© ©
- DE VERVLAAMSCHDNG = DER GENTSCHE HOOGESCHOOL.
© ©
Mk. KRANS VAN CAUWELAERT.
CAMILLE HEYSMANS.
Mk. LOUIS FRANCK.
Onder al de vrije volkeren is er slechts één enkel, dat niet in het bezit is van een Hoogeschool waar het onderricht in de moedertaal wordt verstrekt en dat is het Vlaamsche volk. Over het onrechtvaardige van een dergelijken toestand zullen wij hier niet uitweiden en evenmin zullen wij den nadruk leggen op de schade die daardoor op verstandelijk, zedelijk zoowel als stoffelijk gebied aan dat volk wordt toegebracht.
Reeds in het verslag dat in 1858 door de zoogenaamde Vlaamsche Grievencommissie werd uitgebracht. -.... die bij
Koninklijk besluit was ingesteld om de verschillende bezwaren van het Vlaamsche volk in taalopzicht te onderzoeken, — werd op die leemte gewezen. Doch veel jaren zouden er nog verloopen alvorens dat belangrijke vraagstuk op het programma van de Vlaamsche Beweging zou worden geplaatst. Wel werd van tijd tot tijd op de noodwendigheid van een Vlaamsche Hoogeschool voor het Vlaamsche volk gewezen, — dat deed c. a. de voor een paar jaar overleden Vlaamschgezinde volksvertegenwoordiger Edward Coremans in een rede welke hij in de Kamer in 1889 uitsprak, — maar het zou tot 1896 duren, vooraleer het punt aan een ernstig onderzoek zou worden onderworpen. Op het 23e Nederlandsch taal- en letterkundig Congres in dat jaar te Antwerpen gehouden, werd op voorstel van den heer Pol de Mont een Commissie benoemd, die voor opdracht kreeg om na te gaan welke de beste wijze zou zijn om het Vlaamsche volk in het bezit van een Hooger Onderwijs in de Nederlandsche taal te stellen. Voorzitter van die Commissie was Dr. Ma# Rooses en SecretarfS-verslaggever Dr. Julius Mac Leod, hoogleeraar te Gent. Het jaar daarop reeds werd het verslag der Commissie in het licht gegeven; dit voorzag hetgeen men genoemd heeft, de trapsgewijze ver-vlaamsching der Gentsche Hoogeschool. Dit stelsel kwam op het volgende neer : te beginnen met een zekeren datum, door de wet vast te stellen, zouden de hoogleeraars dier Universiteit uitgenoodigd, maar niet gedwongen worden om in de Nederl. taal te doceeren, maar telkens als een leeraar aftrad of stierf zou hij vervangen worden door iemand die uitsluitend onderlicht door middel van de Nederlandsche taal zou verstrekken. In dat stelsel, en dat was het zwakke punt, bleven de technische scholen buiten beschouwing. Daaraan zou niets veranderd worden. Alleen enkele leergangen van practischen aard zouden worden ingericht, om den Belgische ingenieurs een zekere kennis van 't Nederl. bij te brengen wat hun zou toelaten met Vlaamsche werklieden om te gaan.
Intusschentijd hadden ook de Vlaamschgezinde studenten niet stil gezeten. Het bekende Studentengenootschap ,,'t Zal wel Gaan” van Gent had in 1897—98 een referendum ingericht over de wenschelijkheid en de mogelijkheid om een Nederl. Hoogeschool in België te stichten. Het vraagstuk was voor de rechtbank van de openbare meening op dat oogenblik nog zóó nieuw, dat het nog van een principieel standpunt moest worden beschouwd en het goede recht
van het Vlaamsche volk op het bezit van een Hoogeschool in eigen taal nog moest worden betoogd.
Sedert dien hebben de studenten, zoowel liberale als katholieke, zich beijverd om het denkbeeld ingang te doen vinden. Van 1899 tot 1905 werden door hen zes Congressen voor de vervlaamsching der Gentsche Hoogeschool ingericht. Een flinke propaganda werd door hen op touw gezet om het eigenlijke volk het belang van een Nederlandsche Universiteit te doen beseffen en talrijke meetings werden door hen belegd. In 1910, ter gelegenheid van den vijf en zeventig jarigen verjaardag van het bestaan der Katholieke Hoogeschool te Leuven, trokken een 600 tal Vlaamschgezinde studenten van die Universiteit, onder het zingen van „Wij eischen een Vlaamsche Hoogeschool”, voorbij de tribuun waar de overheden, de hoogere geestelijkheid van het land en haar vreemde uitgenoodigden zich bevonden. Die betooging was des te-welsprekender, daar weinige jaren vroeger, in een berucht geworden brief, de bisschoppen van België zich tegen een hooger onderwijs door de moedertaal hadden uitgesproken. Sindsdien is er wel kentering gekomen in die kringen en in 1911 werden aan de Universiteit te Leuven zelve een aantal leergangen door middel van onze taal gedoceerd. Over het verzet dat zelfs in zekere, gelukkig weinig talrijke, Vlaamschgezinde kringen tegen de oplossing door de Hoogeschoolcommissie voorgesteld, ontstond, zullen wij niet uitweiden.
Een nieuw onderzoek van het vraagstuk drong zich op en in 1907 werd aan de Commissie van 1896, maar nu aangevuld en uitgebreid, verzocht om het punt nogmaals ernstig te bestudeeren. Dr. Max Rooses leidde, zooals in 1896, haar werkzaamheden, en het was de heer Lodewijk de Raet, die als haar verslaggever optrad De uitkomsten van dat onderzoek werden neergelegd in het lijvige werk, dat in 1909 onder den titel: „Vlaamsche Hoogeschoolcommissie Verslag over de vervlaamsching der Hoogeschool van Gent” verscheen Als hoofdpunten van dit verslag moeten worden aangestipt: 1°. dat de vervlaamsching der polytechnische scholen als een noodzakelijk iets werd onder de oogen gezien; 2°. dat de vervlaamsching dér Gentsche Hoogeschool op een andere trapgewijze manier zou plaats hebben dan in het eerste verslag was voorzien. Men zou n.1. naast de bestaande Fransche leergangen in iedere faculteit en in de polytechniek Nederl. leergangen inrichten, te beginnen met het eerste studiejaar, om aldus geleidelijk op te klimmen. De Fransche leergangen zouden worden afgeschaft, bij het verdwijnen van de hoogleeraars daarmee belast.
Een wetsontwerp, in dien zin opgemaakt, werd bij de Kamer van Volksvertegenwoordigers ingediend en zal, naar men hoopt, binnen kort in bespreking worden genomen.
Nadat de Vlaamsche Hoogeschoolcommissie zich van wat men zou kunnen noemen, haar studietaak had gekweten, werd haar de leiding van de propaganda voor de verwezenlijking van het plan opgedragen.
Daartoe was in de eerste plaats geld noodig; met dat
doel kwam het Vlaamsche Hoogeschoolfonds tot stand. In enkele jaren bedroeg het ongeveer 40.000 francs. Onder de giften die toekwamen was er een van 10.000 francs en een van 5.000 francs.
Vervolgens werd het noodig geacht om een orgaan in het leven te roepen, dat geregeld het goede recht op een Nederl. hooger onderwijs en de mogelijkheid daarvan, — want dit laatste is in België nog steeds noodwendig, — zou aan-toonen. Daarvoor zorgt het maandblad van de Commissie, ,,De Vlaamsche Hoogeschool”, dat niet alleen een getrouw overzicht geeft van de beweging ten voordeele van de zaak, maar dat ook bij voortduring op den hoogen stand wijst dien de hoogere studiën in Nederland innemen en op de groote plaats van deze in de wereldwetenschap.
Bovendien werd gepropagandeerd heel het Vlaamsche land door. Die propaganda werd ingeluid door de schitterende volksmeeting, die den 18den December 1910 te Antwerpen, ten aanzien van 5000 personen plaats had, en waar drie gezaghebbende volksvertegenwoordigers, de heeren Franck, van Cauwelaers en Camille Huysmans, namens de liberalen, de katholieken en de socialisten, hun onverdeel-bare eensgezindheid ter zake de vervlaamsching van de Gentsche Hoogeschool kwamen verkondigen. Deze meeting en vooral het optreden van de drie „Kraaiende hanen”, zooals men ze genoemd heeft, verwekte grooten in druk in het land, bij vrienden zoowel als bij vijanden.
Zij werd het uitgangspunt van talrijke andere soortgelijke vergaderingen in steden en in dorpen. Propagandacommistiss kwamen in verscheidene plaatsen tot stand en week aan week gingen sprekers het goede woord verkondigen en het volk aantoonen welke groote intellectueele en ook stoffelijke belangen het bij het bestaan van een hooger onderwijs in de Nederl. taal had.
Een groot volkspsttttonnsmsnt wer d door het „Nationaal Vlaamsch Verbond” ingericht. Op dit oogenblik werden reeds 100.000 handtekeningen verzameld. Anderzijds zorgde de „Vlaamsche Hoogeschoolcommissie”, die feitelijk een uitvloeisel is van het „Algemeen Nederlandsch Verbond”, er voor om handteekeningen van gestudeerden bijeen te krijgen ten voordeele van de bewuste hervorming.
Ook de fransebsprekende Belgen trachtte men te bereiken en te overtuigen van het rechtvaardige van de zaak. Met het oog daarop werd het verslag van de Vlaamsche Hoogeschoolcommissie in het Fransch vertaald en ook een Fransche vertaling van de beknopte samenvatting in het licht gegeven en in talrijke exemplaren verspreid.
Op het oogenblik staat de zaak zoo dat zelfs de vijanden van het vraagstuk van het principe van een Nederl. Hoogeschool in België gewonnen zijn. De strijd gaat nu alleen om de vraag of het de Gentsche Hoogeschool is die dient te worden vervlaamscht. Voor de Vlaamschgezinden is dit de eenig mogelijke oplossing. Ook die oplossing is het juist welke hardnekkig door hun tegenstanders wordt bestreden.
|