Panorama

Blad 
 van 2380
Records 11771 tot 11775 van 11897
Nummer
1929, nr. 43, 26 okt. 1929
Blad
04
Tekst
P A N O R A M A No. 4 3 2 6 O C T O B E R DOOR D e beruchte draaikolken in den Maelstrom, zooals de Noren hem noemen, langs de kust van Noorwegen, die visschersschepen zoowel als groote stoomers heeft vernietigd, waren nog niet wetenschappelijk onderzocht, ofschoon ze meer dan eens in de literatuur zijn genoemd. Iedereen kent bijv, de passage uit Jules Verne’s boek „Twintig duizend mijlen onder zee,” waarin de onderzeeër van den geheimzinnigen Nemo in den gevaarlijken stroom komt; Poe heeft eveneens de verschrikkingen van de draaikolk beschreven in een van zijn hyper-fantastische verhalen. „Schippers, die niet ver genoeg uit de gevaarlijke zone bleven, voelden hun booten naar de draaiende golven getrokken worden. Niets kan aan die kracht weerstaan. Het gebeurt dikwijls, dat walvisschen door den stroom worden meegesleurd; ondanks de heftigste inspanning kunnen de machtige dieren niet buiten de kolk komen.” Dr. George Parmentier, een Fransch geleerde, die onlangs de draaikolken heeft onderzocht, beweerde, dat de beschrijving van Poe niet overdreven was; men kan zich nauwelijks een voorstelling vormen van de geweldige kracht van de kolkende watermassa, waarin mensch, dier of schip móét omkomen. Dr. Parmentier maakte verschillende tochten langs de Noorsche kust, in de hoop, de draaikolken van nabij te kunnen bereiken. Onder gunstige omstandigheden van weer en getij kan men op sommige dagen van het jaar de gevaarlijke plek bevaren, ofschoon er steeds groot risico aan verbonden is. De kapiteins gaven er echter de voorkeur aan, ook in deze omstandigheden op veiligen afstand te blijven. Tenslotte vond de geleerde op de eilandjes in de nabijheid van den Maelstrom enkele visschers, die de zee daar ter plaatse kenden als hun huiskamer en bereid waren met hem den tocht te maken. In kleine booten, die nog eenigszins geleken op de Vikingschepen van hun voorvaders, waagden zij de reis naar het beruchte zee-kerkhof. Aldus heeft dr. Parmentier getracht de oorzaak te vinden, waaraan het ontstaan van de draaikolk moet worden toegeschreven. De gevreesde plek bevindt zich in de zee tusschen het zuidelijke punt van het Moskenes eiland en een groote rots, Mosken genaamd, die omgeven is door vele verraderlijke riffen en kleine rotsen onder water. Moskenes is een van de Lofoden eilanden; naar dit eiland spreken de Noren over den Moskenstroom. De golven van de Noordelijke Ijszee worden op hun weg naar de kust van Noorwegen door de nauwe straat van Tjeldsand gedrongen, tusschen het eiland Hindo en het eiland Tjeld, dat weer door een nauwe straat van het vasteland is gescheiden. Wanneer de stroom uit het Noorden de Vestfjord bereikt, verdeelt hij zich in tweeën; de eene stroom hiervan loopt ten Oosten van de Lofoden en buigt om de zuidelijke punt van Moskenes. Daar stroomt hij over de vele riffen, waardoor een korte, gevaarlijke golfslag wordt veroorzaakt, en botst tegen machtige vloeden vanuit den Oceaan. Aldus ontstaan op verschillende tijden draaikolken, en onder de meest ongunstige omstandigheden één groote draaikolk, met Moskenrots. De stroom en zes uur van is het mogelijk de gevaarlijke plek te bevaren. Het doel van de expeditie was echter de draaikolken in werking te zien en niet den tocht te maken op genoemden, tamelijk veiligen tijd. Voor de riskante onderneming werd door Parmentier een visschersboot gecharterd, voorzien van een sterken motor en bemand met de beste visschers van het eilandje Vero. De schipper stond aan den boeg om te waarschuwen tegen riffen en rotsen, de oudste matrozen waren geplaatst bij het roer en den motor. Dr. Parmentier zelf bevond zich in een soort houten kist nabij den mast; in geval van gevaar kon deze krat buiten boord geworpen worden, op welke wijze hij dan meer kans had aan als middelpunt de rots van Svarvene nabij de loopt beurtelings zes uur van Noord naar Zuid Zuid naar Noord; tusschen deze twee perioden 2
PDF
Nummer
1929, nr. 43, 26 okt. 1929
Blad
05
Tekst
DE BRANDING op de rotsige kusten van Svarvene (zie artikel), den dood te ontkomen dan wanneer hij op het schip bleef Het plan was om den Maelstrom binnen te gaan om vier uur, den eenigen tijd waarop dit mogeiijk is, om half zes terug te keeren naar veiliger water en te landen op de rotsen van Svarvene. Halverwege passeerde men de groote rots van Mosken, die door de schepen steeds op grooten afstand wordt vermeden, omdat deze rots geldt als een baken, waar de gevaarlijke zóne begint. Precies om vier uur voelde men aan stuurboord een vreemden schok. „We zijn er!” schreeuwde de kapitein. Tot dusver had het schip normaal gevaren, doch nu begon een onafgebroken strijd tegen het water. Korte golven, die zich schuimend met elkaar vermengden, omgaven de boot aan alle kanten. Men voelde, dat het kleine scheepje voortdurend in Oostelijke richting werd getrokken, doch gelukkig werkte het roer uitstekend en was de sterke motor bestand tegen de kracht van de strooming. Een half uur later voer men voorbij Svarvene, waar men later zou landen. Daar bevindt zich het middelpunt van de gevaarlijke kolken, ongeveer over een oppervlakte van een mijl in het rond. De heftigste orkaan op open zee kan niet zulk een indruk van nietigheid en angst geven als de Maelstrom. De golven zijn er niet hoog en geweldig, maar klein en kort; voortdurend heerscht er een dof en brullend geraas van tallooze, witte golven, welke zich over en door elkaar storten. Dat is juist het gevaar. Op den Oceaan, waar alle golven door één groote kracht voortgestuwd worden, kan een gedeeltelijk ontredderd schip nog aan den ondergang ontkomen, maar in den Maelstrom schijnt ieder golfje slechts te gehoorzamen aan eigen wetten. Alles woelt en warrelt er met verwoestende kracht dooreen. Men verliest er bijna steeds alle macht over het schip. Het wordt heen en weer geschud en trilt van boeg tot achtersteven; de zee kookt en bruischt er onder een oordoovend lawaai. „De situatie werd nog gevaarlijker,” schreef dr. Parmentier, PANORAMA No. 43 26 OCTOBER „toen ik voelde, dat het schip een oogenblik stil lag en daarna achteruit werd getrokken. Plotseling, als met een sprong, schoot het weer vooruit in een rond golfdal, zoo diep, dat wij niets meer kunnen zien; hier moet ongetwijfeld de kolk zijn waarover zooveel fantastische verhalen gaan, want het schip maakt nu een draaiende beweging langs hooge golven, terwijl uit het diepste punt van het golfdal een brullend geluid opstijgt. De snelheid is nu zoo groot, dat het voorbijvliegende water en de gierende wind mij onpasselijk maken. Ik klem mij aan den mast vast en probeer ondertusschen zoo goed mogelijk het natuurgeweld op te nemen. Plotseling ontvangt het schip weer een sterken schok en in vliegende snelheid wordt het als het ware uit de kolk geworpen, over de golven heen; de bekwame bemanning van ons scheepje had kans gezien zulke manoeuvres uit te voeren, dat het aan het draaiende geweld kon ontkomen. Ondanks het groote gevaar, waaraan wij nu ternauwernood ontsnapt waren, zetten wij den tocht over den Maelstrom voort. Ik telde tien draaikolken van ongeveer dezelfde kracht als die, waaraan wij ontsnapt waren. Gezien het ontzettend gebrul dezer kolken en de moeilijkheden om ze van nabij te observeeren, heeft men een ervan soms beschouwd als de groote draaikolk en de visschers en zeelieden, die daarover nog vreeselijker bijzonderheden vertelden, van overdrijving beschuldigd. Ik ben ervan overtuigd, dat de grootste kolk een kracht uitoefent, waartegen geen enkel schip bestand is. Wanneer het getijde zeer sterk is en de wind de snelheid krijgt van 'n orkaan, vereenigen de verschillende kolken, vooral in lente en najaar, zich tot een groote wervelgolf in den vorm van een naar beneden nauwer wordenden schoorsteen. Dat moet het vreemde natuurverschijnsel zijn, waarover Jules Verne en anderen hebben geschreven. Toch vallen er minder slachtoffers dan men zou verwachten, omdat de gevaarlijke plek met de kolk en verraderlijke riffen angstvallig wordt vermeden. Op onzen verderen tocht door het gebied van den Maelstrom, zagen wij nog enkele draaikolken, grooter en dreigender dan die, waarin wij waren getrokken. De kapitein wilde niet opnieuw de geringe kans wagen om aan de wervelende golven te ontkomen, zoodat ik mijn plan moest opgeven om nogmaals een kolk van nabij te beschouwen. Wij zetten daarom koers naar de beste landingsplaats op de rots van Svarvene, een kale rotsmassa, welke bekend is als het kerkhof van den Maelstrom, omdat hier dikwijls de lijken aanspoelen van degenen, die in de wervelgolven zijn omgekomen, en de overblijfselen van wrak geslagen schepen. Het eiland is overdekt met masten, tuigage en andere scheepsdeelen. Dikwijls toch tracht een schip, dat in den Maelstrom is geraakt, hier te landen, soms met succes, maar meer dan eens ook om slechts te pletter te worden geslagen op de rotsen. Voor degenen, die aan dit sinistere plekje van den Oceaan levend ontkomen, is een huis gebouwd als voorloopig onderkomen, tot de omstandigheden gunstig zijn om naar het vasteland over te steken.” DE GROOTE DRAAIKOLK, een illustratie bij Edg. Poe s „Naar de diepte van den Maelstrom". 3
PDF
Nummer
1929, nr. 43, 26 okt. 1929
Blad
06
Tekst
PANORAMA No. 43 26 OCTOBER DE INSTALLATIE van oud-minister Lambooy als burgemeester van Hilversum, In het midden ziet men op de foto mevr, Lambooy, rechts daarvan burgemeester Lambooy; naast hem de vroegere burgemeester van Hilversum, Z. Exc, mr. P, Reymer, minister van Waterstaat. JUAN MANÈN, de groote Spaansche violistt maakt een tournee door ons land, waarbij hijo,a. het door hem ontdekte en bewerkte Konzertstück voor viool en orkest van Beethoven uitvoert. GENERAAL CARMONA, president van Portugal, in vriendschappelijke conversatie met koning Alphons van Spanje tijdens z n bezoek aanMadrid. Generaal Carmona is de eerste president van Portugal die een officieel bezoek aan Spanje brengt, sinds in 1910 Portugal een republiek werd, 4
PDF
Nummer
1929, nr. 43, 26 okt. 1929
Blad
07
Tekst
IN DE AUTOMOBIELFABRIEKEN van Talbot te Suresne (Frankrijk) ontplofte een groote gashouder, waardoor een fabrieksgebouw werd verwoest en onder de puinhoopen vele werklieden werden gedood en zwaar gewond. OP HET PUNT waar Polen, Tsecho-Slowakije en Duitschland aan elkaar grenzen, te Annaberg in Ober-Silezie, is onlangs dit drielanden-monument onthuld. PAN ORAMA N o. 4 3 2 6 OCTOBER 5
PDF
Nummer
1929, nr. 43, 26 okt. 1929
Blad
08
Tekst
F A N O R A M A No. 4 3 26 OCTOBER HET GEHEIM. E /1\’ DE en magnifieke copie is dat/’ merkte een Engelschman op tot zijn buurdame, een kleine Parisienne. „Pouf! Dat mag ook wel/’ gaf zij fluisterend terug op spijtigen toon; „’t is de vijfde copie van den Hollander in de laatste zes maanden." De sprekers waren jonge schilders, bezig het wereldberoemde werk van Titiaan, de Parabella, te kopiëeren. Tusschen hen zat Pieter van Beek, de jonge Hollander. Zijn doek had juist de grootte van ’t origineel; het oog van den leek zag geen verschil. Den geheelen middag werkte het groepje door; tegen sluitingstijd ruimden de artisten hun doeken op en verdwenen, Pieter van Beek als laatste achterlatend. Nog tien minuten en de Pinakotheek van Markenburg zou gesloten worden. Van Beek hief zijn copie op tegen den muur op gelijke hoogte van het beroemde origineel, zoodat beide hetzelfde licht ontvingen. Zijn oogen fonkelden. „De lijst doet ’t ’em,” mompelde hij; „de lijst maakt het verschil. Als ik mijn copie in die lijst kon zien; als ik ... /’ Hij keek schuin op zijn horloge, toen naar den ingang, en het volgend oogenblik had hij de Parabella van den wand genomen. In eenige minuten hadden zijn geoefende vingers Titiaan’s meesterwerk uit zijn omlijsting gehaald en zijn copie er voor in de plaats gesteld. In zijn hartstochtelijk verlangen naar absolute getrouwheid had hij zelfs de achterzijde van het origineel nagebootst; en de naam van Ticiano stond er natuurgetrouw getrokken. Pieter van Beek keek naar zijn copie, en toen liep hij plotseling naar de deur, het origineel onder zijn arm, bevend van opwinding. Op den hoek riep hij een taxi aan en gaf den chauffeur zijn adres. Toen de auto reed, nam van Beek den omslag weg van het doek en zette dit op de plaats tegenover hem. Extase vatte zijn ziel, toen hij in de vrouwenoogen keek. Op dat oogenblik werd zijn auto op zij aangereden door een anderen, die met te groote snelheid om een hoek suisde. De taxi kantelde en van Beek sloeg met het hoofd tegen den wand, waardoor zijn schedel ernstig gekneusd werd. De chauffeur bekwam geen letsel evenmin als La Parabella. De schilder werd naar zijn bescheiden woning getransporteerd, waar hij weken lang tusschen leven en dood zweefde. Zijn hospita was een goed mensch. die hem met liefde verzorgde; maar van Beek betaalde geen huur en zooiets kon haar nauwsluitende begrooting niet verdragen. En dus bedacht zij, dat misschien Herr Schultz wel wat geld zou kunnen voorschieten, zooals hij wel meer deed aan schilders. Zoo kwam Schultz, — Schultz, die een kunst- en antiquiteiten-handel dreef en tevens schildersbenoodigdheden leverde. Hij bekeek nauwkeurig het geheele atelier; ten laatste kwam hij bij de Parabella. Het stuk trof hem. „Dat is het schilderij, dat hij heeft gecopiëerd inde Pinakotheek/’zei de hospita. „Hij had het bij zich, toen het ongeluk gebeurde.” Schultz, die zijn bril had opgezet, bekeek het met stijgende verbazing. Plotseling kreeg hij een idee — een schitterend idee. Drommels, deze copie was zoo’n knap stuk werk, dat elke expert, zelfs de Directeur der Pinakotheek er door bedrogen kon worden. „Ik zal er tweehonderd mark voor geven,” zei hij, eenigszins terughoudend, tot de hospita. De hospita slaagde er op bewonderenswaardige wijze in, haar vreugde te onderdrukken. „Ik vrees, dat Herr van Beek meer zou verlangen,” gelukte het haar te zeggen. „We zullen er niet lang over praten. De copie is niet slecht, ’k Zal er vijfhonderd mark voor betalen.” En zonder zelfs een blik op den bewusteloozen zieke te werpen, telde Schultz het bedrag op tafel uit, en wandelde het atelier uit, „La Parabella” onder zijn arm. Hij had een idee; een schitterend idee! Wat er in de Pinakotheek gebeurde, wist hij, of het zijn eigen huis was. Het moest een handig man in de Markenburgsche Pinakotheek niet moeilijk vallen, de „Parabella” voor een copie te verwisselen, — mits die copie goed was. Schultz besloot een gunstige gelegenheid af te wachten. Wanneer hij het origineele stuk in zijn bezit had — er kwamen dikwijls rijke Amerikanen in zijn zaak. Een echte Titiaan! Hij maakte er een halfmillioen voor! Toen Schultz naar huis wandelde, schreeuwden de krantenjongens een bericht uit, dat hem dadelijk een krant deed koopen. Het bericht stond er! De Pinakotheek beroofd! Diefstal van een Titiaan! „Toen de Pinakotheek hedenmorgen geopend werd,” luidde het, „bemerkte de suppoost tot zijn grooten schrik dat de lijst van „La Parabella”, het meesterwerk van Titiaan, indertijd verkregen uit de collectie van Koning Rudolf, ledig was.” De oude schavuit las niet verder: zijn schitterend idee maakte onmiddellijk plaats voor een ander; het kon hem niet zooveel opbrengen, maar ’t was toch goed. Toen twee dagen later een bericht verscheen dat hij verwachtte: het uitloven van een belooning van vijftig duizend mark voor het terugbezorgen van de „Parabella”, schreef Schultz oogenblikkelijk een briefje aan Herr Direktor van de Pinakotheek. Hij meldde daarin o.a. dat hij waarschijnlijk inlichtingen zou kunnen verschaffen, leidend tot het terugbezorgen van „La Parabella”. Verder dat de belooning honderdduizend mark moest zijn en geen nader onderzoek mocht worden ingesteld. Twee uren later was Herr Direktor zelf in Schultz’ winkel. „’t Is onmogelijk voor het Bestuur meer te betalen dan de uitgeloofde som. Maar np" ^oor J. er zijn andere bronnen. Is u absoluut zeker dat het de „Parabella” is? Absoluut?” „Absoluut,” zei Schultz; — was de copie niet onherkenbaar van het origineel? „Absoluut. Ik heb het stuk gezien. Geen twijfel.’ „Kom dan Donderdag op m’n kantoor. Donderdag om elf uur.” En de directeur vertrok in een staat van groote opwinding. Donderdag op het vastgestelde uur verscheen Schultz, een ingepakt schilderij onder den arm, op het kantoor. Pijnlijk was hij verrast, in de wachtkamer, waarin men hem duwde, drie andere heeren te vinden, ieder een schilderstuk onder den arm, eveneens wachtend op den directeur. Hij was nog niet van zijn verrassing bekomen, toen de deur werd opengeworpen en de directeur verscheen. Hij lachte sarcastisch. „De heeren hebben daar allen een „Parabella” ? Ja ? Dan kunnen de heeren wel naar huis gaan. De Parabella, de echte Parabella is terecht. De heeren lezen het vanavond wel in de couranten.” Schultz was het eerst weg. ’s Avonds las hij in de krant dat een politieman dien morgen, bij het instellen van een nader onderzoek, de vermiste Parabella in de eigen zaal onder een stoel had gevonden. Er was een brief aan bevestigd, waarin de schrijver verklaarde, vijf jaar geleden de Parabella te hebben gestolen en haar te hebben vervangen door een copie. Wroeging had hem steeds gekweld, maar de moed om zijn euveldaad te herstellen, had hem steeds ontbroken. Thans echter, nu geheel de wereld in rep en roer was door het vermeend verlies van een meesterwerk, voelde hij zich gedrongen te verklaren, dat slechts een copie was gestolen; het origineel gaf hij weer terug. „Nu geen kans meer,” dacht Schultz. „de bewaking wordt natuurlijk verscherpt.” Maar een week later trad de zaak in een nieuw stadium. De directeur ontving een bezoek van den bejaarden Dr. Schmuss, den vorigen directeur. „U moet de echte „Parabella” nog trachten te vinden,” begon Dr. Schmuss plechtig. De directeur sprong op. „Wat? De echte Parabella trachten te vinden! Nonsens! Waarom?” „Omdat deze Parabella in de Pinakotheek ook een vervalsching is. Bij de echte is een gat in het doek, juist onder den linkerschouder.” „Maar hoe kwam dat gat daar dan? „Luister,” zei Dr. Schmuss, trillend van emotie. „Dat heb ik gedaan; het was een ongeluk; ik kon het mezelf nooit vergeven en heb toen ontslag genomen. Toen ik het schilderij eens van den wand had genomen, om het te inspecteeren, viel een druppel gloeiend vet van de kaars, waarmee ik mezelf bijlichtte op het doek en brandde er een gat in, — De restaurateur Steinbach heeft het uitstekend bijgewerkt. Toen hij het schilderij in het museum gisteren onderzocht, kon hij geen spoor 6
PDF
Blad 
 van 2380
Records 11771 tot 11775 van 11897