je je wel voorstellen kunt, maken dergelijke onderscheidingen je niet weinig hoogmoedig, als je toch al een beetje van die kracht bent, ten minste ! Van dien dag af bleef ik de eenige gunsteling aan het Hof, want die arme Mahdoo was weggeloopen, van verdriet en schaamte, en is zeker op een ongelukkige wijze aan zijn eind gekomen. Nu kan ik weer medelijden vóór hem voelen, nu de jaren mij tot een meer filosofische levensbeschouwing hebben gebracht; maar op dat oogenblik was de triomf zoet; dat verzeker ik je !” „Ik zou wel eens willen hooren, hoe Mahdoo dien strijd beschreef,” fluisterde Mumbo tot Dumbo, die zijn kameraad echter een duw met de slurf gaf, opdat de „oude” toch vooral niets ter oore zou komen van die ongepaste opmerking. Jumbo was al weer in gespannen aandacht voor de rest van deze interessante levensbeschrijving die ik jullie een volgenden keer óók wil meedeelen, voor het geval je er soms evenzeer belan^ in mocht stellen. JONGENSKAMP TE VIERHOUTEN - HOCKEY ELFTAL.
PDF
Nummer
1913, nr.12, 17 sept. 1913
Blad
14
Tekst
Oe "Koningin en de prins, in de ‘Hoofdstad tijdens de Teestweek, Het vorstelijk Schtpaar, dat evenals prinses ^uliana overal hartelijke ovaties in-ontvangst te nemen had, verlaat het sportterrein. Vloot en Seger. Vice Qdmiraal ‘Tydeman en Generaal Sabius bij de aanbieding van de onafhankelijkheidsvlag. Hoogwaardigheidsbekleêders bij de feesten te Qmsterdam. £)e burgemeester, 2uit. Gen. v. Heuts en Suft. Gen. Verspijck bij het aanbieden van de onafhankelijkheidsvlag. Tiartelijke toejuichingen werden overal gehoord daar waar het Vorstelijk öchtpaar &ich te Clmsterdam tijdens de welgeslaagde feestweek vertoonde. óen aardig tafereel biedt on&e foto. 7Aen Biet -hoe als een ware moeder de kunst verstaat het lieve kind dat haar de bloemen rijkt toe te spreken, • prinses ^uliana, op weg naar haar „eigen rijk” de voor haar bestemde plek in het Vondelpark, Oe Zanguitvoering die tijdens de feestweek in Omsterdam onder leiding van den heer 'Joh, Schoonderbeek plaats had, was een groot succes. Oe onafhankelijkheidsvlag gaat voor ’t eerst omhoog. Sportprestaties, 6en fraaie opname bij de Gymnastiekfeesten te Qmsterdam, 6en Wanklank, Temidden van de reeks van feesten viel het dubbel te betreuren dat een heftige brand, ondanks de krachtige pogingen van de beroemde Qmsterdamsche brandweer in de loodsen van het Olauwhoedenveem te Qmsterdam voor millioenen schade heeft aangericht,
PDF
Nummer
1913, nr.12, 17 sept. 1913
Blad
15
Tekst
/VLagaxijn „VELO” , ■Korte Prinssngr. 51, b. tl. Haarl.str., Amsterdam. Telefoon 5077. Specialiteit in Goricke-, Westfalen-, Race- en Toermachines, Wereldrecord Guignard op deze rijwielen ïoi K.M. 623 M. in 1 uur. Desgewenscht levering op termijnbetaling. Originale Berko Llectrische zelf stroom ontwikkelende Rijwiellantaarns f 12 50, geen onderhoudskosten, altijd gereed. Grootste I sorteering Banden en onderdeden, prof pellers, vlagjes, rugzakken in circa 20 soorten, lantaarns, broekkappen, tasschen voor rijwielen en motorrijwielen, en ioot andere artikelen ZIE VOORAL ONZE ETALAGE. SCHOONHEID. Aubry Sisters’ „BEAUTIFIER” vervangt de poudre, is op de huid volkomen onzichtbaar» voorkomt het glimmen, geeft een ieder, o n m i d d e 11 ij k na gebruik, een blanke, matte, prachtige teint, en is tevens een voortreffelijk huidverzorger. In rosé en in wit ƒ 1.15. Verkrijgbaar bij goede Coiffeurs en Parfumeurs. Op aanvrage zenden wij franco» gratis geïll. brochure. AUBRY SISTER’S AGENCY - AMSTERDAM CORNELIS SCHUYTSTRAAT 2 .. .. TELEFOON Z 3403 Goede voeding is voor kinderen van liet grootste belang. Iedere moeder behoort daarom te weten dat de met DURYEA toebereido spijzen juist voor de kinderen bizonder geschikt zijn, daar zij liet teere kinder-organistne
PDF
Blad 
 van 2380
Records 191 tot 195 van 11897